Skip to ContentSkip to Navigation
Centre of expertise In the LEAD
Faculty of Economics and Business
Centre of expertise In the LEAD Blog
Header image In the LEAD

Coronavirus legt een nieuwe bom onder de euro

Datum:02 april 2020
Coronacrisis in de EU
Coronacrisis in de EU

De ontwerpfout bij de euro bleek bij de vorige crisis en toont zich nu weer: er ontbreekt een schokdemper, betogen hoogleraren economie Steven Brakman en Harry Garretsen.

Door: Steven Brakman en Harry Garretsen (beiden hoogleraar economie aan de RUG). Dit artikel is gepubliceerd op volkskrant.nl op 1 april 2020.

Het coronavirus brengt ons niet alleen een ongekende gezondheidscrisis, het is ook de voorbode van economisch zwaar weer. Hoe groot over pakweg een jaar het negatieve effect van de corona­crisis op de economie zal blijken te zijn, is op dit moment volstrekt onduidelijk. Dit neemt niet weg dat het zeker in EU-verband verstandig is nu alvast te bezien wat de gevolgen van de coronacrisis zijn. De brief van de meer dan zestig Nederlandse economen eerder deze week in deze krant hamert terecht op de ­solidariteit die het noorden van de EU, lees ook Nederland, nu moet ­tonen met de zuidelijke lidstaten. Wij denken dat het probleem zelfs dieper graaft en het voortbestaan van de euro in het geding is.

Een belangrijk probleem dat in de nasleep van de coronacrisis ongetwijfeld weer de kop zal opsteken, is namelijk de houdbaarheid van de euro. Net als in 2010, toen na de financiële crisis van 2008 bleek dat Griekenland niet langer in staat was de staatsschuld af te lossen, zal in landen als Spanje, Italië en ook Griekenland, de staatsschuld zodanig groot en de ­recessie dusdanig diep zijn, dat het onduidelijk is of de schuld nog beheersbaar is. Dat die schulden als gevolg van de coronacrisis op­lopen, kan deze landen niet worden aangerekend, al helemaal niet omdat zij juist relatief zwaar getroffen zijn. Toch zullen financiële markten zich, evenals bij de eurocrisis van 2010, weer gaan afvragen hoe houdbaar de euro nog is met zuidelijke lidstaten waar overheidsfinanciën zo uit het lood zijn. De achilleshiel van het huidige eurosysteem zal dan wederom duidelijk worden.

Ontwerpfout

De kern van het europrobleem schuilt in een fundamentele ontwerpfout. In het Stabiliteits- en GroeiPact (SGP), opgesteld bij de invoering van de euro, stonden de overheids-­financiën centraal. Afgesproken werd de omvang van de nationale staatsschulden en financieringstekorten beperkt te houden. Belangrijke maatregelen, maar er werd niet bedacht dat het verlies van de ­nationale valuta en daarmee het wisselkoersinstrument moest worden gecompenseerd met een ander aanpassingsinstrument. Voordat de euro werd ingevoerd, kon een land re- of devalueren, zodat bij een uiteenlopende economische ontwikkeling de onderlinge concurrentieverhoudingen hersteld konden worden. Deze wisselkoersaanpassingen boden weliswaar slechts tijdelijk soelaas, maar spanningen hadden een uitweg.

Door de invoering van de euro is dit wisselkoersinstrument als aanpassingkanaal opgegeven, zonder dat er een alternatieve schokdemper voor in de plaats kwam. Dat leidde in 2010 tot grote problemen in ‘euroland’. En als we niet uitkijken, legt het corona-­virus een nieuwe bom onder de euro.

Indien, zoals nu dus weer dreigt, de economische ontwikkelingen tussen de eurolanden niet alleen verstoord zijn, maar, belangrijker nog, onderling sterk uiteenlopen, zijn er bij afwezigheid van het wisselkoersventiel drie alternatieve schokdempers.

De eerste is de weg van de loon- en prijsaanpassingen waarbij eurolanden zoals Italië en Spanje de lonen en prijzen relatief moeten laten dalen en landen als Nederland en Duitsland het omgekeerde doen. Maar zoals de Griekse ervaringen uit 2010 laten zien, is dit een zeer moeilijke en ook sociaal-economisch nauwelijks begaanbare route. 

Als loonaanpassingen niet kunnen worden gerealiseerd, zou arbeidsmigratie van zuid naar noord ‘euroland’ een alternatief kunnen zijn. Dit mechanisme is echter in de huidige politieke verhoudingen verre van populair. Voor de coronacrisis leek men in de EU eerder in de richting van verdere migratiebeperkingen te bewegen. De coronacrisis versterkt deze anti-immigratie­gevoelens eerder dan dat versoepeling wordt overwogen. 

Er resteert dan slechts de derde ­optie: financiële of inkomensoverdrachten tussen de eurolanden, in dit geval van noord naar zuid. Met de huidige anti-Europese sentimenten is dit een moeilijke weg, maar onontkoombaar als we de euro en wellicht zelfs de EU in stand willen houden. Samen in een muntunie willen zitten, betekent ook de bereidheid schokken die het ene land meer of anders treffen, zoals nu, gezamenlijk opvangen. Griekenland werd in 2010 gedwongen eenzijdig hard en lang te saneren. Het land had te weinig medestanders om een ander beleid af te dwingen. Deze keer zal dit anders zijn. Een groot deel van het euro­gebied zal door coronacrisis tegen enorme staatschulden en een zeer diepe recessie aankijken en zich collectief niet tot water en brood ­laten veroordelen door het noordelijke deel van euroland.

Overleven

Wil de euro overleven, dan zullen links- of rechtsom meer transfers of risicodelingen plaats moeten vinden tussen noord en zuid. Dat kan enigszins verhuld via de (risico)spreiding van de financiële lasten via Euro-obligaties of rechtstreeks via het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), zoals onlangs op volkskrant.nl door ­Arnoud Boot en Dirk Schoenmaker (Columns & Opinie, 26 maart) is bepleit. Maar dit zijn uitvoeringen van hetzelfde basisidee: een systeem dat ongelijkheden tussen de eurolanden beperkt. Zijn landen als Nederland daartoe niet bereid dan is de sombere conclusie dat de toekomst van de euro op het spel staat. En met de euro ook de EU. Bij de vorige eurocrisis in 2010 is de ontwerpfout van de euro niet gerepareerd. Laten we deze keer niet dezelfde fout maken. Een goed ontworpen transfersysteem is dus niet alleen een teken van saamhorigheid, waarvan momenteel terecht veel sprake is, maar domweg noodzakelijk in een muntunie.

Follow us onlinkedin