Skip to ContentSkip to Navigation
Expertisecentrum In the LEAD
Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Expertisecentrum In the LEAD Blog
Header image In the LEAD

En de winnaar is…: “We willen hier geen chaos”

Datum:16 maart 2017
Auteur:Janka Stoker en Harry Garretsen
Asscher en Rutte
Asscher en Rutte

Het thema ‘leiderschap’ heeft bij de verkiezingen en de uitslag een grote rol gespeeld. Er zijn winnaars en grote verliezers, en we kijken allemaal naar de aanvoerders van de partijen om de uitkomsten te verklaren. Nu het eerste stof is neergedaald, is het een goed moment voor de analyse van dat leiderschap. Daarvoor gaan we terug naar een artikel dat wij schreven bij de start van het kabinet Rutte-II in het najaar van 2012. In ons opiniestuk in Trouw ging het over het experiment dat de VVD en de PvdA aangingen, door een zogenaamd ‘positief uitruilmodel’ te hanteren. Om onszelf te citeren: “in dit model gunnen de partijen elkaar een onderwerp waar zij zelf liever van af waren gebleven (inkomensafhankelijke zorgpremie, versobering WW). Daarbij wordt een transactionele werkwijze gehanteerd: bij het uitruilen lijdt elke partij grote schade, maar het levert beide partijen ook iets op.” Dit positieve uitruilmodel staat haaks op het meer traditionele, passieve uitruilmodel dat meestal wordt gehanteerd in coalitieregeringen, en waarbij de gevoelige thema’s juist worden vermeden. Naar onze mening kon een dergelijk experiment alleen maar slagen als er een echt overkoepelend ‘verhaal’ bij te vertellen was, waarom deze drastische ingrepen en hervormingen nodig waren. We benoemden dit als de behoefte aan zogenaamd ‘transformationeel’ leiderschap, waarbij een groter, gemeenschappelijk belang wordt benadrukt, en een gedeelde visie, normen en waarden expliciet worden gemaakt.

Nu, na ruim 4 jaar Rutte II, kunnen we concluderen dat dit experiment weliswaar geslaagd is in termen van gewenste inhoudelijke opbrengsten (geen enkel kabinet heeft zoveel hervormingen doorgevoerd en t de rit bovendien uitgezeten), maar de conclusie is na gisteravond ook dat de partijen en de leiders voor dit experiment niet zijn beloond. En hoewel Rutte weliswaar ook 8 zetels verloor, en het gebrek aan visie hem vaak is verweten, is hij met de VVD wel de grootste partij gebleven. Het is dus vooral de PvdA van Asscher die door de kiezer keihard is afgerekend op dit regeringsbeleid, en het gebrek aan het ‘grotere’ verhaal. De veelgehoorde verklaring is dat de linkse kiezer ook harder heeft geleden onder dit hervormingsbeleid, maar dat klopt niet als je kijkt naar het principe achter het positieve uitruilmodel: beide partijen hebben immers evenveel heilige huisjes opgegeven.

Wij denken dat het verschil tussen het verkiezingsresultaat van de VVD en de PvdA vooral te maken heeft met de verschillende posities die Rutte en Asscher (konden) innemen, en niet zozeer met hun leiderschapskwaliteiten. Rutte kon, als minister-president, veel makkelijker de ‘ervaren staatsman’ zijn tijdens de campagne. Hij kon bovendien op het juiste moment, in het afgelopen weekend tijdens de Turkije crisis, laten zien dat hij daadkrachtig kon optreden. En hij kon in algemene zin, met meer afstand, de verdiensten van dit kabinet benoemen.

