Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Christen Democratisch Appel (CDA) Geschiedenis

CDA jaaroverzicht 1993

Uit: P. Lucardie, I. Noomen en G. Voerman. Kroniek 1993. 'Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1993' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1993 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1994), 14-74, aldaar 23-33.

Inleiding

Het jaar 1993 - waarin het CDA zijn koperen jubileum vierde - stond voor de partij in het teken van de verkie­zingen van 1994. Zo werd de procedure voor de opvol­ging van politiek lei­der Ruud Lubbers met de aan­wijzing door de partijraad van Elco Brinkman als lijsttrek­ker voor de Tweede-Kamerverkie­zin­gen in mei vrijwel af­gerond. Daar­naast wer­den program­ma's en kandidatenlijsten voor­bereid voor de verkiezin­gen voor ge­meen­tera­den, Tweede Kamer en Europees Parle­ment. De grote lij­­nen van de drie verkiezings­campagnes werden uitge­zet in het infor­ma­tieboek Vuurproef '94 .

In januari werd het CDA-Tweede-Kamerlid Hans Hillen mikpunt van kri­­tiek. In een interview bond hij de strijd aan tegen de 'versof­ting', die al in het gezin begon. In de moderne opvoe­ding zou te weinig sprake zijn van disci­pline. Naar zijn me­ning zou Brinkman er hetzelfde over denken: 'Ik zie een ten­dens in de samenleving naar indi­vidua­lisme, zo niet egocen­trisme. Elco en ik vinden dat zorg­wek­kend' (de Volks­krant, 2 januari 1993). Later zei hij voor de VARA-radio dat kinde­ren tekort zouden komen wanneer hun moeder buitenshuis werkte.

Zijn uitspraken vielen slecht binnen het CDA. De jongerenorga­nisatie Christen Democratisch Jongeren Appèl (CDJA) vroeg zich af 'van welke maatschappijvisie de heer Hillen uitgaat. Toch niet een christen-democratische?' (CDAc­tu­eel, 6 februari 1993). Voorzitter Toos Jongma-Roelants van het CDA-Vrou­wenbe­raad kwam eveneens in verzet tegen de opvattingen van de 'fundamen­talist' Hillen.

Na een optreden van Hillen voor de televisie, waar hij zei dat veel werken­de vrouwen met kinderen hun problemen afschuiven op niet-werkende vrouwen, greep partijvoorzitter Wim van Velzen in. Hij vroeg zich publiekelijk af 'of Hillen de meest aange­wezen persoon is om opvattingen van het CDA op het gebied van gezin, kinderen en kinderopvang naar buiten te brengen' (NRC-Handelsblad, 2 maart 1993).

Euthanasie

In februari had de Tweede Kamer de nieuwe Wet op de Lijkbezor­ging aangenomen, waarmee euthanasie geregeld werd. Enige tijd later werd daarop door het Vati­caan in fel­­le bewoordingen gereageerd. Op 18 februari vergeleek de Vaticaan­se ethicus monseigneur Sgreccia de Neder­landse eutha­nasieprak­tijk met de si­tu­atie in Hitler-Duitsland. De Osser­va­tore Romano schreef op 21 februari dat Nederland on­vrijwil­lige euthana­sie zou le­gali­seren, die opge­legd zou worden 'aan geestelijk ge­stoorden en mis­vormde pasge­borenen'. Premier Lubbers en Tweede-Kamervoor­zitter Wim Deetman toonden zich gebelgd over het commen­taar uit Rome. Volgens kardinaal Simo­nis lag de schuld echter voor een deel bij het CDA. Partij­voorzit­ter Van Velzen zou hebben toegezegd chris­ten-democratische zus­terpar­tijen en het Vati­caan in te lichten over de nieuwe euthanasie­wetge­ving, maar dit hebben nagelaten. Van Velzen wees dit verwijt van de hand. Het hoorde volgens hem niet tot de ver­antwoordelijkheid van het CDA om het Vati­caan te infor­meren.

