Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen GroenLinks (GL) Geschiedenis

GroenLinks jaaroverzicht 1998

Uit: B. de Boer, P. Lucardie, I. Noomen en G. Voer­man, 'Kroniek 1998. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1998' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1998, Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1999), 14-94, aldaar 57-62.

Inleiding

Het jaar 1998 bracht GroenLinks de doorbraak, waarvan de oprichters sinds 1989 gedroomd hadden. Na een opvallende winst bij de gemeenteraadsverkie­zingen wist de partij onder leiding van P. Rosenmöller haar fractie in de Tweede Kamer royaal te verdubbelen. Ook het aantal leden nam licht toe, waarschijnlijk mede door invoering van een kennis-makingslidmaatschap, dat een half jaar duurde en slechts een tientje kostte.

Gemeenteraadsverkiezingen

Over het algemeen verliepen de raadsverkiezingen zeer succesvol voor Groen-Links. In ruim zeventig gemeenten behaalde de partij in 1998 meer raadszetels dan vier jaar daarvoor, en in een vijftigtal gemeenten won zij niet meer zetels maar wel meer stemmen. In Oostzaan bleef GroenLinks de grootste partij met vijf van de dertien zetels (38% van de stemmen). In Nijmegen werd ze met acht zetels even groot als de PvdA. Slechts in veertien gemeenten gingen zetels ver­loren, vaak aan de SP maar soms ook aan lokale partijen. Zes van die gemeenten lagen in de provincie Groningen – mogelijk had daar een aantal oud­communisten de partij in de steek gelaten en SP gestemd of helemaal niet gestemd. Het aantal wethouders van GroenLinks nam na de verkiezingen toe van dertig naar 45 (exclusief zeventien bestuurders van deelgemeenten in Amsterdam en Rotterdam).

Crisis in Nijmegen

Ook in Nijmegen trad GroenLinks met twee wethouders tot het college van B en W toe, waaraan verder CDA en PvdA deelnamen. Op 27 november legde GroenLinks-wethouder T. Lucassen echter zijn functie neer, uit onvrede over het beleid en ’de sfeer van wantrouwen’ in het college (Trouw, 2 december 1998). Directe aanleiding vormde het collegebesluit om in afwijking van het collegeakkoord meer parkeer-plaatsen en minder fietsklemmen aan te leggen. Daarnaast had GroenLinks ook moeite met bezuinigingen op sociaal beleid. Het CDA verweet GroenLinks dogmatisme en weigerde de coalitie voort te zetten. Na een mislukte lijmpoging van PvdA-zijde werd in december een nieuwe coa­litie gesloten tussen CDA, PvdA en VVD.

Programma Tweede-Kamerverkiezingen

In augustus 1997 had GroenLinks zijn ontwerpverkiezingsprogramma gepresen­teerd (zie Jaaroverzicht 1997). Het stuk moest worden vastgesteld op het partijcongres van 9 en 10 januari 1998 in Zwolle. Op deze bijeenkomst leverden veel congresgangers kritiek op het ontwerp. Het Eerste-Kamerlid T. Pitstra herkende in het program, en in het bijzonder in het eerste hoofdstuk, een ’liberale staatsvisie’ (de Volkskrant, 10 januari 1998). Hij stelde voor het eerste hoofdstuk volgens door het congres te bepalen richtlijnen te laten herschrijven. Partijvoorzitter A. Harrewijn kwam de kritici een eind tegemoet. Hij zei toe dat het eerste hoofdstuk herzien zou worden, maar weigerde daarvoor specifieke in­structies in ontvangst te nemen. Nadat ook partijleider Rosenmöller zich tegen Pitstra’s wensen had uitgesproken, trok de senator zijn voorstel in.

