Partijgeschiedenis
Het ontstaan van GroenLinks was het resultaat van de fusie van de Communistische Partij van Nederland (CPN), de Evangelische Volkspartij (EVP), de Politieke Partij Radikalen (PPR) en de Pacifistisch-Socialistische Partij (PSP). Deze vier linkse partijen van verschillende herkomst waren in de jaren tachtig geleidelijk naar elkaar toe gegroeid. Voor de verkiezingen van het Europees Parlement in 1984 en 1989 hadden ze gezamenlijke lijsten gevormd onder de naam Groen Progressief Akkoord respectievelijk Regenboog (kandidaten van de EVP deden in 1984 mee op persoonlijke titel). In 1989 werd (met enige moeite) een gezamenlijke lijst onder de naam 'Groen Links' voor de Tweede Kamerverkiezingen ingediend, waarop een aantal partijloze kandidaten stonden zoals de vakbondsleider Paul Rosenmöller. Ook al vielen met name de resultaten van de Kamerverkiezingen tegen – de vier moederpartijen hadden bij de vorige verkiezingen in 1986 samen slechts 0,8% minder stemmen behaald dan de lijst-GroenLinks nu –, de vier partijen besloten toch de fusie door te zetten. In 1991 hieven ze zich op. Kleine groepen uit CPN en PSP weigerden zich aan te sluiten en zetten hun partij onder een nieuwe naam voort (als Nieuwe Communistische Partij– NCPN, respectievelijk PSP'92), overigens zonder veel electoraal succes. Op 24 november 1990 werd GroenLinks (de naam werd tot oktober 1992 niet aan elkaar geschreven) in Den Haag officieel opgericht.
De eerste vier jaar werd GroenLinks politiek geleid door Ria Beckers-de Bruijn, die van 1977 tot 1989 voorzitter van de PPR-fractie in de Tweede Kamer was geweest. In 1993 konden de leden een nieuwe lijsttrekker kiezen. Een kleine meerderheid gaf de voorkeur aan het duo Ina Brouwer en Mohamed Rabbae boven Rosenmöller en Leoni Sipkes. Brouwer was van 1982 tot 1986 fractievoorzitter van de CPN geweest, de in Marokko geboren Rabbae was directeur van het Nederlands Centrum Buitenlanders. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1994 verloor GroenLinks een zetel, waarop Brouwer meteen aftrad als fractievoorzitter. Met 3,5% bereikte de partij een dieptepunt in haar electorale ontwikkeling. Onder leiding van Rosenmöller, die Brouwer opvolgde als fractievoorzitter, voerde de partij krachtig oppositie tegen de paarse kabinetten (Kok I en Kok II) en wist zodoende kiezers te trekken die eerder PvdA of D66 gestemd hadden. De electorale groei vond een voorlopig hoogtepunt in 1999 met 9,9% bij de Provinciale Statenverkiezingen en 11,8% bij de Europese verkiezingen, waarbij overigens bedacht moet worden dat GroenLinks het meestal beter deed bij dit soort ‘second-order elections’ dan bij Tweede Kamerverkiezingen.
De 21e eeuw
Met de moord op Pim Fortuyn in 2002, door een dierenactivist die bekend stond als sympathisant van GroenLinks, begon voor de partij een moeilijke periode. Rosenmöller trad in november 2002 als fractievoorzitter af, mede ten gevolge van de bedreigingen die hij ontving. Het partijcongres koos Femke Halsema tot lijsttrekker voor de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen van januari 2003. Zij was tot 1997 medewerker van het wetenschappelijk bureau van de PvdA geweest, maar in dat jaar overgestapt naar GroenLinks. Hoewel de debatvaardige Halsema een sterke indruk in verkiezingscampagnes maakte, kon zij de electorale teruggang in 2003 en in 2006 niet tot staan brengen. Een forse minderheid van de leden maakte bezwaar tegen haar keuze voor 'vrijzinnig links', dat wil zeggen: een meer liberale opstelling op sociaal-economisch èn sociaal-cultureel gebied. De partijtop zocht een verklaring voor de teleurstellende verkiezingsuitslagen in deze periode in de mediadynamiek en de concurrentie op de linkerflank.