Met de nodige moeite stemde in november de Eerste-Kamerfrac­tie van het CDA ook in met de euthanasievoor­stellen. In een ­brief lichtte het CDA-secretariaat partijleden in over de aangenomen wet. Nadrukkelijk werd vermeld dat de nieuwe regeling in overeenstemming was met het Program van Uitgangspunten en de laatste verkiezingsprogram­ma's van het CDA.

Bisschop Bomers

In april zegde de Haarlemse bisschop Henny Bomers in een open brief zijn lidmaatschap voor het CDA op. Naar zijn mening was de opstelling van het CDA inzake abortus en euthanasie te weinig principieel. Aanleiding vormde een artikel van het Tweede-Kamerlid Ton de Kok in het NRC-Handelsblad van 18 decem­ber 1992, waarin deze in verband met het leergezag in de rooms-katholieke kerk Dostojevski's 'Groot-Inquisi­teur' aan­haalde. De Kok doelde vooral op de starre kerkelijke opvattin­gen ten aanzien van seksuali­teit. Een gesprek tussen Bomers, De Kok en Van Velzen leverde niets op, waarna Bomers bedankte als lid.

Kort na het opstappen van Bomers uitte Van Vel­zen felle kri­tiek op de Nederlandse bisschoppen. Naar aan­lei­ding van het vertrek van bisschop Philippe Bär van Rotterdam zei hij voor de radio, dat de bisschoppen niet in staat waren voldoende lei­ding te geven aan de rooms-katholieke kerk. Van Velzen riep hen op om de dialoog aan te gaan met hun achterban. Bin­nen de partij vielen deze uitlatingen niet goed. Op een ver­gadering van het partij­bestuur verklaarde Van Velzen dat hij zijn uitspraken op persoonlijke titel, 'als gelovige' had gedaan.

Twaalfeneenhalf-jarig bestaan CDA

Op 3 april werd in Woerden herdacht dat de oprichting van het CDA twaalfeneenhalf jaar geleden had plaatsgevonden. Par­tij­voorzitter Van Velzen, Tweede-Kamerfractievoorzitter Brink­man, Tweede-Kamervoor­zitter Deetman en premier Lubbers hielden toe­spraken. De laatste spreker riep op tot meer soberheid. In het kader van de festiviteiten was er een op­stelwed­strijd uit­ge­schreven onder leerlingen van basis­scholen, over de vraag wat zij zouden doen als zij minister-president waren. De prijs­­vraag leverde ruim vierduizend inzendingen op.

Brinkman als opvolger van Lubbers

In mei 1992 had minister-president Lubbers verklaard in Brink­man zijn opvolger als politiek leider van het CDA te zien (zie het Jaaroverzicht 1992). Brinkman werd daarmee als 'kroonprins' aangewezen, zonder dat de partij zich daarover had uitgesproken. De aspirant-politiek leider kwam in ja­nu­ari onder druk te staan tijdens de WAO-crisis (zie Jaarboek 1993 DNPP, 14-20). Toen PvdA en CDA over de WAO niet tot een akkoord konden komen, wendde Brink­­man zich tot de VVD in de veronderstelling dat Lubbers hem deze speel­ruimte had ge­boden. Terwijl de CDA-Tweede-Kamer­fractie over­een­stem­ming be­reikte met de oppositie­par­tij, wer­den in het kabinet de onder­hande­lingen met de PvdA weer geo­pend. Op de achter­grond speel­de Lubbers hierbij een belang­rijke rol. Tijdens een overleg tussen beide coali­tiepart­ners thuis bij minister Bert de Vries van Sociale Zaken, rolde er een com­promis uit de bus. Aan dit vergelijk werd het voortbe­staan van het kabinet verbon­den, waarna Brinkman zwichtte.

In de media werd Brinkman als de grote verliezer aangemerkt. Het dagblad Trouw (25 januari) sprak van een 'dodemansactie', waardoor Brinkmans kandidatuur zou 'wankelen'. Brinkman, die zich ge­steund wist door zijn fractie, verweerde zich door te stel­len dat 'de spelregels tij­dens het spel veranderd zijn'. Hij zou daarmee op de rol van Lubbers doelen (de Volks­krant, 26 januari 1993). Ook van voorzitter Ad Kaland van de CDA-fractie in de Eerste Kamer kreeg Brinkman kritiek. Kaland vond dat hij zich aan de afspraken met de VVD had moeten houden. Deze kritiek viel slecht binnen de partij­top. Partij­voorzitter Van Velzen vond Kalands opmerkin­gen over Brink­man 'onterecht' en meende dat Ka­land zijn collega uit de Tweede Kamer had moe­ten steunen.

Ook na de WAO-crisis hield de kritiek op Brinkman aan. Al met al leek zijn kandidatuur niet geheel van­zelfspre­kend meer. Deze twijfel werd nog gevoed toen Lubbers meedeelde dat hij 'dol­graag door zou gaan'. Op 8 maart werd er een einde aan alle spe­culaties gemaakt. Het par­tij­be­stuur besloot toen op voor­stel van partijvoorzitter Van Velzen Brink­man unaniem als lijst­trekker aan te wij­zen. Er moest duidelijkheid komen, zo ver­klaar­de Van Vel­zen, omdat in de media het beeld was ont­staan alsof het CDA zou twijfe­len.

Het CDJA toonde zich verbaasd over de vroegtijdige aan­wijzing van de nieuwe lijsttrekker. De jonge­ren vonden dat hiermee 'de inter­ne partij­democratie geen recht is gedaan' (CDActueel, 27 maart 1993). Met name het feit dat de voordracht niet was gea­gen­deerd, schoot het CDJA in het verkeerde keel­gat. Op deze wijze was raadple­ging van de ach­terban door de kamer­kringvoor­zitters niet mogelijk geweest. Daarnaast telde voor het CDJA ook de inhoud. In een open brief vroegen de jon­geren aan Brink­man zich volledig in te zetten voor het vertalen van de christen-demo­cratische begin­selen in praktische poli­tiek.

De partijraad van 15 mei keurde zonder tegenstem de voor­dracht goed. Het par­tijconges van 29 januari 1994 zou Brinkman for­meel als lijst­trekker aanwijzen.

In november kwam het leiderschap van Brinkman onder vuur te liggen, toen hij terug wilde komen op de WAO-kwestie. Op een spreekbeurt bracht hij de 'bestaande geval­len' ter sprake, die bij de wetswijzi­gingen in de zomer van 1993 waren ontzien. In de Tweede Kamer bleek vervol­gens niemand voor nieuwe ingrepen te voelen. Ook op de partij­raad van 27 november werd duidelijk dat de WAO bij het CDA-kader gevoelig lag. Het­zelfde gold voor de door Brinkman gepro­pageerde afschaf­fing (of eventueel ver­la­ging) van het minimum­loon. Bij de opstelling van het verkie­zingspro­gram bleek de CDA-achter­ban niet bereid Brinkman hier­in te volgen (zie hier onder 'verkiezingsprogram­ma').

Tege­lijkertijd kwam er vanuit de partij ook meer kri­tiek op de presenta­tie van Brinkman. Het accent dat hij legde op zijn beeldvor­ming, werd door promi­nente CDA-ers gekri­tiseerd. Mi­nis­ter De Vries en staats­secre­taris van VROM Enneüs Heer­ma verwe­ten Brink­man in interviews in Vrij Nederland (25 december 1993) te veel met showele­ment en gla­mour bezig te zijn.