Het congres scherpte het program op onderdelen aan. De koopkracht van uit­keringsgerechtigden zou met 10% moeten stijgen, waarvoor fors bezuinigd zou moeten worden op defensie en op de aanleg van wegen. Het staatshoofd zou voortaan door de Staten-Generaal gekozen moeten worden en de kiesgerechtigde leeftijd verlaagd van 18 naar 16 jaar. Rosenmöller, beoogd lijsttrekker van de partij, relativeerde in zijn slotrede de praktische betekenis van deze aanscherpingen. De meeste voorstellen in het program achtte hij wel haalbaar, al gaf hij toe dat de verschillen met de grote partijen aanzienlijk waren. ’Als we ons met dit programma ver van de politieke hoofdstroom bewegen en onher­roepelijk opnieuw op de oppositie afstevenen, het zij zo’, concludeerde hij met enige berusting (Trouw, 10 januari 1998). GroenLinks nam niettemin ook afstand van zijn voorgangers de Communistische Partij van Nederland (CPN) en de Pacifistisch-Socialistische Partij (PSP), met name door een meer genuanceerde visie over de rol van de staat te verkondigen. Rosenmöller noemde GroenLinks nu dan ook een ’bestuurlijke partij’ (de Volks-krant,12 januari 1998).

Kandidaatstelling Tweede-Kamerverkiezingen

Op 7 februari kwam het congres van GroenLinks bijeen in Amersfoort om de kandidatenlijst voor de Tweede-Kamerverkiezingen vast te stellen. Anders dan in het verleden stemde het congres geheel in met de door een commissie onder voorzitterschap van oud-fractievoorzitter mevr. M.B.C. Beckers ontworpen lijst (zie Jaaroverzicht 1997). Pogingen om kandidaten als het zittende kamerlid mevr. T. Oedayraj Singh Varma en senator Pitstra hoger op de lijst te plaatsen, kregen onvoldoende steun. Sommige congresgangers uitten wel kritiek op de lijst, met name op de afwezigheid van een (pacifistische) deskundige op buitenlands beleid en defensie. Dat betekende overigens niet dat de ’bloedgroep’ van oud-leden van de PSP ondervertegen-woordigd was op de lijst: van de eerste tien kandidaten kwamen er drie uit de PSP en twee uit de CPN. De overige vijf hadden geen banden met één der ’moederpartijen’.

Tot deze laatste groep behoorden ook twee kandidaten die pas kort lid van GroenLinks waren: de arts mevr. C. Hermann en mevr. F. Halsema, een voormalige medewerkster van de Wiardi Beckman Stichting, het weten­schappelijk bureau van de PvdA. Halsema kwam op de derde plaats, direct na lijsttrekker Rosenmöller en zittend kamerlid mevr. M.B. Vos; Hermann op plaats acht. De hoge plaats van de twee ’nieuwelingen’ gaf aanleiding tot kritische opmer-kingen over de invloed die Rosenmöller zou hebben uitgeoefend op de kandidaten-commissie. De lijsttrekker relativeerde zijn invloed; hij zou alleen van zijn ’netwerk’ gebruik hebben gemaakt om politiek talent buiten de partij te werven.

Tweede-Kamerverkiezingen

Op 4 april startte GroenLinks zijn verkiezingscampagne in Utrecht, waar lijst­trekker Rosenmöller op het station aan NS-directeur R. den Besten een plan overhandigde voor beter openbaar vervoer, met als titel We zijn er nog lang niet: voorrang voor het openbaar vervoer. In de campagne, die als motto meekreeg ’Voor de verandering’, stond Rosen-möller centraal. Hij was volgens opiniepeilingen één van de meest populaire politici in Nederland. De campagne was vooral gericht op kiezers die teleurgesteld waren door D66 en PvdA. Con­currentie met de SP werd zoveel mogelijk vermeden.

Evenals in 1989 en 1994 kreeg GroenLinks steun van de milieube-weging. Bij hun beoordeling van verkiezingsbeloften en stemgedrag van verschillende partijen kenden de Vereniging Milieudefensie en de Stichting Natuur en Milieu Groen-Links het hoogste cijfer toe (een acht), terwijl D66 en PvdA maar net een voldoende kregen (een zes), het CDA een onvoldoende (een vijf), en de VVD een dikke onvoldoende (een vier).