In 2010 behaalde GroenLinks met tien zetels zijn op één na beste uitslag bij Tweede Kamerverkiezingen en nam de partij voor het eerst aan de formatiebesprekingen deel – zij het zonder succes. Halsema nam in december van dat jaar afscheid van de politiek en werd opgevolgd door haar fractiegenote Jolande Sap, die dezelfde koers voorstond. Na de val van het eerste kabinet-Rutte sloot GroenLinks onder Sap het lenteakkoord met VVD, CDA, D66 en ChristenUnie. In dit akkoord werd de nieuwe koers van de partij bekrachtigd: de partij ging akkoord met forse bezuinigingen, nadat dezelfde partijen eerder een politiemissie in de Afghaanse provincie Kunduz hadden gesteund. Hiermee distantieerde de partij zich van het socialistische en pacifistische karakter dat met name in de moederpartijen sterk aanwezig was. In 2012 werd Sap in de aanloop naar de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen uitgedaagd door fractiegenoot Tofik Dibi. Een overweldigende meerderheid van de leden stemde evenwel voor Sap.
De Tweede Kamerverkiezingen 2012 brachten de partij op een nieuw electoraal dieptepunt. Sap trad af als fractievoorzitter en werd (tijdelijk) opgevolgd door oud-PPR-voorzitter Bram van Ojik. Deze maakte in mei 2015 plaats voor Jesse Klaver, die met zijn informele en dynamische stijl veel nieuwe kiezers (en leden) wist te mobiliseren, onder meer door ‘meetups’, informele open bijeenkomsten te organiseren die veel publiek trokken. In Amsterdam kwamen 6000 mensen naar hem luisteren en sprak Klaver de ambitie uit om de grootste partij te worden. Onder zijn leiding bereikte GroenLinks bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2017 een nieuw electoraal hoogtepunt en werd voor het eerst de grootste linkse partij door PvdA en SP te passeren, al had Klaver op meer gehoopt (zo vertelde hij later). Opnieuw viel de partij af tijdens de coalitiebesprekingen. Migratiebeleid vormde het belangrijkste breekpunt. Vier jaar later moest GroenLinks een deel van de winst weer inleveren. Klaver zou zich daarna meer inzetten voor nauwe samenwerking met de PvdA.
Samenwerking met de PvdA
Al begin jaren zeventig werden er plannen gesmeed voor een progressieve volkspartij, waar de PvdA, D66 en de PPR in op zouden gaan. Na de verkiezingen van 1972 dreven de drie partijen echter uit elkaar. GroenLinks nam na haar oprichting aanvankelijk duidelijk afstand van de PvdA, die vergeleken met de vroege jaren zeventig sterk richting het politieke centrum was bewogen. Geleidelijk werden de ideologische verschillen kleiner: GroenLinks schoof met name onder Femke Halsema op sociaal-economisch gebied iets meer naar het midden, terwijl de PvdA met horten en stoten weer voorzichtig naar links bewoog.
Behalve door de ideologische verschillen werd de samenwerking ook belemmerd door de verschillende omvang van de electoraten en de partijorganisaties, en door verschillen in partijcultuur. In 2006 vond er vlak voor de verkiezingen een informeel gesprek plaats tussen de leiders van GroenLinks, PvdA en SP (het ‘kopje koffie’ van Wouter Bos). De drie partijen waren in de opiniepeilingen van die zomer goed voor een linkse meerderheid, maar kwamen niet tot samenwerking. In de formatiebesprekingen trokken GroenLinks en PvdA eveneens niet één lijn. Na 2017 begon dat te veranderen. Door de achteruitgang van de PvdA (electoraal en qua ledental) en de groei van het ledental van GroenLinks namen de verschillen in omvang tussen de partijen af.