Opvolging Brinkman

Met de aanwijzing van Brinkman als politiek leider, waardoor hij naar alle waarschijnlijkheid na de kamerver­kie­zingen in 1994 premier zou worden, begonnen de speculaties over zijn op­volging als voorzitter van de Tweede-Kamerfractie. Het CDA-Vrouwenberaad liet weten een vrouwelijke kandi­daat te wensen. In ieder geval zou de nieuwe voorzit­ter van katholieke huize moeten zijn, gezien de verdeling van de topfuncties over de diverse CDA-bloedgroepen. In april gaf de staatsse­creta­ris van Economi­sche Zaken Yvonne van Rooy - die al langer ge­noemd werd als mogelijke kandidaat - in het blad Interruptie (april 1993) van de CDA-jongeren te kennen geen ambities te hebben. Verder werden als mogelijke kandidaten genoemd het Tweede-Ka­merlid Jaap de Hoop Scheffer, de vice-voorzitter van de Twee­de-Kamer­fractie Frans Wolters, en minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin.

Lubbers

Op 17 juli was Lubbers elfeneenhalf jaar achtereen minister-presi­dent. Hiermee was hij de langst zittende premier sinds 1848. In het in het najaar verschenen Jaarboek 1993-1994 CDA maakte Lub­bers de balans op van zijn beleid vanaf 1982. Hij eindigde zijn 'po­litiek testament' met een 'vernieuw­de agenda voor de toe­komst'. Hierop prijkten bovenaan onderwerpen als werkloosheid en immigratie.

'Program van Uitgangspunten'

Op 14 en 15 mei werden de partijraad en het partijcongres van het CDA gehouden. Centraal op beide bijeenkomsten stond de vaststelling van het 'Program van Uitgangspunten', het begin­selprogram van het CDA. Het ont­werp hiervoor, dat was voorbe­reid door een commissie onder leiding van Tweede-Kamervoorzit­ter Deetman, werd door het congres uiteindelijk una­niem aan­vaard. De CDJA-jonge­ren kre­gen geen steun voor hun poging om de ontwikkelingshulp 'zui­ver te houden'. Zij wilden deze tot de armste lan­den be­perken en de financiële middelen niet mede be­stemmen voor lan­den 'die niet in staat zijn op eigen kracht hun economische en ecologi­sche ont­wikkeling op gang te bren­gen', zoals de Midden- en Oosteurope­se landen.

Verkiezingsprogramma

In oktober 1992 was een commissie onder leiding van oud-minis­ter Gerrit Braks ingesteld, die het ontwerp-verkiezingspro­gram­ma moest opstellen. Terwijl de commissie daarmee bezig was, verschenen enkele partijrappor­ten die bouwstenen ­voor het programma aanleverden. Op 24 maart zag het rapport De komende kabinetsperiode het licht, dat werd betrokken bij de opstel­ling van de finan­ciële paragraaf van het pro­gram. Een studie­groep onder leiding van oud-pre­mier Jelle Zijlstra pleitte ervoor dat de over­heidsuit­ga­ven de komende kabinetspe­riode niet ster­ker zouden stijgen dan de inflatie. Bij een groeiende economie zou er door deze be­vrie­zing geld vrijko­men voor verla­ging van zowel lasten­druk als finan­cierings­te­kort.

In juli werd het rapport Schep­ping en rentmeesterschap over het milieu­beleid gepre­sen­teerd. Het was op­gesteld door een stu­diecommis­sie onder voorzitterschap van C.W. van der Wal. In het rapport werd gepleit voor afname van de mondiale bevol­kings­groei door geboortenbe­perking.

Op 20 augustus kwam het ontwerp-verkiezingsprogramma Wat echt telt uit. Hierin stonden werkgelegenheid, veiligheid en milieu centraal. On­dere andere werd af­schaffing of - wan­neer dat door internatio­nale verplichtin­gen niet zou kunnen - verla­ging van het mini­mum­loon voorgesteld, alsmede vergroting van het ver­schil tussen lonen en uitke­ringen. Ook werden vérgaande bezui­ni­gingen aangekondigd. Met deze maatre­gelen hoopte het CDA de werkge­legen­heid te bevorderen. Commis­sievoorzitter Braks ty­peerde het ontwerp bij de presentatie als een 'af­scheid van het naoorlogse verleden' (Trouw, 21 augustus 1993). Deze op­merking beviel premier Lubbers niet zo. Hij noemde zijn kabi­net een 'water­schei­ding' en zag geen verschil tussen het CDA-program en zijn beleid.

