Dag van een student Nederlands in de universiteitsbibliotheek tijdens de tentamenperiode
Datum: | 01 juli 2025 |

Pas sinds kort heb ik het studeren in de Universiteitsbibliotheek (UB) ‘ontdekt’. Daarvoor studeerde ik thuis of in de Harmonie. En ik moet zeggen: het is een ervaring op zich. Vooral tijdens de tentamenperiode. Als student Nederlands heb ik geleerd om met de blik van een schrijver om me heen te kijken (zie hiervoor voor mijn blog over natuurschrijven). Er valt me daarom een hoop op als ik een dag aan het werk ben.
9:00
Ik zet mijn fiets in de nog lege fietsenrekken. Aan het eind van de middag zal ik mijn lichaam in de gekste bochten moeten wringen om hem er weer uit te halen. Maar dat is een probleem voor later. Binnen in de UB is het nog rustig. Eén voor één druppelen de eerste studenten naar binnen. Bij de afvalbakken staan twee medewerkers. Ze verbazen zich over de vele frisdrankblikjes die ernaast liggen, nog van gisteravond. ‘Er zijn hier toch geen zwervers?’ vraagt de een chagrijnig terwijl de ander een vuilniszak open schudt. Ik loop door en check in bij de tafel die ik heb gereserveerd voor vandaag. Ik open mijn laptop en ga aan het werk.
In de hoek leg ik mijn schrijversdagboekje. Voor vandaag heb ik me voorgenomen om daarin zoveel mogelijk interessante dingen te noteren voor deze blog. Ik heb nog geen idee wat voor blog het gaat worden, of waar ik vandaag op ga letten. Het belangrijkste is dat ik me laat verrassen en mijn ogen openhoud. Dan vallen me vanzelf details op, details die me misschien niet opvallen als ik naar wat specifieks zoek.
10:30
Ik kijk op. De helft van de studieplekken is bezet. Niemand praat of fluistert. Er klinkt wel aanhoudend het geluid van krakende stoelen. Sommige studenten zijn hard aan het studeren. Anderen zitten onderuitgezakt, te kijken op hun telefoon. Ze gapen om de haverklap, wrijven in hun slaperige ogen. Overal snif, snif, snif. Het is tenslotte lente geworden.
Ik was laat met reserveren, dus heb helaas een plek aan het gangpad. Vlakbij zit een deur waar om de zoveel tijd een medewerker haar pas scant (‘piep’) en met een paar boeken onder de arm naar binnen gaat. Links van mij heeft iemand plaatsgenomen. Tenminste, ze kwam aanlopen, zette haar handtas op haar stoel en liep meteen weer weg. Mensen laten echt alles liggen als ze weglopen! Pas net is ze teruggekomen. Ze zit nu op Insta te scrollen.
12:30
Ik besluit te pauzeren. Even naar buiten. Het is al druk op het bordes van het Academiegebouw, tegenover de UB. Groepjes studenten zitten van het zonnetje te genieten. De gespreksflarden die ik in het voorbijgaan meekrijg zijn steeds studiegerelateerd. Ik heb afgesproken met een vriendin om daar te lunchen. We zijn alleen nogal gaar van het studeren, dus een levendig gesprek komt er niet van. We eten onze gesmeerde boterhammen op en maken een plan om na de tentamenweek eens goed bij te praten. Dan gaan we weer uiteen, terug naar onze studieplek.
14:30
Rechts komt een andere studente zitten. Ze eet uit een zak walnoten en maakt scheikundige formules op haar tablet. Dat vind ik wel leuk van de UB. Het is een van de weinige plekken waar alfa’s en bèta’s samenkomen. De scheikundige heeft een koptelefoon op en ik kan de muziek horen: up tempo hiphop.
Ik neem weer pauze en loop naar het dakterras op de tweede verdieping. Naarmate de dag vordert, wordt het daar steeds drukker. Ook nu zijn de tuinbanken al bezet. Het valt mijn schrijversblik op dat om de zoveel meter niet-rokenbordjes hangen. Rondom liggen allemaal peuken. Dit is interessant. Ik pak mijn notitieblok en schrijf: ‘Studenten maken hier zelf de regels’.
16:00
Mijn hoofd is zwaar en warm. Ik heb gereserveerd tot 17:00, maar dat was optimistisch gedacht. Ik ruim mijn spullen op en loop naar de hoofdingang, waar ik een studiegenoot zie zitten. Ik twijfel even of ik nog zin heb in sociale interactie. Dan stap ik toch op hem af.
‘Ga je al naar huis?’ vraagt hij.
‘Ik ben hier al de hele dag’, mompel ik vermoeid. ‘Blijf jij nog lang?’
‘Tot twaalf’, zegt hij met een flauwe grijns.
‘In de nacht? Ik wist niet dat de UB tot zo laat open is.’
‘Met de tentamenperiode wel.’ Hij wrijft afwezig over zijn achterhoofd. ‘Nee man, ik moet me hier wel opsluiten. Ik heb een hertentamen en dat is geen grap.’
Ik wens hem succes. Ik loop naar buiten en maak me klaar om mijn fiets uit de zee van andere fietsen te bevrijden. In mijn broekzak voel ik mijn schrijversdagboekje. Die is weer goed gevuld.
Reacties