Bij de Tweede Kamerverkiezingen van maart 2021 verloor GroenLinks zes zetels en boekte de PvdA geen winst: zij bleef steken op negen. Enkele leden uit beide partijen namen het initiatief tot het RoodGroen Manifest, dat pleitte ‘voor meer samenwerking op links’. RoodGroen vormde een netwerk met eigen website en nieuwsbrief. Zowel PvdA-leider Lilianne Ploumen als Klaver steunden dit streven naar meer samenwerking. In augustus besloten zij om in de kabinetsformatie als één onderhandelingspartner op te treden. Tot regeringsdeelname kwam het echter niet, waarna Klaver en Ploumen begin december een Progressief oppositieakkoord overeenkwamen. Beide partijen spraken af in de Tweede Kamer gezamenlijk op te trekken tegen het vierde kabinet-Rutte; zij beschouwden zichzelf als ‘een progressieve alliantie voor verandering’.
Intensievere samenwerking
In 2022 werd de samenwerking tussen GroenLinks en de PvdA intensiever. In juni spraken beide partijen zich uit over de vorming van een gemeenschappelijke senaatsfractie na de verkiezingen voor de Provinciale Staten en de Eerste Kamer (op 15 maart respectievelijk 30 mei 2023). In het referendum dat GroenLinks hierover had uitgeschreven sprak tachtig procent van de partijleden zich uit voor een gezamenlijke Eerste Kamerfractie. Een meerderheid was ook voorstander van een gemeenschappelijke lijst bij de Eerste Kamerverkiezingen, maar zover kwam het niet: volgens het partijbestuur was dit om statutaire en praktische problemen niet mogelijk.
In de herfst van 2022 besloten de Wiardi Beckman Stichting van de PvdA en het Wetenschappelijk Bureau van GroenLinks een discussiestuk op te stellen waarin richting werd gegeven ‘aan het “waarom” en “wat” van linkse samenwerking’. Het document had verder als doel ‘om de inhoudelijke en ideologische dialoog verder te brengen, binnen en buiten de partijen’. Het stuk Samen onze toekomst in handen nemen werd in januari 2023 gepresenteerd en besproken tijdens de gelijktijdig gehouden congressen van GroenLinks en de PvdA op 4 februari in Den Bosch.
In oktober 2022 riep GroenLinks-aanvoerder Klaver op om voorafgaand aan de eerstvolgende Tweede Kamerverkiezingen een referendum te houden over een gemeenschappelijk verkiezingsprogramma en een gezamenlijke kandidatenlijst van GroenLinks en de PvdA. Na de val van het vierde kabinet-Rutte op 7 juli 2023 schreven beide partijen daartoe een referendum uit. Op 17 juli 2023 werd bekend dat 91,8 procent van de leden van GroenLinks en 87,9 procent van de PvdA-leden het voorstel steunden (de opkomst was 64,7 procent respectievelijk 62,5 procent). Klaver streefde uiteindelijk naar één ‘brede, groene en sociaaldemocratische beweging’, zo schreef hij in Vrij Nederland in november 2024. Een commissie onder leiding van de directeuren van de wetenschappelijke bureaus van beide partijen, Noortje Thijssen en Tim ‘S Jongers, schreef het verkiezingsprogramma Samen voor een hoopvolle toekomst.
In augustus droegen de twee partijbesturen eurocommissaris en PvdA-prominent Frans Timmermans voor als lijsttrekker voor de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. De leden van beide partijen steunden in een referendum zijn kandidatuur: op 22 augustus werd bekend dat van de 37.738 leden van de PvdA en GroenLinks die deelnamen 91,8 procent zich voor Timmermans had uitgesproken. Op de tweede plaats van de kandidatenlijst stond de Tilburgse wethouder Esmah Lahlah (GroenLinks), Klaver bezette de derde positie. De gezamenlijke lijst trok bijna 16% van de stemmen, voldoende voor 25 zetels: acht meer dan de twee partijen in 2021 hadden behaald.
De kiezers kwamen vooral uit de grotere steden en hadden merendeels een hogere opleiding gevolgd, volgens de peiling van IPSOS. Ongeveer een derde koos om strategische redenen voor de nieuwe lijst, anderen vooral vanwege de standpunten over klimaat en duurzaamheid, sociale zekerheid en gezondheidszorg.