Dat was voor Asscher om twee redenen onmogelijk. In de eerste plaats is hij een vakminister, en werd Asscher dus tijdens de campagne sterk geïdentificeerd en door journalisten voortdurend geconfronteerd met zijn beleid en hervormingen als minister van Sociale Zaken. Bovendien werd Asscher pas op een zeer laat moment in stelling gebracht als vervanger van Samsom, de architect van het kabinet. Weliswaar is Asscher niet de bedenker van het uitruilmodel, maar als vice-premier was hij net zo verbonden aan dat – in de ogen van veel teleurgestelde PvdA-kiezers – vermaledijde kabinet als de vervanger van Samsom. Asscher zat dus tijdens de campagne in een enorme spagaat. Hij worstelde tussen enerzijds het benadrukken dat hij een ervaren bestuurder was met regeringservaring, en anderzijds het voortdurend ook afstand moeten nemen van datzelfde beleid. Deze worsteling zagen we terug in onze eigen analyses van zijn optreden in het Carré-debat. Over de kans van slagen van de wissel Samsom-Asscher schreven wij in september 2015 al dat het vervangen van een leider vooral zin heeft als de nieuwe leider overtuigend een echt andere koers kan varen, en dat was simpelweg onmogelijk voor Asscher, als vice-premier van het kabinet dat zo’n negatief gevoel opriep bij de achterban van de PvdA.

Een andere reden waarom Rutte uiteindelijk toch als winnaar uit de bus is gekomen, is de door hem zelf gecreëerde ‘tweestrijd’ met Wilders. Deze tweestrijd lijkt niet echt op gang te zijn gekomen door het wegblijven van Wilders bij de debatten, en dat is gezien de uitslag geen verstandige strategie geweest van Wilders. Maar ondanks het feit dat die tweestrijd er in werkelijkheid niet kwam, heeft Rutte wel - vooral ook in de laatste dagen - voortdurend benadrukt dat we hier geen Nederlandse Brexit of Nederlandse Trump moesten krijgen: “we willen hier geen chaos”. Kennelijk heeft deze boodschap gewerkt: Rutte als redder de vaderlands tegen het ‘gevaar’ Wilders. Maar deze vergelijking is toch hoogst opmerkelijk, omdat het in Nederland verkiezingen in een coalitiesysteem betreft, dus het ging niet om een ja/nee verkiezing of een keuze tussen twee partijen. Stel dat Wilders de grootste was geworden: ook dan had er altijd nog een coalitieregering gevormd moeten worden. Maar Rutte heeft deze associatie met Trump en Brexit wel heel slim ‘verkocht’: de kans op een grote winst van Wilders en ‘verkeerd’ populisme was aanwezig, dat moest halt worden toegezegd, en we hadden daar de VVD voor nodig. Rutte heeft dus zeer veel baat gehad bij deze strategie, terwijl Wilders uit deze ‘zogenaamde’ tweestrijd juist geen grote munt heeft geslagen.

Tot slot, een van de belangrijkste conclusies die boven deze individuele analyse van leiders uitstijgt, is dat ook deze verkiezingen weer laten zien dat er niet zoiets is als universeel ‘goed’ leiderschap. Uiteindelijk wint de partij die op dat moment, en in die specifieke situatie een leider heeft die effectief is. Asscher heeft ontegenzeggelijk leiderschapskwaliteiten, heeft het als minister in een lastige coalitie goed gedaan, kan uitstekend debatteren, maar was niet de juiste leider op het juiste moment. Daarentegen bleek bijvoorbeeld iemand als Jesse Klaver, met zijn jonge, nieuwe elan en inspiratie voor verandering, een perfecte leider voor Groen Links. En soms helpen de omstandigheden dus een handje, of kun je als leider aan de macht de omstandigheden net iets meer naar je hand zetten - door op cruciale momenten leiderschap te kunnen tonen, zoals Rutte deed afgelopen weekend in de Turkije-crisis. Doordat het succes of falen van politiek leiderschap ook in Nederland vooral afhankelijk is van de omstandigheden, is de winnaar van vandaag met evenveel gemak de verliezer van morgen en vice versa. We moeten het effect van leiderschap dus vooral niet teveel romantiseren (Meindl, Ehrlich & Dukerich, 1985) – laat dat een troost voor Asscher zijn.  

 

Referenties

Harry Garretsen, Janka Stoker, “De gevoelstemperatuur van de lijsttrekkers gemeten”, Me Judice, 9 maart 2017.

Meindl, J. R., Ehrlich, S. B., & Dukerich, J. M. (1985). The romance of leadership. Administrative science quarterly, 78-102.

Janka Stoker & Harry Garretsen, Rutte zou baat hebben bij een andere leiderschapsstijl, Trouw, 15 november 2012.

Janka Stoker, Harry Garretsen, “Keer je het politieke tij met een nieuwe leider? Lessen uit de kleedkamer en directiekamer”, Me Judice, 18 september 2015.