Opiniepeilingen gaven een gestage groei van GroenLinks te zien, van zeven à negen zetels in januari (NIPO respectievelijk Inter/View) naar tien à dertien begin mei. Daarbij aarzelden echter veel kiezers nog tussen PvdA en Groen-Links. Anders dan in 1994 wist GroenLinks veel van deze kiezers nu vast te houden, ondanks een volgens sommigen minder geslaagd optreden van Rosen­möller in het lijsttrekkersdebat op 5 mei. Enkele partijgenoten van de eerste man van GroenLinks zeiden later dat deze een ’opgefokte’ en ’bitse’ indruk had gemaakt (Groen-Links Magazine, juni 1998).

Bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer boekte GroenLinks een winst van zes zetels en kwam uit op elf. Volgens onderzoek bij stem-bureaus bestond het electoraat van GroenLinks op 6 mei voor slechts 27% uit trouwe kiezers die in 1994 ook op die partij hadden gestemd, terwijl 20% toen D66 en 19% PvdA hadden verkozen. Evenals in het verleden trok GroenLinks vooral jongere, vrouwelijke en hoog opgeleide kiezers uit zowel hogere als lagere inkomens­groepen (minder uit de middengroepen) in de steden, maar meer dan ooit wist de partij nu ook kiezers te vinden onder de ouderen en op het platteland.

Europese verkiezingen 1999

Op 15 juli nam mevr. P.B.M. van Dijk afscheid van het Europees Parlement (en werd benoemd tot directeur van het Landelijk Bureau Leeftijdsdiscriminatie). Ze werd opgevolgd door J. Lagendijk, campag-neleider bij de Tweede-Kamerverkiezingen en voormalig vice-voor-zitter van GroenLinks. Lagendijk werd in december ook voorgedragen als lijsttrekker bij de in 1999 te houden Europese verkiezingen door een kandidatencommissie onder voorzitterschap van mevr. T. van Leeuwen. De tweede plaats op de lijst zou mevr. K. Buitenweg in moeten nemen, die medewerkster van de Europese fractie geweest was en op dat moment voor de Tweede-Kamerfractie van GroenLinks werkte.

Het ontwerpprogram voor de Europese verkiezingen verscheen in oktober en zou, evenals de kandidatenlijst, door het congres in februari 1999 vastgesteld worden. In het concept koos GroenLinks duidelijk voor een verdergaande inte­gratie in de Unie, waarbij vooral het Europees Parlement èn het Europese Hof van Justitie meer bevoegd-heden zouden moeten krijgen.

Eerste-Kamerverkiezingen 1999

De kandidatencommissie-Van Leeuwen maakte in december ook een voordracht voor de eveneens in 1999 te houden Eerste-Kamerverkie-zingen op. W. Th. de Boer zou voorzitter van de fractie moeten blijven, maar van de overige drie zittende leden wenste de commissie alleen mevr. J.H. Zwerver te handhaven. In de plaats van Pitstra en mevr. J.A. Schoondergang zouden nieuwe kandidaten moeten komen, en wel de advocate D. de Wolff en het Amsterdamse raadslid B. van Schijndel. Het congres zou hierover in februari 1999 een beslissing nemen.

Partijraden en overige partijbijeenkomsten

De partijraad van GroenLinks kwam vijf keer bijeen in Utrecht: op 7 maart, 9 mei, 20 juni, 19 september en 21 november.

Op 17 oktober vond in Utrecht een debat plaats over de crisis in Kosovo. Aanleiding vormde de instemming van de meerderheid van de Tweede-Kamer­fractie met het besluit, de NAVO toestemming te geven tot bombar-dementen op Servië indien dat land zijn militaire acties in de provincie Kosovo niet zou staken. Pacifisten in de partij toonden zich over deze instemming zeer ontzet.

Zo verklaarde het partijbestuurslid K. Kalkman: ’GroenLinks heeft zich mede­plichtig gemaakt aan het voorbereiden van oorlog. Dit is gewoon een misdrijf tegen de vrede’ (de Volkskrant, 19 oktober 1998).

