Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Christen Democratisch Appel (CDA) Geschiedenis

CDA jaaroverzicht 1983

Uit: 'Paul Lucardie en Ida Noonen, Het partijgebeuren. Kroniek van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1983', in: R.A. Koole (red.), Jaarboek 1983 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1984), xiii-xlii, aldaar xv-xx.

Voor het CDA was 1983 een bewogen jaar van interne conflicten en van bezinning op de politieke toekomst en het interne functioneren van de partij tegen de achtergrond van een dalende populariteit bij de kiezers volgens opiniepeilingen.

In januari stelde het CDA een werkgroep Politiek Perspectief en een werkgroep Interne Partijorganisatie in. De werkgroep Politiek Perspectief kreeg onder meer als taak de ideologische positie van het CDA ten opzichte van het liberalisme en socialisme in kaart te brengen. In september publiceerde deze werkgroep het rapport Van verzorgingsstaat naar verzorgingsmaatschappij. De auteurs waren van mening dat de rol van de overheid in de samenleving kleiner zou moeten worden. De overheid zou wel op een minimum niveau sociale, culturele en economische voorzieningen moeten garanderen. Uitgangspunt van het rapport was het 'christen democratische weerwoord' op 'een bedreigd bestaan' (werkloosheid, sociale onzekerheid en dreiging van een kernoorlog) van de huidige generatie. Tegenover de 'ik-cultuur' stelde het rapport de verantwoordelijkheid van mensen voor elkaar als kernbegrip in het mensbeeld van de christen-democratie. Zowel de maatschappijvisie van de PvdA (een overheersende rol van de overheid) als die van de VVD (het opkomen voor jezelf) werd in het rapport van de hand gewezen. De tweede werkgroep, Interne Partijorganisatie, had tot taak te onderzoeken hoe de democratie in de partij functioneerde. In september bracht de werkgroep haar rapport uit onder de titel Appèl en Weerklank . Het rapport deed een aantal aanbevelingen om de eenheid binnen de partij te versterken. Zo zouden CDA-ers in gemeenteraden, Provinciale Staten en Tweede Kamer een verklaring moeten ondertekenen waarin ze beloven eensgezind te werk te zullen gaan. Ook het CDA-Vrouwenberaad en het Christen Democratisch Jongeren Appèl (CDJA) zouden zich moeten schikken in dit streven naar eenheid. Volgens het rapport ontwikkelden ze zich te veel als schaduwpartijen met geheel eigen politieke opvattingen. Het huns inziens gebrekkige functioneren van de Tweede-Kamerfractie weten de auteurs aan de starre afspraken die bij de fusie van Katholieke Volkspartij (KVP), Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en Christelijk-Historische Unie (CHU) waren gemaakt. Het CDA zou derhalve zo snel mogelijk los moeten zien te komen van deze afspraken. (In februari 1984 zou het CDA-congres het fusieprotocol inderdaad buiten werking stellen.) Ook zou de fractie zich moeten verjongen en meer vrouwen moeten tellen.

Conflicten in de Tweede Kamerfractie rondom de leden Jan Nico Scholten en Stef Dijkman deden zich in 1983 bij voortduring voor. Hoewel formeel een interne fractieaangelegenheid is de draagwijdte van deze conflicten reden om ze hier toch te vermelden.