De reacties op het ontwerp liepen uiteen. Coalitiegenoot PvdA kantte zich tegen de voorgestelde vergroting van de inkomens­verschillen, maar zag wel perspectieven op een continuering van de regeringssamenwer­king. Het CNV noemde het program 'bik­kel­hard'. De voor­stellen over het mini­mum­loon leidden tot ne­gatieve reacties binnen het CDA, onder anderen van CDA-minis­ter De Vries van So­ciale Zaken en premier Lubbers. Het CDA-Vrou­wenberaad en het CDJA kwamen eveneens in het geweer. Nadat ook vele af­delingen van hun afkeu­ring hadden blijk gege­ven, besloot het partijbestuur in decem­ber het voorstel voor af­schaf­fing van het minimumloon te laten vallen. Aan de moge­lijkheid van een ver­laging werd wel vastge­houden.

Het CDJA was verder ook nogal kritisch in zijn oordeel over het ont­werp. 'Wat niet echt telt in dit ontwerp-program zijn de la­gere inko­mens, het milieu en ontwikkelingssamenwerking', zo schreef voorzitter Jack de Vries in CDActueel (28 augustus 1993). Hij voegde daaraan toe dat ook jongeren en allochtonen er weinig van te verwachten hadden. Het CDA-Vrouwenberaad toon­de zich positiever, maar plaatste ook enkele kanttekenin­gen. Het partijcongres van 29 januari 1994 zou het program defini­tief vaststellen.

Kandidaatstelling verkiezingen Tweede Kamer en Europees Parlement

In het voorjaar startte het dagelijks bestuur de voorbereiding voor de kandidaatstelling voor de verkiezingen voor Tweede Ka­mer en Europees Parlement. Uitgangspunt was dat een derde van het aantal leden van de beide fracties zou doorstro­men. Verder streefde men ernaar de fracties voor een derde uit vrouwen te laten be­staan. In een adver­tentie in de CDA-krant werden par­tijleden opgeroepen te solliciteren. Eind septem­ber werden aan de hand van de binnen­geko­men reacties van de afdelin­gen en de sollici­tatiebrieven de groslijsten opgesteld. Zittende par­lementariërs alsmede bewindslieden (voor de kamerverkie­zingen) werden aan de lijsten toege­voegd. Begin novem­ber stelde het da­gelijks ­bestuur de advies­lijsten vast. Dit ge­schiedde me­de aan de hand van de ad­viezen van de sollici­tatie­com­missie, die werd voorgezeten door Willemien van Mont­frans. Op de ad­vies­lijst voor de kamerverkiezingen kwamen zeventien van de 54 CDA-kamer­leden niet meer voor, waar­mee de gewenste doorstro­ming gerealiseerd werd. De tweede plaats - na lijst­trek­ker Brinkman - werd ingenomen door minister Hirsch Ballin. Van Rooy kreeg de derde positie toebe­deeld. Vervolgens hecht­te het versterk­te par­tijbe­stuur zonder al te veel wijzi­gingen zijn goed­keuring aan de lijst. Daarna was het woord aan de afde­lingen. Op 12 janua­ri 1994 zouden de defini­tieve lijst­volgordes bekend wor­den. Het congres van 29 januari zou ten slotte de beide kandi­daten­lijsten be­krachtigen.