Ook aan de verkiezingen van het Europees Parlement in 2024 namen GroenLinks en PvdA deel met één lijst, aangevoerd door GroenLinks-Europarlementariër Bas Eickhout, die 22% van de stemmen trok en acht zetels won. Een opvallende kandidate op plaats 19 was de 86-jarige oud-minister Hedy d’Ancona (trouw lid van de PvdA maar nu ook lid van GroenLinks). Na de verkiezingen sloten de gekozen Europarlementariërs zich echter bij verschillende fracties aan: de GroenLinksers bij de Europese Groenen, de PvdA’ers bij de Sociaaldemocratische fractie.
In 2025 begonnen de lokale afdelingen zich voor te bereiden op de gemeenteraadsverkiezingen van 2026. Aan het begin van het jaar hadden reeds 230 afdelingen besloten tot gezamenlijke deelname, iets meer dan 30 kozen voor afzonderlijke deelname. De overige hadden nog geen besluit genomen. In 2022 was in 77 gemeenten een gezamenlijke lijst ingediend.
Interne partijdemocratie
De samenwerking wekte niet overal enthousiasme. Een groep leden en sympathisanten van de PvdA richtte het platform Rood Vooruit op, dat zich sterk maakte voor een eigen sociaal-democratisch geluid. Een andere groep binnen GroenLinks en de PvdA, LinksBoven, juichte samenwerking toe mits die gericht zou zijn op ‘systeemkritische politiek’ en ‘ecosocialisme’: een klassenloze, socialistische samenleving waarin de mens zich als onderdeel van het ecosysteem beschouwt en niet als superieur daaraan. LinksBoven hield daarnaast vast aan antimilitarisme en pacifisme. Als ‘idealistische ledenbeweging’ wilde zij de linkse samenwerking verbreden naar sociale bewegingen.
Het partijbestuur besloot de leden op 21 juni te laten stemmen over de voorgenomen fusie, maar vanwege de val van het kabinet werd dat twee weken vervroegd. De leden van beide partijen stemden met grote meerderheid voor oprichting van een nieuwe partij in 2026: 89% bij GroenLinks, 88% bij de PvdA. De deelname was vrij hoog voor een ledenraadpleging: 63% bij GroenLinks, 59% bij de PvdA. Een nog grotere meerderheid stemde in met gezamenlijke deelname aan de Tweede Kamerverkiezingen (95 respectievelijk 94%). Vervolgens kozen de leden Timmermans tot lijsttrekker. Aan deze stemming, die van 17 tot en met 20 juni duurde, nam slechts 21% van de leden deel: niet verwonderlijk, want de fractievoorzitter was de enige kandidaat. Ongeveer een vijfde van de deelnemers aan het referendum stemde op ‘geen der kandidaten’.
Op 21 juni 2025 hielden GroenLinks en PvdA een gezamenlijk congres in Nieuwegein. Een deel van de aandacht ging niet naar de samenwerking maar naar de relatie tussen Nederland en Israël. Een meerderheid stemde voor een motie van het Tweede Kamerlid Kati Piri voor een volledig wapenembargo, met inbegrip van onderdelen voor het ‘Iron Dome’ raketschild dat Israël beschermt tegen raketaanvallen. De discussie verliep nogal emotioneel, tegenstanders van de motie werden soms uitgejoeld. Na het congres zegden circa 140 GroenLinks-leden hun lidmaatschap op, maar meldden volgens de partij ook meer dan duizend nieuwe leden zich aan. Rood Vooruit reageerde (op zijn website) bitter op de sfeer en de besluiten van het congres en gaf veel aandacht aan de leden die hun partijlidmaatschap opgezegd hadden.
Electorale ontwikkeling
Het electoraat van GroenLinks schommelde in het algemeen rond de vijf procent bij Tweede Kamerverkiezingen, doorgaans iets meer bij ‘second order elections’ als verkiezingen voor gemeenteraden, Provinciale Staten en het Europees Parlement. In 1994 bereikte de partij een voorlopig dieptepunt met 3,5% en vijf kamerzetels. Onder leiding van Rosenmöller groeide de aanhang, naar 7,3% bij de Kamerverkiezingen van 1998 en 11,8% bij de Europese verkiezingen van 1999. De partij wist in deze periode kiezers te winnen van D66 en PvdA die teleurgesteld waren door de paarse coalitie. Onder leiding van Halsema trad na krimp een licht herstel in, maar onder haar opvolger Jolande Sap bereikte de partij een nieuw dieptepunt met 2,3% (vier zetels) in 2012. Met Jesse Klaver als lijsttrekker boekte GroenLinks tien zetels winst in 2017, vooral ten koste van de PvdA die zich door haar coalitie met de VVD niet populair had gemaakt. Een deel van de nieuwe kiezers vertrok weer in 2021, toen GroenLinks zes zetels verloor.