In januari ondertekenden alle fractieleden een intentieverklaring om bij stemmingen als eenheid naar buiten te treden. De verklaring was opgesteld naar aanleiding van het stemgedrag van elf CDA-ers die in december 1982 een motie van de PvdA ondersteunden om de hoeveelheden kernwapens in de wereld te bevriezen. Kamerleden met erkende bezwaren (gravamina) tegen onderdelen van het verkiezingsprogramma waren ontheven van de verplichting. Scholten en Dijkman bleven echter regelmatig met de oppositie meestemmen. In de pers leverden ze felle kritiek op het sociale beleid van het CDA, dat niet in overeenstemming zou zijn met het verkiezingsprogram. Bovendien verzetten ze zich hevig tegen de pressie die de fractie op hen uitoefende om in de pas te lopen met de overige Kamerleden. Dijkman gebruikte in dit verband de woorden 'partijdwang en kadaverdiscipline'. De fractie nam hun deze kritiek niet in dank af. In mei passeerde de CDA-fractie volks-huisspecialist Dijkman voor het woordvoerderschap bij de behandeling van de volkshuisvestingsparagraaf van de Voorjaarsnota. Een maand later verbood het fractiebestuur Dijkman namens de fractie te spreken, zolang hij naar buiten toe het accent bleef leggen op zijn dissidente politieke opvattingen. In het zomerreces legden Dijkman en het fractiebestuur het conflict bij, zodat Dijkman weer namens de fractie mocht spreken. Maar in oktober ontstonden opnieuw irritaties. Bij de Algemene Beschouwingen stemden Scholten en Dijkman voor twee moties van de oppositie en tegen een motie van CDA-fractievoorzitter Bert de Vries. Verscheidene fractievergaderingen werden gewijd aan het optreden van Scholten en Dijkman. De meerderheid van de fractie kende het tweetal niet langer het recht toe namens haar te spreken. Ook het partijbestuur, door de fractie om advies gevraagd, wees hun afwijkend optreden van de hand. Het zag alleen nog maar mogelijkheden voor Scholten en Dijkman om binnen de fractie te functioneren als zij zich zouden schikken binnen de fractie. De uiteindelijke beslissing liet het bestuur echter aan de fractie over. Deze besloot uiteindelijk in december dat er geen basis meer was voor een constructieve samenwerking met Scholten en Dijkman. Het woordvoerderschap van de fractie bleef hun ontnomen, maar de keuze om uit te treden werd aan henzelf overgelaten. Kort daarna maakten Scholten en Dijkman bekend dat ze de fractie zouden verlaten en een eigen fractie zouden vormen. Ze beriepen zich op het mandaat van de kiezers om hun Kamerzetels te blijven bezetten. Het CDA-verkiezingsprogram zou leidraad voor hun politiek optreden blijven. Scholten werd fractievoorzitter en Dijkman fractiesecretaris van de Groep Scholten/Dijkman. De CDA-top toonde zich hevig verontwaardigd. Partijvoorzitter Piet Bukman noemde het moreel verwerpelijk en unfair. De fractie weet de conflicten aan wat ze noemde het deloyale optreden van Scholten en Dijkman ten opzichte van de meerderheid van de fractie; voor Scholten en Dijkman zelf ging het echter om politieke geschillen van inhoudelijke aard. Ze hielden nauw contact met Bob Goudzwaard, schrijver van het eerste CDA-verkiezings-program Niet bij brood alleen, die later uit het CDA was getreden uit onvrede met de politieke koers. In december maakte Goudzwaard bekend dat er in februari 1984 een bijeenkomst gehouden zou worden voor mensen die zich herkenden in de lijn Scholten/Dijkman. Het was niet de bedoeling om op die bijeenkomst een nieuwe partij op te richten.

Het Christen Democratisch Beraad (CDB), een groep kritische CDA-leden binnen de partij, wees in februari 1983 een voorstel van partijvoorzitter Bukman van de hand om voor twee jaar de activiteiten te staken, omdat het beraad een beeld van verdeeldheid binnen het CDA zou oproepen. Het CDB voelde hier niets voor. Wel wilde het toezeggen zich een tijd op de achtergrond te houden om de partijtop een kans te geven de koers te verleggen in de richting van het Program van Uitgangspunten . Op 21 oktober doorbrak het CDB echter het stilzwijgen en hield een bijeenkomst in Amersfoort, omdat het vond dat de partijtop de geboden kans niet benut had. Tijdens de vergadering oefende CDB-voorzitter Van der Ploeg kritiek uit op Scholten en Dijkman, omdat ze te ver gegaan zouden zijn. Daarnaast was het Kamerlid Wim Mateman dat het CDA naar rechts wilde trekken doelwit van veel kritiek. Verder besloot men in november een openbare bijeenkomst te beleggen gewijd aan 'het sociale gezicht' van het CDA.

De partijraad van het CDA kwam in 1983 driemaal bijeen. De eerste partijraad, gehouden op 5 februari had als thema de sociale zekerheid. Als discussiestuk diende het rapport van het wetenschappelijk bureau van het CDA Vernieuwing om behoud. De partijraad discussieerde over de vraag hoe het stelsel van sociale zekerheid bij een sterk teruglopende economische groei gehandhaafd en waar mogelijk vernieuwd zou kunnen worden. De resolutie van het partijbestuur kwam vrijwel ongeschonden door de discussie. Hierin stond onder andere dat het stelsel van sociale voorzieningen gebaseerd moet blijven op de verzekeringsgedachte. Volgens de resolutie moesten de basisuitkeringen in de volksverzekeringen zeventig procent van het netto-minimum-loon bedragen. Voor alleenverdieners moesten die tot honderd procent worden aangevuld. De bijstandsuitkeringen moesten afgestemd worden op de minimale kosten van bestaan in onze samenleving. De partijraad was ook van mening dat de herziening van het stelsel van sociale zekerheid niet uitsluitend bezuinigingen ten doel mag hebben.

