Skip to ContentSkip to Navigation
Rijksuniversiteit Groningenfounded in 1614  -  top 100 university
Over ons Faculteit der Letteren
Header image Uit de collegebank geklapt

High five, boks, bunny

Datum:02 december 2025
Bachelorstudent NTC Pien Wassenaar
Bachelorstudent NTC Pien Wassenaar

Het was een normale zondag toen ik op visite ging bij mijn neefje en nichtje. Na een lange tijd zagen we elkaar ein-de-lijk, want ik moest zo nodig in de studentenstad Groningen gaan wonen. Op die zondag werd ik door mijn eenjarig nichtje begroet met: “Hallo tante Pien”. Mijn geluk als grote tante kon niet op; ze had drie nieuwe woordjes geleerd in die twee weken dat ik niet bij hen was geweest. Maar hoe kan het dat kinderen het woordje “da” al snel verruilen voor korte zinnetjes, zoals “Hallo tante Pien”? 

Van horen naar zeggen

In mijn tweede jaar van de studie Nederlandse Taal en Cultuur volgde ik het vak Taalverwerving Nederlands. In deze cursus leerde ik hoe kinderen door middel van imiteren en experimenteren een taal leren. Wanneer kinderen tussen de 13 en 18 maanden oud zijn, is er sprake van een vocabulairespurt: de periode waarin kinderen snel en veel nieuwe woorden leren en gebruiken. Ze koppelen vanaf dat moment woorden aan concrete dingen in hun omgeving. Het toekennen van woorden aan objecten verloopt niet altijd vlekkeloos. Eenjarige kinderen verwachten bijvoorbeeld dat het woord ‘auto’ naar alle objecten met wielen verwijst. Deze overextensie, van onder andere het begrip ‘auto’, waarbij zelfs een bus een ‘auto’ is, laat zien dat sommige eenjarige kinderen nog niet weten welke objecten wel en welke niet tot een begrip behoren. Deze overextensie van betekenis vindt plaats wanneer kinderen tussen de één en tweeënhalf jaar oud zijn. 

Bij taalverwerving wordt er een onderscheid gemaakt tussen de taal die kinderen horen, de taalinput, en de productie van hun eerste woordjes, de taaloutput. Kinderen luisteren in het begin veel naar wat er in hun omgeving wordt gezegd. Het lijkt misschien alsof zij nog niet bezig zijn met een taal leren, maar in hun kleine hoofdje worden gesprekken al volop geanalyseerd en geoefend. Mijn nichtje hoorde haar ouders altijd “tante Pien” zeggen, waardoor zij dit uiteindelijk zelf heeft toegevoegd aan haar taaloutput. Met andere woorden, de taal die een kind in het dagelijkse leven hoort, speelt een belangrijke rol in de vorming van diens eerste woordjes. Dit betekent ook dat ik op mijn eigen taalgebruik moet letten, waarbij mijn “studententaal” niet altijd geschikt is. Toen ik mijn neefje een keer “een grappenmaker” noemde, kwam het te pas en te onpas in iedere zin van hem terug. Dat hij de betekenis ervan nog niet begreep, was duidelijk, want zelfs zijn knuffelkonijn was sindsdien “een glappenmakker”.  


Varken en Spek

Kinderen zijn ook snel vaardig in het verwerven van polysemie. Polysemie is een taalkundig begrip dat inhoudt dat één woord meerdere gerelateerde betekenissen heeft, bijvoorbeeld het woord ‘kip’ dat zowel verwijst naar het dier op de kinderboerderij als naar het voedsel wat in de koeling van de supermarkt ligt. Dat kinderen snel goed zijn in het leggen van verbindingen zag ik ook terug bij mijn neefje. Mijn neefje heeft veel liefde voor allerlei dieren: paarden, kippen en ook varkens. Het was dan ook geen verrassing dat hij gehecht raakte aan een varken genaamd Spek. Het woord “Spek” verwijst doorgaans naar het vlees dat we eten, maar in dit geval is het ook de naam van het varken. Degene die deze naam met een dubbele betekenis heeft bedacht, is waarschijnlijk “een glappenmakker”. Iedere week ging mijn neefje samen met zijn moeder Spek eten geven totdat hij werd geslacht. Een aantal weken later zei mijn neefje dat hij de boerenkool met spekjes niet kon opeten, omdat hij het te zielig vond voor Spek. Dat er een geboren vegetariër in mijn neefje zit, is nog de vraag, maar dat hij de polysemie van het woord “varken” begrijpt, is één ding wat zeker is.

Van trampoline naar taalwonder

Opvallend is dat kinderen sneller en gemakkelijker een taal verwerven dan volwassenen. Ik sta er iedere keer versteld van hoe mijn neefje en nichtje woorden produceren uit andere talen. Afgelopen zomer was ik samen met hen aan het springen op de trampoline. Na een kleine pauze van het lachen, gieren, brullen, zei mijn neefje plotseling: “Kijk ik geleerd: high five, boks, bunny”, terwijl hij de gebaren synchroon meedeed. Mijn neefje had zijn vader deze zin horen zeggen, waardoor hij in een korte periode drie Engelstalige woorden aan zijn vocabulaire had toegevoegd. Dat kinderen gemakkelijk een tweede taal kunnen leren, komt door de kritieke/gevoelige periode, oftewel de Critical Period Hypothesis. Volgens deze hypothese verwerf je een tweede taal beter wanneer je hem voor de pubertijd (de kritieke periode) leert. Binnen deze periode vindt er in de hersengebieden, die betrokken zijn bij de taalverwerking, een andere activatie plaats. Het brein is op dat moment gevoelig voor taalinput en neemt gemakkelijk nieuwe woorden op.

Ik ben nieuwsgierig naar het tempo waarin mijn neefje en nichtje nog meer nieuwe woorden en uitdrukkingen gaan leren. Wie weet kom ik volgende week bij hen op visite en word ik begroet met “Coucou tata Pien, tu nous as manqué”. 

Reacties

Reacties laden...
Deel dit Facebook LinkedIn