Ondanks deze schommelingen behield het electoraat van GroenLinks zijn sociaal-demografische kenmerken. Ten opzichte van de gemiddelde kiezer is dit: jong, stedelijk en hoog opgeleid. Bovendien trekt de partij relatief veel vrouwelijke kiezers.

* In 1989 was er formeel sprake van een gemeenschappelijke lijst van CPN, PPR, PSP en EVP
** In 2023 deed GroenLinks mee met een gezamenlijke lijst met de PvdA
Ideologisch-programmatische ontwikkeling
Aan de totstandkoming van GroenLinks was een geleidelijk proces van ideologische toenadering tussen de vier moederpartijen voorafgegaan. Toch bleven er belangrijke verschillen te overbruggen. De vaststelling van een 'program van uitgangspunten' (men sprak niet van 'beginselprogram'), Uitgangspunten van Groen Linkse politiek geheten, geschiedde dan ook pas in december 1991. GroenLinks sprak zich niet uit voor een bepaalde ideologie, maar richtte zich op vier idealen: democratie, respect voor natuur en milieu, sociale rechtvaardigheid en internationale solidariteit. De partij streefde naar 'radicale democratisering' van staat en samenleving en naar een 'internationale, democratische en ecologisch gestuurde economie met marktelementen'. Marktmechanismen zouden ondergeschikt moeten zijn aan globale planning, al wees de partij een 'planeconomie van bovenaf' en een 'overheersende rol van de staat in het maatschappelijk leven' duidelijk af. Op internationaal gebied zou de partij zich inzetten voor een 'geweldloze vredespolitiek' en ontbinding van militaire bondgenootschappen als de NAVO. GroenLinks zag zichzelf als een zelfstandige politieke stroming, links van de sociaaldemocratie gesitueerd. De partij wees regeringsdeelname niet principieel af, mits ingebed in een radicale hervormingsstrategie.
De vier bestanddelen binnen GroenLinks konden zich in meer of mindere mate in het 'program van uitgangspunten' herkennen: de gewezen leden van de PPR waarschijnlijk het meest, de communisten uit de CPN evenals de evangelische radicalen uit de EVP het minst. In de loop van de jaren negentig vervaagden de verschillen tussen de stromingen echter. In de verkiezingsprogramma's verschoof de nadruk geleidelijk van socialisatie en planning naar markteconomie. De overheid zou die markt indirect moeten bijsturen, vooral door de belastingdruk voor een belangrijk deel te verschuiven van arbeid naar het gebruik van energie en grondstoffen en de vervuiling van het milieu.
Daarnaast bleef GroenLinks ijveren voor herverdeling van inkomens en macht, ook binnen bedrijven. Burgers zouden via referendum, volksinitiatief en verkiezing van burgemeesters en commissarissen van de koningin – en liefst ook van het staatshoofd – meer invloed op het bestuur moeten krijgen. Internationale solidariteit bleef een belangrijk thema in alle verkiezingsprogramma’s. GroenLinks pleitte niet alleen voor meer (en betere) ontwikkelingshulp, maar ook voor een liberaler immigratiebeleid en een federaal Europa. Het pacifisme vervaagde evenwel in de loop der tijd. Het lidmaatschap van de NAVO leek na 2002 nauwelijks nog een punt van discussie. De partij bleek intern zeer verdeeld over militair ingrijpen in Kosovo (1999) en Afghanistan (2006) – uiteindelijk keurde ze het eerste goed en het tweede af. In 2011 verleende ze echter wel steun aan training van politieagenten in het nog steeds door een burgeroorlog geteisterde Afghanistan. De Russische invasie van de Oekraïne in 2022 versterkte de waardering voor de NAVO en de bereidheid om meer in plaats van minder geld aan defensie te besteden. De gezamenlijke Tweede Kamerfractie met de PvdA sprak hun steun uit voor een verhoging van de defensieuitgaven naar 5% van het bbp, in lijn met de NAVO-norm. Daarmee leken het pacifisme van de PSP en het anti-NAVO sentiment van de CPN definitief begraven.
