Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) Geschiedenis

VVD jaaroverzicht 1991

Uit: P. Lucardie, M. Nie­boer en I. Noomen, 'Kroniek 1991. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1991' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1991 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1991), 14-61, aldaar 56-61.

Inleiding

In electoraal opzicht was 1991 voor de VVD een gedenkwaar­dig jaar. Voor het eerst in bijna tien jaar boekte de partij weer enige verkie­zingswinst. Naast de activiteiten in het kader van de Statenverkiezingen werd binnen de partij gedis­cussieerd over de liberale uitgangspun­ten aan de hand van het rapport Onge­broken lijnen.

Verkiezingen

In zijn campagne voor de Statenverkiezingen richtte Bol­kestein vrijwel al zijn pijlen op de PvdA en op het kabi­net. Volgens hem had de coalitie de good­will bij het pu­bliek vrijwel geheel ver­speeld.

De Statenver­kiezingen verliepen voor de VVD betrekkelijk suc­cesvol. Voor het eerst sinds 1982 werd er winst be­haald. Aan­vankelijk zag het daar niet naar uit: de opinie­peilingen waren voor de VVD niet al te rooskleurig. In plaats van verlies won de partij echter vier Statenze­tels. Ten opzichte van de Kamerver­kiezingen van 1989 boekte de VVD 1,1 procent winst. De liberalen waren zeer content met deze uitslag. Ook over de college-onder­hande­lingen kon de VVD te­vre­den zijn. Evenals in 1987 leverde zij ook nu weer vijftien Gedepu­teerden.

Bij de senaatsverkiezingen in mei werden twaalf VVD-kandidaten ge­kozen. Drie leden hadden zich niet opnieuw verkiesbaar ge­steld: Ted Braak­man, Els Veder-Smit en Loes Von­hoff-Luij­en­dijk. Leendert Ginjaar stelde zich wel opnieuw verkies­baar. Bij zijn kan­dida­tuur speelde de rol die hij als par­tij­voorzit­ter in 1990 bij het aftreden van Joris Voorhoe­ve als voorzitter van de Twee­de Kamerfrac­tie had gespeeld, hem parten. Enkele Kamercentra­les gunden hem een hoge plaats, andere lieten hem vallen. Al met al kwam Ginjaar op de vierde plaats van de kandida­ten­lijst terecht en was hier­mee verzekerd van een plaats in de Eerste Kamer. Tot de liberale senaatsfractie traden eveneens toe de aankomende partijvoor­zitter Dian van Leeuwen-Schut en de voorma­lige partij­voor­zitter en ex-minister Frits Korthals Altes.

Ongebroken lijnen

Aan het einde van 1990 had een partijcommissie onder lei­ding van Hans Nord, oud-lid van het Europees Parle­ment, de nota On­gebro­ken lij­nen: een libe­raal per­spectief gepresen­teerd (zie Jaar­overzicht 1990). Het rapport, dat beoogde 'de in­houdelijke uitdagingen te identificeren waarvoor de libera­len in de komende jaren zullen komen te staan', kreeg op de par­tij­raad van 12 januari een goed onthaal. Dit gold ook voor de slotpa­ragraaf, waarin het CDA als 'regenten­klas­se' werd gety­peerd. De partijraad stemde eveneens in met de opening die het rapport naar de PvdA maakte.

Het debat kreeg een vervolg op de buitengewone algemene verga­dering van 5 en 6 april. Meer dan vijfhonderd resoluties wa­ren door de af­delingen en Kamer­cen­trales ingediend. Par­tij­voor­zitter Gin­jaar lichtte toe dat de uitkomsten van de discus­sie en de resolu­ties mede de basis zouden vormen voor het program­ma voor de volgende Kamerverkie­zin­gen. De vergadering toonde zich opmerkelijk eensgezind. In de pers sprak men van een 'therapeuti­sche bijeenkomst', die na de periode van interne verdeeldheid de her­stelde eenheid zou moeten demonstreren. Op enkele onderdelen was men het ove­rigens niet geheel met elkaar eens. Zo wilde bijvoor­beeld een deel van de achter­ban de dienstplicht verruilen voor een beroepsle­ger.