Lijsttrekker Europese verkiezingen

Op 13 oktober wees het dagelijks bestuur minister van Verkeer en Water­staat Hanja Maij-Weggen als kandidaat-lijsttrekker voor de Europese verkiezingen aan. De commissie onder leiding van oud-premier Barend Biesheuvel, die zich met de kandidatense­lectie voor deze verkiezingen bezig­hield, had hiertoe geadvi­seerd. Partij­voor­zitter Van Velzen was ook in de race voor het lijst­trekker­schap. Hij trok zich echter terug nadat het ver­trouwe­lijke advies van de com­missie-Bies­heuvel was uitgelekt. Zo wilde hij voorkomen dat zijn kan­di­datuur zou leiden 'tot een discussie over de vraag in welke mate de verschillende schake­ringen binnen het CDA zich kunnen herkennen', aldus Van Velzen in een verklaring (CDA-krant, 23 oktober 1993). Op 27 no­vember deed de partijraad de definitieve voordracht aan het partij­congres van 29 januari 1994.

Op 8-10 december werd in Brussel het programma van de Europese Volkspartij (EVP) vastgesteld, waarmee de Europese chris­ten-democra­ten de verkiezingen ingaan. Hierin spraken zij zich uit voor een federaal en democratischer Europa. Voor het ontwerp teken­de een commissie onder leiding van de voormalige minis­ter-pre­sident van België, Wilfried Martens.

Bestuurlijke integriteit

In 1993 hield het CDA zich bezig met het probleem van de be­stuurlijke integriteit. In het modelgemeenteprogram werd door de CDA-bestuur­dersver­eniging een gedragscode voor lokale be­stuurders bepleit. Door de gemeente­raden zou een leidraad moeten worden opgesteld voor bestuur­ders en ambtena­ren 'met het oog op hun optreden ten opzichte van contractpar­tijen van de gemeente'. De partijraad van 14 en 15 mei sprak zich ervoor uit dat de partij hoge eisen zou stelllen aan de 'be­stuurlijke ethiek'.

Op 13 november sprak de ledenraad van de Bestuurdersvereniging van het CDA over politieke en bestuurlijke integriteit aan de hand van de notitie Een steekpenning bederft het hart (de ti­tel was ontleend aan het bij­belboek Spreuken). Hierin werd ge­pleit voor de invoering van een ge­dragsco­de met afspra­ken over de handelwijze van bestuur­ders en ambte­naren in hun relaties met het bedrijfsle­ven. Op de bijeenkomst sprak oud-minister Kees van Dijk. Hij riep de gemeenteraden op om burgemeesters, wethouders en ambtenaren actiever te controleren.

Partijfinanciën

Eind oktober meldde het dagblad De Limburger dat het CDA-Lim­burg financiële bij­stand zou krijgen van het bedrijfsleven ten behoeve van verkiezingscampagnes. De­ze giften (jaarlijks onge­veer vijftienduizend gulden) zouden worden doorgesluisd via het Dr. Nolensfonds, een aan het Limburgse CDA gelieerde stich­ting. Het gewestelijk be­stuur van het CDA in Limburg ontkende de berichten, maar gaf toe dat er door indi­viduele leden fouten konden zijn gemaakt. Wel zou de regionale partij­organi­satie tegen een aanmerke­lijk gere­duceerd tarief het pand waarin haar bureau was geves­tigd, van de Nolensstichting hu­ren. Het lande­lijk partijbe­stuur wees de regionale organi­sa­tie op de par­tij­richtlij­nen - die finan­ciële donaties boven de vijf­­duizend gulden verboden -, maar zag af van een intern onder­zoek. Een paar dagen later werd daartoe echter toch beslo­ten vanwe­ge de 'aan­houdende geruch­ten'. Senator Van Dijk werd daarmee belast. Hij zou in januari 1994 verslag uit­brengen.

Verwante instellingen en publikaties

In februari verscheen de notitie Het CDA over sociale zeker­heid, waarin achtergrondinformatie werd gegeven over de ont­wikkelingen rond de nieuwe WAO-wetgeving.