Onder leiding van Halsema leek GroenLinks nog meer het liberalisme te omhelzen, niet alleen op cultureel en ethisch gebied – de partij was altijd zeer vrijzinnig als het ging om zaken als emancipatie van homo's, euthanasie en de multiculturele samenleving –, maar ook op sociaaleconomisch terrein. In 2006 stelde het partijcongres, tegen de wens van een belangrijke minderheid in, een verkiezingsprogram vast met eisen als een gedeeltelijk basisinkomen voor werkenden, steun voor kleine en startende ondernemers, kortere ontslagprocedures zodat 'outsiders' betere kansen zouden krijgen, participatiecontracten van werklozen met hun gemeente, en een persoonsgebonden budget voor kinderopvang. Klassiek-liberaal zou men dit programma echter niet mogen noemen, hooguit sociaal-liberaal: de overheid speelde in de visie van GroenLinks nog steeds een actieve en sturende rol, zij het binnen de kaders van de markteconomie. Socialisatie en andere socialistische verlangens waren sterk naar de achtergrond gedreven; individuen moesten uiteindelijk – zo nodig met hulp van de overheid – in elk opzicht zoveel mogelijk voor zichzelf zorgen.
In 2008 stelde het partijcongres een nieuw program van uitgangspunten vast. Ecologische duurzaamheid, sociale rechtvaardigheid, internationale solidariteit en democratie bleven de belangrijkste idealen, net als in 1991, maar kregen soms een iets andere invulling. GroenLinks verkoos het welzijn van mens en milieu en de respectvolle omgang met dieren boven strikte economische groei. Van economische planning was geen sprake meer, concurrentie en private initiatieven werden zelfs wenselijk geacht om de publieke sector 'kostenbewust en klantgericht' te laten werken. Daarnaast kregen openheid, emancipatie en individualisering meer aandacht. De multiculturele samenleving werd niet meer expliciet genoemd, maar wel 'een pluriforme, solidaire samenleving' en 'een open wereld'. In 2010 werd het referendum uit het programma geschrapt, maar GroenLinks pleitte wel voor ‘nieuwe vormen van deliberatieve democratie’, bijvoorbeeld via burgerpanels, wijkbegrotingen, bewonersraden en dergelijke.
Meer nadruk op sociaal-economische thema's
Met het aantreden van Klaver als partijleider viel in de verkiezingsprogramma's van 2017 en 2021 de nadruk minder op culturele kwesties en meer op sociaaleconomische thema's, zoals de toenemende ongelijkheid. Klaver liet zich daarbij mede inspireren door de Franse econoom Thomas Piketty die hij ook uitnodigde in de Tweede Kamer. GroenLinks omarmde diens betoog voor een radicale verschuiving van belasting van inkomen naar vermogen en stelde voor dat de overheid iedereen die achttien wordt, 10.000 euro geeft. Ook dienden de lonen in de gezondheidszorg en het onderwijs te worden verhoogd.
In 2023 publiceerde de partij het rapport Beleid Diversiteit Inclusie en Gelijkwaardigheid dat beschouwd zou kunnen worden als actualisering en concretisering van het multiculturele ideaal, waarbij de partij dat ideaal met name ook binnen haar eigen organisatie trachtte te verwezenlijken.
