Skip to ContentSkip to Navigation
About us Faculty of Law Law & Society
Header image Recht & Samenleving

De afwikkeling bij de toeslagenaffaire kan veel sneller als die aan de rechter wordt overgedragen

Datum:05 november 2021
Prof. mr. dr. Albert Verheij
Prof. mr. dr. Albert Verheij

Auteur:        Prof. mr. dr. Albert Verheij
Kies in de toeslagenaffaire voor collectieve schadevergoeding via de rechter. Gebruik deze nieuwe wettelijke kans, bepleit Albert Verheij.

Deze blog verscheen eerder als opinie in Trouw

De toekenning van schadevergoeding aan de slachtoffers van de toeslagenaffaire moet en kan sneller. Op dit moment staat de teller van het aantal slachtoffers op 49.000 (exclusief overige gezinsleden). Als de Belastingdienst ieder geval individueel gaat beoordelen, zal het vele jaren duren voordat slachtoffers schadevergoeding krijgen. Dat levert hen stress op, zeker wanneer zij op dit moment kampen met acute finan­ciële problemen.

Er valt wel degelijk iets te verzinnen om de schadeafwikkeling te bespoedigen: de bepaling van de hoogte van schadevergoeding moet door de rechter plaatsvinden en die moet daarbij geen maatwerk willen leveren. De schadeafwikkeling wordt dan dus overgeheveld van het politieke naar het juridische domein. Dit ontlast de Belastingdienst ook.

Sinds 1 januari 2020 is de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (Wamca) van kracht. De bedoeling van deze wet is om tot vergoeding van massaschade te komen wanneer partijen er niet in slagen om te schikken, dus precies de situatie die zich hier voordoet.

Kort gezegd wijst de rechter aan de zijde van slachtoffers een Exclusieve Belangenbehartiger (EB) aan (een stichting of vereniging). Na deze aanwijzing hebben individuele slachtoffers gelegenheid om te kiezen voor een opt-out (zij kunnen dan zelf verder onderhandelen met de Staat). Vervolgens wordt de procedure voortgezet tussen de EB en, in dit geval, de Staat. De uitspraak van de rechter is bindend voor alle slachtoffers die niet hebben gekozen voor een opt-out.

De rechter moet géén maatwerk leveren

Dit levert alleen maar een versnelling op van de schadeafwikkeling indien de rechter in zijn uitspraak géén maatwerk levert. Hij zal dan dus met categorieën, daaraan gekoppelde vaste bedragen en simpele formules moeten werken. In de procedure zal de discussie tussen partijen zich dan ook daarop richten.

Bij gebrek aan ervaring met de Wamca is onduidelijk in hoeverre de rechter hiertoe bereid is. Enerzijds valt in de memorie van toelichting bij de Wamca te lezen dat de rechter bij begroting van de schade geen andere maatstaven zal toepassen dan in gewone gevallen waarin het aantal slachtoffers gering is. Dat wijst dus in de richting van maatwerk. ­Anderzijds staat in de wet dat de rechter de schadevergoeding voor benadeelden ‘waar mogelijk in categorieën vaststelt’ en dat hij er zorg voor draagt dat ‘de hoogte van de daarbij toegekende vergoedingen redelijk is’. Dat lijkt enige ruimte te geven.

Als de rechter voor maatwerk kiest, dan heeft een Wamca-procedure geen enkele toegevoegde waarde boven de huidige gang van zaken. Het doel van de wet zou niet worden gehaald. Als de rechter daarentegen zou kiezen voor een categorie-benadering en daarmee voor een zekere mate van abstractie, dan zou het toekennen van schadevergoeding in een stroomversnelling kunnen komen.

Leren van de VS

Hoe gaat het in dat laatste geval ­verder? We kunnen hier leren van de Verenigde Staten waaraan de Wamca is ontleend en waar veel ­ervaring is opgedaan met het afwikkelen van tien- of zelfs honderdduizenden claims.

In de VS kan de rechter in een ­collectieve schadevergoedingsprocedure (class action genoemd) de aansprakelijke veroordelen tot storting van een bepaald bedrag in een fonds. Hij kan ook bepalen op basis van welke criteria dit fonds schadevergoeding toekent aan slachtoffers en welk bewijs die daarvoor moeten aanleveren. Uiteraard baseert de rechter zich hierbij op informatie verschaft door partijen.

In de praktijk biedt het fonds een keuzemodel. Slachtoffers kunnen kiezen uit verschillende opties tot verkrijging van schadevergoeding. Bijvoorbeeld optie 1: een relatief gering vast bedrag op basis van beperkt bewijs. Optie 2: meerdere en grotere bedragen op basis van meer bewijs enzovoorts. In de te ontwerpen opties dienen de verschillende soorten schadelijke gevolgen een plek te krijgen, bijvoorbeeld gedwongen verkoop van de eigen woning, ernstige gezondheidsklachten als depressie, uit huis geplaatste kinderen enzovoorts.

Door de opties herkrijgt het slachtoffer enige regie; hij kan ervoor kiezen genoegen te nemen met een basisbedrag als hij inschat dat zijn schade niet zo groot is, maar ook trachten een hoger bedrag te verkrijgen als hij meer bewijs levert. Vaak hebben slachtoffers, bij wijze van hardheidsclausule, ook het recht om ervoor te kiezen dat het fonds hun schade begroot op basis van al hun individuele omstandigheden, maar daarmee verliezen ze het voordeel van de snelle afhandeling. Bij verschil van inzicht procederen slachtoffers tegen het fonds en niet meer tegen de Staat. De Staat wordt er dus als partij tussenuit gehaald. Het fonds is onafhankelijk van de Staat en wordt bemand door speciaal daarvoor ingehuurde mensen (alle kosten hiervoor worden uiteraard door de Staat gedragen). Zo wordt ook de Belastingdienst ontlast.

Van rechters wordt moed gevraagd

Het opstarten van een Wamca-procedure vergt van alle betrokkenen moed. Voor slachtoffers geldt dat onduidelijk is welke bedragen zij zullen ontvangen als de rechter geen maatwerk levert. Voor de Staat geldt dat hij de controle moet loslaten als hij de beslissing over schadevergoeding overlaat aan de rechter. Ook van de rechters die over de zaak zullen oordelen wordt moed gevraagd. Zij zullen in een maatschappelijk zwaarwegende en uiterst gevoelige kwestie een nieuwe wet moeten toepassen waar nog geen ervaring mee is opgedaan. Maar ondanks alle onzekerheden verdient de route van een Wamca-procedure serieuze overweging. Jarenlang doormodderen op de huidige wijze biedt aan niemand (en zeker niet aan slachtoffers) perspectief. Het zou mooi zijn als alle betrokkenen dit inzagen en hun verantwoordelijkheid namen. Aan die bereidheid heeft het tot dusverre helaas te vaak ontbroken in de toeslagenaffaire en hopelijk zal dit niet de zoveelste gemiste kans blijken.

Prof. mr. dr. A.J. (Albert) Verheij is hoogleraar privaatrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen.