Skip to ContentSkip to Navigation
Expertisecentrum HRM&OB
Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Expertisecentrum Human Resource Management & Organisational Behaviour Blog
Header image Expertisecentrum

Bereidheid tot vaccinatie valt goed aan te moedigen met morele argumenten

Datum:10 november 2021
Auteur:Laetitia Mulder
Bereidheid tot vaccinatie valt goed aan te moedigen met morele argumenten
Bereidheid tot vaccinatie valt goed aan te moedigen met morele argumenten

In de COVID-19 crisis lijkt het nut van vaccinatie actueler dan ooit. Veel werkgevers worstelen met de vraag in hoeverre ze vaccinatie onder hun personeel moeten aanmoedigen, en hoe ze dat het beste kunnen doen. Maar al vóór de COVID-19 crisis was dit een heet hangijzer, vooral in de gezondheidszorg. De griepepidemie in 2018 zorgde, naast een record-oversterfte sinds de eerste meting in 2009, voor overbelaste ziekenhuizen en ziekteverzuim onder zorgpersoneel. Tegelijkertijd is maar 13-28% van het zorgpersoneel in zorginstellingen tegen de griep gevaccineerd (RIVM https://www.rivm.nl/griep-griepprik/zorg/vaccinaties/elkjaar). Hoewel de griepvaccinatie minder effectief is dan vele andere vaccins (zoals de vaccins tegen COVID-19), verlaagt deze wel degelijk de kans dat iemand geïnfecteerd wordt en de kans dat diegene anderen besmet. Als al het zorgpersoneel de griepprik zou nemen zouden epidemieën kunnen worden voorkomen, ziekenhuizen niet overbelast raken en minder patiënten doodgaan. Genoeg reden dus dat zorginstellingen hun werknemers aanmoedigen om de griepprik te nemen.

Maar hoe doe je dat? Een prominente reden waarom zorgverleners zich niet tegen de griep vaccineren is dat ze denken dat ze toch nooit griep krijgen en als ze dat wel krijgen, ze dat als ongevaarlijk beschouwen. Ze zien weinig persoonlijke redenen om zich te laten vaccineren. Echter, vaccinatie heeft ook een morele kant. Vaccinatie verlaagt de kans dat je zelf besmet raakt en anderen besmet. Daarmee help je een epidemie voorkomen. De vraag is in hoeverre mensen over de streep te trekken zijn door dit argument. Met andere woorden: kan een moreel appel griepvaccinatie verhogen? Dit is wat ik onderzocht heb in samenwerking met Mariette Lokate, deskundige infectiepreventie aan het UMCG. 

De vraag ‘kan een moreel appel griepvaccinatie verhogen?’ onderzochten we aan de hand van een veldexperiment onder ziekenhuispersoneel. In een nieuwsbrief vlak voor de griepvaccinatie-campagne in een ziekenhuis werden alle medewerkers opgeroepen een vragenlijst in te vullen. Er waren 1289 respondenten die de gehele vragenlijst invulden, waarvan 50% toestemming gaf zijn/haar griep-vaccinatiegegevens te delen. Ergens in de vragenlijst werden sommige respondenten blootgesteld aan een moreel appel, en anderen niet. In dit morele appel werd uitgelegd dat het vaccineren tegen de griep bijdraagt aan het beschermen van anderen. En dat het de kans verkleint dat je anderen besmet, zoals kwetsbare patiënten (die daardoor langer in het ziekenhuis moeten blijven of zelfs doodgaan), maar ook collega’s (die op hun beurt weer anderen kunnen besmetten). Ook werd gewezen op het tekort aan ziekenhuispersoneel als teveel mensen besmet raken wat extra problematisch is bij een hoge bedbezetting tijdens een epidemie. De respondenten die niet werden blootgesteld aan een moreel appel (de controlegroep) kregen dit allemaal niet te lezen. De week daarop vond de griepvaccinatie-campagne plaats waarin al het ziekenhuispersoneel zich kon laten vaccineren tegen de griep.

Het moreel appel bleek een bescheiden, maar relevant effect te hebben. Van de controlegroep lieten 60% zich vaccineren, terwijl van de respondenten die aan de morele argumenten waren blootgesteld, 67% zich liet vaccineren. Dit is een toename van 11%. Bij verpleegkundigen had het moreel appel een nog sterker effect: daar steeg de vaccinatiegraad van 65% naar 84%. Dit effect trad ook op bij mensen die zich voorheen nog nooit hadden laten vaccineren.

Dit onderzoek laat dus zien dat het zin heeft om morele argumenten te gebruiken om mensen over te halen tot vaccinatie. Echter, dat wil niet zeggen dat elk soort moreel appel effectief zal zijn. Onderzoek binnen andere domeinen laat zien dat een moreel appel ook beschuldigend en averechts kan werken waardoor mensen in het defensief schieten en niet open staan voor de boodschap. Om dit te voorkomen, gebruikte het appel in dit onderzoek de termen “moreel” en “sociaal” niet, maar legden we feitelijk uit wat de consequenties voor anderen waren als je je vaccineerde. Het appel beschreef de positieve consequenties van wel vaccineren, in plaats van de negatieve consequenties van niet vaccineren. Hierdoor werd dus niet gecommuniceerd “je bent immoreel als je je niet laat vaccineren” maar juist “als je je wel laat vaccineren, voorkom je het besmetten van anderen” waarin de lezer zelf de ruimte had om te concluderen dat het een morele keuze was. In die zin moraliseerde de boodschap vaccinatie wel degelijk, maar op een impliciete manier.

Ik zou daarom werkgevers die de vaccinatiegraad van werknemers willen verhogen, willen adviseren om niet bang te zijn de sociale redenen om te vaccineren te communiceren, maar wel een vorm te kiezen waarbij mensen niet worden terecht gewezen. Zo kun je bijvoorbeeld wat betreft de COVID-19 vaccinatie uitleggen dat het vaccineren de kans vermindert dat je besmet wordt en anderen besmet. En dat je daarom bijdraagt aan: het gezond houden van kwetsbare anderen voor wie de vaccinatie niet voldoende effectief is; aan het voorkomen van een overbezetting en wachtlijsten in ziekenhuizen; en aan het kunnen loslaten van maatregelen die we allemaal onprettig vinden zoals het dragen van mondkapjes. Hierdoor zal vaccinatie wat minder worden gezien als een persoonlijke en meer als een sociale keuze en daardoor sommige twijfelaars over de streep trekken.

Dr. L.B. (Laetitia) Mulder (l.b.mulder@rug.nl) is Universitair Hoofddocent op het Vakgebied Human Resource Management & Organizational Behavior, met specifiek expertise op het gebied van moraliteit, (on)ethisch gedrag, regels en normen in organisaties, de communicatie van sancties en effecten daarvan op het gedrag.