In 2023 stelden GroenLinks en PvdA een gezamenlijk program vast voor de Tweede Kamerverkiezingen. Kernthema’s waren zeggenschap, bestaanszekerheid, duurzaamheid en Europese samenwerking. De overheid moest meer regie voeren, met name in de zorg, volkshuisvesting, openbaar vervoer, energie en kinderopvang, onder meer via een Nationale Investeringsbank, een Grondbank en Woningbouwfonds. Zij moest voorts migratie beter reguleren, zowel arbeidsmigratie als asielimmigratie. Via een ‘Werkgarantiefonds’ zou ze gemeenten en lokale organisaties helpen om meer basisbanen te scheppen. De partijen wilden het minimumloon verhogen, en daarmee ook de bijstand en de AOW. Werknemers moesten meer zeggenschap krijgen in hun bedrijf en delen in de winst. Tegen 2050 zou de Nederlandse economie circulair moeten zijn. Daarvoor waren onder meer een progressieve vliegbelasting, goedkoper openbaar vervoer en sluiting van kolencentrales nodig. De samenwerkende partijen bleven tegen kerncentrales. De overheid diende bovendien een voorbeeld te geven op het gebied van diversiteit en inclusie, en dat als criteria te hanteren bij cultuursubsidies. Voor de nazaten van tot slaaf gemaakten zou een ‘Herstelfonds’ opgezet worden. Abortus en euthanasie moesten uit het strafrecht verdwijnen. Burgers zouden meer zeggenschap verkrijgen via een correctief referendum (GroenLinks had dat eerder afgewezen) en een permanent burgerberaad (op basis van loting). De partijen wilden de EU uitbreiden en versterken. De belangrijkste koerswijziging, met name voor GroenLinks, betrof defensie: de partijen besloten minstens 2% van het nationaal inkomen aan de krijgsmacht uit te geven om de NAVO te versterken. In haar verkiezingsprogramma van 2021 pleitte GroenLinks weliswaar ook al voor vergroting van de slagkracht van het leger, maar zonder extra uitgaven te verlangen, terwijl de partij toen nog nadrukkelijk naar internationale ontwapening streefde.
In juni 2025 schreven de wetenschappelijke bureaus van beide partijen de notitie Tijd voor solidariteit: een eerste voorzet voor een beginselprogramma, die vervolgens in de partij besproken zou worden. Solidariteit werd als voorwaarde gezien voor het verwezenlijken van de drie belangrijkste doelstellingen van de partij-in-wording: gelijkwaardigheid, herstel van de relatie tussen mens, dier en natuur, en een vrije en democratische samenleving.
Organisatorische ontwikkeling
GroenLinks nam bij haar oprichting feitelijk het organisatiemodel van haar moederpartijen over, vooral dat van de PSP. De belangrijkste beslissingen, zoals over de kandidaatstelling voor Eerste en Tweede Kamer en de vaststelling van het verkiezingsprogramma, werden genomen door het congres. Dit orgaan bestond uit afgevaardigden van de lokale afdelingen – al stond het oprichtingscongres dat hiertoe besloot zelf nog open voor alle leden. De macht van de gewone leden was beperkt. Aanvankelijk konden zij wel (per post) de lijsttrekker kiezen, maar in 1997 werd ook deze keuze aan het congres gedelegeerd. Partijbestuur en volksvertegenwoordigers legden verantwoording af aan het (jaarlijkse) partijcongres en aan de GroenLinkse Raad, die (minstens) vier keer per jaar bijeenkwam en bestond uit afgevaardigden van de provinciale afdelingen.
In 1992 stelde het partijbestuur een commissie in onder leiding van de socioloog Jan Willem Duyvendak, die de partijorganisatie aan een onderzoek onderwierp. De commissie stelde vast dat GroenLinks teveel een massapartij probeerde te zijn. De organisatie zou zowel professioneler als democratischer moeten worden. De aanbevelingen van de commissie-Duyvendak werden voor een groot deel uitgevoerd. Lokale afdelingen kregen in 1995 de vrijheid een onbeperkt aantal afgevaardigden naar het congres te sturen, totdat in 2001 de afvaardiging helemaal werd geschrapt en alle leden aan het congres konden deelnemen – mits tijdig aangemeld.
De GroenLinkse Raad maakte plaats voor een partijraad, die nu werd gekozen door lokale afdelingen met mogelijke aanvulling vanuit de provinciale afdelingen. Daarnaast werd een GroenLinks Forum in het leven geroepen, bedoeld om inhoudelijke discussies te voeren. In 2009 werd dit weer afgeschaft.