Vlak voor het parlementaire slotdebat over de voorstellen van de subcom­missies-Deetman (zie hierboven onder 'hoofdmomenten') zag in oktober het rapport De christen-democratie, bestuurlij­ke en staat­kun­dige vernieuwing het licht. Het rapport, dat was opge­steld door een commis­sie onder voorzitter­schap van vice-par­tijvoorzitter Rob van de Beeten, was bedoeld als een bijdrage aan de discussie over bestuurlijke en staatkundige vernieuwing. Door de commissie werd onder meer ophef­fing van de mi­nis­teries van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC) en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) be­pleit. De taken van deze departementen moesten bij andere ministeries worden ondergebracht.

Op 12 februari hielden het Wetenschappelijk Instituut en de Com­missie Buitenland in samenwerking met de EVP-fractie van het Europees Parle­ment een studiedag over Joegoslavië. Op 30 ok­tober werd door het Weten­schappelijk Instituut een studie­conferentie georganiseerd over het rapport Schep­ping en rent­meesterschap (zie hierboven onder 'verkie­zingsprogram­ma'). Ver­der publiceerde het Wetenschappelijk Instituut nog het rapport Europa en maatschappelijke organisaties, dat handelde over de positie van maatschappelijke organisaties binnen het kader van de Europese integratie.

In februari verscheen onder auspiciën van de CDA-bestuurders­vereni­ging het nieuwe modelprogram van het CDA voor de raads­verkiezingen van 1994, Duurzaam vernieuwen geheten. Het pro­gram was opgebouwd rond vier thema's: 'een veilige, een ster­ke, een schone en een active­rende ge­meente'.

Op 24 april belegde de CDA-bestuurdersvereniging samen met het Weten­schappelijk Instituut een conferentie over het belang van identi­teitsgebonden en levensbeschouwelijk georiënteerde maat­schappelijke organisaties. Ter voorbereiding van deze bijeen­komst ver­scheen de discussienota Identiteit. Een uitdaging voor provin­cie- en gemeentebe­stuur­ders.

Ook in april verscheen het eindrapport van de commissie-Ver­bree II, Naar een vernieuwd openbaar bestuur. Deze commissie was ingesteld door het CDA en de CDA-bestuurdersvereniging en stond onder het voorzitterschap van J. Verbree, burgemeester van Capelle aan den IJssel. In het rapport werd een lans ge­bro­ken voor de geleide­lijke invoering van minstens twintig nieuwe intermediaire bestuurs­lichamen. Deze 'provin­cies-nieu­we-stijl' zouden een direct gekozen bestuur moeten hebben.

Op 5 juni kwam de algemene ledenvergadering van het CDJA bij­een. Voorzitter De Vries ging in zijn toespraak uitge­breid in op het verkie­zingsjaar 1994. Naar zijn mening nam de CDA-fractie in de Tweede Kamer meer en meer afstand van het kabi­net. Op deze wijze werd de 'paarse coalitie' zonder CDA minder denk­beel­dig, aldus De Vries. Verder voerden minister Hirsch Ballin en kamervoorzitter Deetman het woord.

In het voorjaar publiceerde het CDA-Vrouwenberaad de discus­sienota Vernieuwd ouderschap en de brochure Kinderopvang. Luxe of nood­zaak?. In november verscheen het eerste nummer van Vrouw en poli­tiek, het eigen kwartaalblad van het CDA-Vrouwen­beraad. Op 2 oktober vond de ledendag van het CDA-Vrouwenbe­raad plaats, met als thema het min­der­hedenbeleid. Vooraf­gaande aan de bijeen­komst werd de nota Minderhedenbeleid - hoe nu samen echt ver­der uit­gebracht.