Op 28 mei kwam de partijraad wederom bijeen. Het eigenlijke onderwerp van de partijraad was emancipatie, maar de tegenstellingen binnen het CDA drukten een duidelijk stempel op de vergadering. Zo leverden De Vries en Bukman in hun toespraken forse kritiek op het afwijkend stemgedrag van Scholten en Dijkman en veroordeelden ze het optreden van partijbestuurder Wim Aantjes. Deze had in een interview in het weekblad De Tijd gezegd dat hij een scheuring voorzag van het CDA, omdat er voor links geen ruimte zou zijn binnen de partij. Een motie met de opdracht aan het Dagelijks Bestuur om de genoemde gedragingen van de heren Scholten, Dijkman en Aantjes te doen ophouden kreeg wel de steun van het partijbestuur, maar niet van de partijraad.

Een ontwerp-resolutie van het partijbestuur over emancipatie werd vrijwel ongewijzigd aangenomen. In de resolutie werd onder meer gesteld dat voor andere duurzame samenlevingsvormen dan het huwelijk dezelfde rechten en plichten moeten gelden. Om dit mogelijk te maken zou openbare registratie van deze samenlevingsvormen moeten plaats vinden. Het CDA bleef echter bijzondere betekenis hechten aan het huwelijk en het gezin.

Op 5 november kwam de partijraad voor de derde keer bijeen. De vergadering koos Bouke Beumer tot lijsttrekker bij de Europese Verkiezingen, hoewel hij bekend stond als een tegenstander van de plaatsing van kernraketten. Een maand eerder was hij met het partijbestuur overeengekomen dat hij de officiële standpunten van het CDA over kernbewapening zou verdedigen, maar wel het recht kreeg om desgevraagd als lijsttrekker zijn eigen opvattingen te vertolken. De partijraad keurde ook het ontwerpprogram goed waarmee het CDA de verkiezingen van juni 1984 inging. Zowel het lijsttrekkerschap als het ontwerpprogram zouden nog bekrachtigd moeten worden door het CDA-congres in 1984. De partijraad stelde de discussie uit over een ontwerp-resolutie waarin gepleit werd voor gelijkwaardige behandeling van homoseksuelen. Achtergrond van dit uitstel was het feit dat de resolutie het conservatieve deel van het CDA te ver ging. Bukman toonde zich teleurgesteld over dit uitstel.

Ook de kernbewapening hield de gemoederen binnen het CDA bezig. In maart voerde het CDA onderhandelingen met de vredesbeweging over eventuele deelname van het CDA aan de grote demonstratie tegen de nieuwe kernwapens op 29 oktober. Aanvankelijk bereikten zij overeenstemming over de mee te voeren leuzen. Volgens Mient-Jan Faber van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV) was het CDA opgeschoven in de richting van de vredesbeweging, volgens Bukman was het precies andersom. De VVD protesteerde heftig tegen de voorgenomen deelname van het CDA omdat zij die in strijd achtte met het regeerakkoord en het regeringsbeleid. De Pacifistisch-Socialistische Partij (PSP) en de Evangelische Volkspartij (EVP) konden zich niet vinden in het compromisvoorstel over de leuzen en deelden mee geen behoefte te hebben aan de deelname van het CDA. Ook binnen het CDA waren de meningen verdeeld. Uiteindelijk besloot het bestuur van deelname af te zien. De leuzen zouden niet te rijmen zijn met het CDA-programma en het regeerakkoord. In juni besloten de CDA-jongeren wél deel te nemen aan de vredesdemonstratie. Ook het CDB riep in oktober door middel van een advertentie in de pers op tot deelname.

Tenslotte nog een aantal personalia. Oud-premier Dries van Agt werd op 16 juni geïnstalleerd als Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant. Aanvankelijk koesterden de politieke partijen in de Provinciale Staten van Noord-Brabant en met name VVD en PvdA bezwaren tegen de benoemingsprocedure, maar uiteindelijk konden ze zich wel verenigen met de benoeming van Van Agt. In april schoof het CDA Piet Steenkamp naar voren als kandidaat voor het voorzitterschap van de Eerste Kamer. Op 13 september werd hij door de Eerste Kamer gekozen met 68 van de in totaal 74 uitgebrachte stemmen. Hij volgde daarmee zijn partijgenoot Theo Thurlings op.

Laatst gewijzigd:10 mei 2023 10:30