In 1993 hadden de leden van GroenLinks de mogelijkheid om de zogenaamde duolijstrekkers van de partij te verkiezen. Bij evaluatie van deze verkiezing werd zowel het principe van het duolijsttrekkerschap als het lijsttrekkersreferendum an sich negatief beoordeeld. In 1997 werd het lijsttrekkersreferendum uit de statuten geschrapt. In 2005 werd deze procedure opnieuw in de statuten opgenomen. In 2006 en 2010 zou het niet tot een volwaardige interne verkiezing komen aangezien Halsema de enige kandidaat bleek te zijn. In 2012 vond voor het eerst sinds 1994 weer een lijsttrekkersverkiezing plaats tussen meerdere kandidaten, waarbij de uitdager Dibi slechts 12% van de stemmen kreeg en fractievoorzitter Sap met 84% van de stemmen gekozen werd. De overige kandidaten werden door het congres aangewezen, waarbij het advies van de door de partijraad benoemde kandidatencommissies in de praktijk veel invloed bleek te hebben.
Formeel kunnen de leden ook volksvertegenwoordigers terugroepen en besluiten nemen via een referendum, maar dit is in de praktijk nog nooit gebeurd. Partijleden kunnen voorts deelnemen aan landelijke werkgroepen en categorale groepen – zoals De Linker Wang (het Platform voor Evangelie en Politiek), Roze Links (netwerk voor seksuele en genderdiversiteit), het Feministisch Netwerk en de jongerenorganisatie Dwars.
Het partijbestuur werd in 2006 verkleind (van vijftien naar zeven leden). Daarnaast stelde het partijbestuur in 2005 een strategisch beraad en een permanent campagneteam in. Het strategisch beraad bestond uit vertegenwoordigers van de Kamerfracties, het partijbestuur en het wetenschappelijk bureau, en werd geacht het campagneteam aan te sturen. De partij ging meer gebruik maken van professionele opiniepeilingen, reclamebureaus en wetenschappelijk onderzoek.
Sinds 2009 koos het congres een toezichtraad, die toezicht moet houden op het partijbestuur en de uitvoering van congresbesluiten. In zekere zin verving dit orgaan de partijraad, die in 2015 formeel werd afgeschaft.
Het ledental daalde gestaag van bijna 16.000 tot krap 12.000 anno 1996, om vervolgens geleidelijk weer te stijgen tot bijna 27.000 in 2012. Na een inzinking rond 2015 groeide het aantal gestaag naar 46.500 in 2025. Volgens ledenonderzoeken in 1992, 2002 en 2010 zijn de leden overwegend buitenkerkelijk, van middelbare leeftijd, hoger opgeleid en veelal werkzaam in (semi-)overheidsinstellingen. Het aandeel van vrouwen is slechts licht gegroeid (van 34% in 1992 naar 40% in 2010), maar in het partijbestuur en de Tweede Kamerfractie zijn ze doorgaans goed vertegenwoordigd, ook al kent GroenLinks geen quotaregeling. Recentelijk kreeg de partijtop meer aandacht voor diversiteit en inclusiviteit binnen de eigen organisatie, waarmee met name het bestuurslid Imane Nadif werd belast. Diversiteit is één van de vereiste criteria bij de selectie van kandidaten voor een volksvertegenwoordiging door de kandidatencommissie, naast deskundigheid, ervaring en de rol die een kandidaat in het team zou kunnen spelen.
Conclusie
GroenLinks ontstond als activistische partij met een radicaal links en groen programma. Anno 2025 is de partij meer op parlement en bestuur dan op buitenparlementaire actie gericht, en programmatisch iets minder links maar nog steeds erg groen. De rol van ecologisch-linkse getuigenispartij is in zekere zin overgenomen door de Partij voor de Dieren. Ze is niet geheel vrijwillig een oppositiepartij gebleven, al nam ze op provinciaal en lokaal niveau vaak deel aan het bestuur. In het partijbestel zit GroenLinks met D66 en Volt in de meest progressieve hoek op sociaal-cultureel gebied en met SP en PvdA in de linkse hoek op sociaal-economisch gebied.
De oorspronkelijke versie van deze partijgeschiedenis is geschreven door Paul Lucardie, sindsdien is de tekst geactualiseerd door medewerkers van het DNPP (onder wie Paul Lucardie zelf). Deze partijgeschiedenis is voor het laatst bijgewerkt in september 2025.
Laatst gewijzigd: | 10 oktober 2025 15:12 |