Naast het Vrouwenberaad gingen er in het land her en der 'CDA-Vrouwen­netwer­ken' van start. Op 15 september had de lande­lijke CDA-Vrouwen­netwerkdag plaats. Vanuit het CDA-Vrouwenbe­raad werd dit initiatief met enige reserves gadegeslagen. Wanneer de net­werken zich zouden inzet­ten voor grotere participatie van vrouwen in het CDA, dan werd dat toege­juicht. Het Netwerk moest echter niet de inhoudelijke en vormende taken van het Vrouwenberaad gaan overnemen.

Personalia

Hans van den Broek legde op 2 januari 1993 zijn functie van mi­nis­ter van Buitenlandse Zaken neer. Hij werd Europees Com­mis­saris voor de buiten­landse politieke betrekkingen. Van den Broek was in 1982 minister gewor­den. Zijn ver­trek kwam onver­wachts. Tot zijn opvolger werd de Leidse hoog­leraar volken­recht Peter Kooij­mans benoemd. Kooij­mans was in 1973-1977 in het kabi­net-Den Uyl staatssecretaris van Buiten­land­se Zaken geweest en was afkomstig uit de Anti-Revolutionaire Partij (ARP).

In februari stapte de Maastrichtse wethouder van publie­ke werken J. in de Braekt op, nadat hij was verdacht van het aannemen van steekpen­ningen.

Met ingang van 1 juli werd staatssecretaris van Defensie Berend-Jan Baron van Voorst tot Voorst benoemd tot Commissa­ris der Koningin in Lim­burg. Ton Frinking, sinds 1977 lid van de Tweede Kamer, nam op 1 juni zijn func­tie over. Van Voorst tot Voorst volgde Emiel Masten­broek op, die vanaf 1990 gou­ver­neur was. Eerder had oud-minister Braks afge­zien van de kandidatuur voor het gouverneurschap. Hij werd door de regering kandidaat gesteld voor de functie van direc­teur-gene­raal van de FAO, de voedsel- en landbouwor­gani­satie van de Verenigde Naties, maar bleek in november bij de verkiezing kansloos.

Op 2 juni overleed Frans-Joseph van Thiel. Hij was van 1948 tot 1952 lid van de Tweede Kamer voor de Katholieke Volkspartij (KVP). In de jaren 1952-1956 maakte hij als mi­nis­ter van Maatschappelijk Werk deel uit van het tweede kabi­net-Drees. Na zijn ministerschap keerde hij weer terug naar de Tweede Kamer, waarvan hij tot 1972 lid van was. Van 1963 tot zijn vertrek was hij kamer­voorzit­ter.

In december legde de voorzitter van de CDA-Eerste-Kamerfractie A.J. Kaland zijn functie neer. Hij was vanaf 1977 lid van de senaat en sinds 1988 voorzitter van de CDA-­fractie. In die functie was hij meerdere malen in aanva­ring gekomen met het kabinet. Bij zijn afscheid sprak senaats­voorzitter Herman Tjeenk Willink met respect over het doorzet­tings­vermogen van de 'koppige Zeeuw'. Als fractie­voor­zitter werd Kaland opge­volgd door Luck van Leeuwen, de laatste voorzitter van de Christelijk-Historische Unie (CHU) (1977-1980).

In november werd burgemeester Wiel Vossen van Gulpen veroor­deeld we­gens corruptie, valsheid in geschrifte en belasting­fraude. Tevens werd hij voor vijf jaar uit zijn ambt ontzet. Vossen ging in hoger beroep.

Op 19 december overleed Antoon Veerman, oud-staatssecretaris van Onder­wijs (1973-1975) in het kabinet-Den Uyl en lid van de Tweede Kamer in 1962-1963, 1967-1973 en 1975-1981. Veerman was in de jaren 1968-1973 voorzitter van de ARP. Hij spande zich in voor de totstand­koming van het CDA en bedacht de naam voor deze nieuwe partij.

In december werd het Tweede-Kamerlid Jan Krajenbrink be­noemd tot burgemeester van Woudenberg. Hij was in 1981 lid geworden van de Tweede Kamer.

Laatst gewijzigd:10 mei 2023 09:58