Verwante instellingen en publicaties

Het Wetenschappelijk Bureau van GroenLinks publiceerde ter afsluiting van het in 1997 begonnen project ’multiculturele samenleving’ een map met artikelen en notities over dit onderwerp. In februari organiseerde het bureau een drietal debatten in Amsterdam, over onderwijs, ruimtelijke ordening en gezondheids­zorg. Op 28 november hield het bureau een bijeenkomst in Utrecht over men­senrechten, naar aanleiding van het vijftigjarig bestaan van de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens. Het bureau publiceerde in 1998 bovendien onder redactie van T. Lingsma en G. Pas Recht op bescherming: naar een humaan en rechtvaardig asielbeleid in Europa en Nederland, waarin de auteurs T. Strik, R. Wouters en B. van Ojik het vluchtelingenbeleid in Europa en in Nederland analyseerden. In samenwerking met de Tweede-Kamer­fractie gaf het Wetenschap-pelijk Bureau de brochure Werk maken van inkomens­nivellering: GroenLinkse belastingplannen voor de 21e eeuw uit, van de hand van M. Rabbae, B. Snels en M. Streefkerk.

De Stichting Duurzame Solidariteit organiseerde samen met De Balie, het IKV en Röportaz op 12 september in Amsterdam een aantal paneldebatten over democ-ratisering in Turkije, onder de titel ’Verboden vruchten van Turkije’. Dwars, de jongerenorganisatie van GroenLinks, hield zijn congres van 27 tot en met 29 november in Leiden over het onderwerp ’ideologie en economie’.Op de bijeenkomst werd een schaduwfractie gekozen die Tweede-Kamerleden kri­tisch zouden gaan volgen. In februari publiceer-de Dwars samen met GroenLinks Serieus rigoureus, geschreven door A. de Kruijf. Zij gaf daarin gesprekken weer die ze in het kader van een jongerenproject in 1997 met jonge leden van GroenLinks en van Dwars gevoerd had.

De coördinatiegroep van het GroenLinks Feministisch Netwerk – dat in 1997 in de plaats was gekomen van het GroenLinks Vrouwenoverleg (zie Jaaroverzicht 1997) -liet in december voor het eerst een nieuwsbrief verschijnen. Op 24 april organiseerde men een forumdis-cussie over kinder­opvang in Den Haag.

Het Scholings-en Vormingsinstituut van GroenLinks (SVI) organiseerde op 7 maart een studiedag over college-onderhandelingen in Utrecht. Op 16 mei vond in Amsterdam de jaarlijkse conferentie van raads-en staten-leden plaats met als algemeen thema ’taken en werkwijze van de fractie’.

De Linker Wang, het ’platform voor evangelie en politiek’ verbonden aan GroenLinks, hield op 17 oktober zijn jaarlijkse landelijke bijeen-komst in Utrecht. Harrewijn, voormalig voorzitter van het platform en intussen lid van de Tweede Kamer, ging hier in debat met F. ter Kuile, een vredesactivist, over de vraag ’dient het leger nog de vrede?’. Ter plekke werd de vraag toegespitst op de toen zeer actuele kwestie Kosovo. De Tweede-Kamerfractie had namelijk net ingestemd met het besluit, zo nodig met bombardementen de Servische rege­ring te dwingen haar leger terug te trekken uit de opstandige provincie. Ter Kuile, en een groot aantal aanwezigen, leverden kritiek op het standpunt van de fractie, dat werd verdedigd door Harrewijn en zijn fractiegenote Vos. De Tweede-Kamerfractie gaf een aantal brochures uit, onder meer: Nederland innovatieland: naar een slimme en schone economie, waarin de fractie een alternatief investeringsplan tot het jaar 2010 presenteerde.

Personalia

Op 16 september werd A. Moens, voorzitter van de GroenLinks-fractie in de gemeenteraad van Leusden, beëdigd als burgemeester van Oostzaan. Het aantal burgemeesters van GroenLinks steeg daarmee van twee naar drie.

Laatst gewijzigd:31 maart 2023 17:10