Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Verkiezingen Verkiezingen Tweede Kamer

Campagne Tweede Kamerverkiezingen 1994 - Kroniek 1994

Uit: J. Hippe, P. Lucardie en G. Voerman, 'Kroniek 1994. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1994' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1994 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1995), 14-91, aldaar 19-21.

Campagne Tweede Kamerverkiezingen 1994

De verkiezingscampagne voor de gemeenteraden ging bijna onge­merkt over in die voor de Tweede Kamer. De opiniepeilingen beloofden een nek-aan-nekrace tussen de vier grootste partij­en - een in Nederland nog niet eerder voorgekomen fenomeen. Desondanks vonden de meeste waarnemers de campagne aanvanke­lijk maar een matte vertoning. Pas in de laatste weken van april sloegen politici een felle­re toon aan. Minister-presi­dent R.F.M. Lubbers wierp zich toen zelf in de strijd om zijn partij bij te staan, waarop zijn vice-premier, PvdA-lijsttrek­ker W. Kok, hem verweet zijn positie te misbruiken. De campag­ne richtte zich nog meer dan anders op personen. De PvdA spande daarbij de kroon, met haar leuze 'Kies Kok'. De VVD hanteerde een minder persoonlijke slagzin, maar bouwde haar campagne eveneens rondom lijsttrekker F. Bolkestein op, met groots opgezette en muzikaal omlijste talkshows. D66 richtte de aandacht ook vooral op lijsttrek­ker H.A.F.M.O. Van Mierlo. Het CDA had aanvankelijk de nieuwe politiek leider L.C. Brink­man evenzeer in het middelpunt van zijn campagne ge­plaatst, maar kwam daar iets van terug toen negatieve reacties op Brinkman in de media de boventoon gingen voeren.

In de schaduw van de persoonlijkheden speelden inhoudelijke onderwerpen natuurlijk toch wel een rol. De programmatische verschillen tussen de grote partijen mochten kleiner geworden zijn, verdwenen waren ze daarmee nog niet. Het thema dat de meeste aandacht kreeg was de toegeno­men werkloos­heid, vaak in verband gebracht met sociale zekerheid en inkomensbeleid. Alle partijen beloofden meer banen, maar in bescheiden aantallen. Die bescheidenheid was mede te danken aan het Centraal Planbu­reau (CPB), dat de sociaal-economische effecten van de verkie­zingsprogramma's van CDA, D66, GroenLinks, PvdA en VVD had berekend en daarmee paal en perk stelde aan hooggespannen verwachtingen.

De programma's waren ook 'doorgerekend' op milieu-effecten, door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM). Milieubeleid kreeg in deze verkie­zingscampagne echter veel minder aandacht dan in 1989, ondanks de dringende oproep van een breed front van milieuorganisa­ties in de vorm van een 'Open brief aan de leden van alle politieke partijen' in no­vember 1993. Het milieu kwam wel ter sprake bij de discussie over in­frastructurele projecten zoals de aanleg van een (goe­de­ren)spoorlijn door de Betuwe, een Hoge Snelheidslijn (HSL) door Zuid-Holland en uitbreiding van de luchthaven Schip­hol. De voorzitter van de Raad voor Milieuhygiëne, oud-minis­ter E. Nijpels, betreurde de geringe aandacht voor het milieu in de programma's van de meeste partijen - inclusief zijn eigen VVD. De Stich­ting Na­tuur en Milieu gaf even­eens de meeste partijen een onvoldoende voor hun milieupro­gram; D66 kreeg een 6- en alleen GPV, RPF en Groen­Links kre­gen een ruime voldoen­de.

Het vreemdelingenbeleid leek aanvankelijk taboe te zijn als thema in de verkiezingsstrijd. VVD-lijstaanvoerder Bolkestein maakte met zijn pleidooi voor opvang van vluchtelingen uit de eigen regio - Europa in ons geval - echter toch enige discus­sie los. Het onderwerp bleek bovendien erg te leven onder kiezers; meer dan de helft noemde de 'minderhedenproblematiek' het belangrijkste politieke probleem op dit moment, volgens het Nationaal Kiezersonderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Ook in het traditionele televisiedebat tussen de lijsttrekkers van de vijf grootste partijen aan de vooravond van de verkie­zingen leidde dit thema tot de meest vinnige woordenwisseling. Bol­kestein stelde in dat debat voor, kinde­ren van illegaal aanwe­zige buitenlan­ders niet toe te laten op scholen, wat hem op felle kritiek kwam te staan van Kok, Van Mierlo en I. Brouwer (de lijsttrekker van GroenLinks). Het debat had volgens opiniepeilingen veel invloed op de 'zwevende kiezer' die nog geen partijkeuze had gemaakt.

De opkomst viel op 4 maart met 78,3% weinig lager uit dan in 1989 (79,9%). De uitslag verdient de veel gebruikte beschrij­ving 'aardverschui­ving', in meer dan één opzicht. Na de invoe­ring van het kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging in 1917 bleven electorale verschuivingen in Nederland doorgaans tamelijk beperkt. Het verlies van twintig zetels door het CDA bij deze verkiezingen kan historisch gezien dan ook uniek genoemd worden. Daar­mee vergeleken viel het toch ook forse verlies van de PvdA van twaalf zetels nog mee. Daar de soci­aal-democraten zodoende de grootste - misschien beter gezegd: de minst kleine - partij waren geworden, vierden ze de verkie­zingsuitslag bijna als een overwinning. De echte winnaars wa­ren echter D66 en de VVD. Terwijl de regeringspartijen hun zeteltal in de Tweede Kamer zagen slinken van 103 naar 71 - en daarmee hun royale meerderheid zagen omslaan in een minderheid - breidden de twee vrijzinnige oppositiepartijen hun zeteltal uit van 34 naar 55.

De oppositiepartij GroenLinks profiteerde niet van het verlies van de PvdA en verloor zelfs een zetel; haar professioneel ogende campagne en het lijst­trekkers-duo Brouwer en M. Rabbae spraken de zwevende kiezer blijkbaar niet erg aan. De protes­tants-christelijke partijen boekten wel winst, zij het minder dan verwacht. De SGP moest een zetel inleveren - mogelijk te wijten aan haar omstreden besluit geen vrouwen tot de partij toe te laten. De RPF won er met de nieuwe, dynamische lijst­aanvoerder L.C. van Dijke twee zetels bij.

Ook de Centrumdemocraten wisten hun zeteltal te verdrievoudi­gen, maar bleven daarmee ver onder de winst die de peilingen hen aan het begin van het jaar in het vooruitzicht gesteld hadden. Enkele cynisch aandoende uitspraken van lijstaanvoer­der J.G.H. Janmaat en berichten in de pers over crimineel gedrag van partijleden droegen waarschijnlijk tot dit resul­taat bij. De electorale concurrent van de CD, CP'86, maakte een vergelijkbare ontwikkeling in de opiniepei­lingen mee en haalde uiteindelijk niet de ver­wachte zetel. Ook hier zou negatieve publiciteit een rol gespeeld kunnen hebben.

Laatst gewijzigd:06 februari 2023 14:57