Op de bijeenkomst van 5 en 6 april kon de discussie over het rapport niet worden afgerond. De behandeling van de laatste hoofd­stukken vond plaats tijdens de alge­mene ver­gade­ring op 26 en 27 april. De opvatting van de commis­sie dat de conti­nue regeermacht van het CDA 'in beginsel een onge­zonde toe­­stand' was, vond veel weer­klank. De weg naar een coali­tie van de VVD met PvdA en D66 werd daarmee in begin­sel vrij­ge­maakt. Henk Vonhoff, Com­missaris der Konin­gin in Groningen, hield de aanwezigen de reikwijdte van deze stel­lingname voor. De toenadering tot de PvdA kwam in zijn ogen neer op 'de meest ingrij­pen­de verande­ring in de poli­tieke opstelling van onze partij sinds vele jaren' (NRC Handelsblad, 29 april 1991). Ver­der vond er enige discus­sie plaats over het basisloon. Een aantal partijleden zag hierin een middel om een einde te maken aan het ondoor­zichtige stelsel van subsidies en uitkeringen.

Algemene ledenvergadering

In overeenstemming met de teneur van het debat over het rap­port van de commissie-Nord, zette fractieleider Bol­kestein in zijn toespraak op de algemene ledenvergade­ring van 26 en 27 april ­de deur naar een toekom­stige regerings­samenwerking met de PvdA op een kier. 'De totstandko­ming van een coali­tie zal in de toe­komst minder voorspelbaar zijn dan in het verle­den. Het vroeg­tijdig uit­spreken van een voorkeur of een veto over een toe­komstige coalitiege­noot is politiek niet raadzaam' (Vrij­heid en Demo­cratie, mei 1991). In zijn rede deelde hij nog­al wat plaagstoten uit in de richting van het CDA.

Afgezien van de verdere behandeling van het rapport Onge­broken lijnen hield de vergadering zich met enkele organi­sa­torische kwesties bezig, zoals de vaststelling van de her­ziene reglementen op de kandidaat­stelling voor leden van het Europees Parlement en de Eerste Kamer.

Commotie rond Wiegel

In mei zorgde oud-VVD leider Hans Wiegel voor enige opschud­ding in de partij, toen hij in een televisie­programma had laten weten in 1992 weer be­schikbaar te zijn voor een baan in de landelij­ke politiek. Bovendien dacht hij met CDA-frac­tievoorzitter Elco Brink­man een 'goede tandem' te kunnen vormen in een CDA-VVD-coali­tie. Samen­werking van de VVD met D66 en PvdA scheen hem niet ver­stan­dig. Uit een NIPO-enquête bleek dat Wiegel op meer ver­trouwen bij de VVD-achterban kon rekenen dan de huidige leider Bolkestein. Deze toonde zich bereid als lijst­trekker het veld te ruimen voor Wiegel, mocht die zich kandidaat stel­len. Van Bolkest­ein mocht Wiegel 'nog liever vandaag dan morgen' zijn rol als politiek leider overnemen (NRC Han­dels­blad, 15 mei 1991). Voor Wiegel was dat echter niet aan de orde. Vanuit Frie­sland liet hij weten dat Bolkestein het uitste­kend deed.

FPÖ

Begin juni kwam de VVD weer in aanvaring met haar Oosten­rijkse zusterpartij, de FPÖ. Jörg Haider, de poli­tiek leider van deze partij, had beweerd dat onder het bewind van Hitler een fat­soen­lijke werk­gelegen­heids­poli­tiek gevoerd zou zijn. Naar aan­leiding van deze uitlatingen vond de interna­tionaal secre­taris van de VVD, het Tweede Kamerlid Jan Dirk Blaauw, dat de FPÖ uit de Liberale Inter­nati­ona­le gestoten moest worden. Haider was al eerder van extreem-­rechtse opvattingen beticht. In dezelfde maand dreig­den de VVD-leden in de liberale fractie van het Europees Parle­ment met uittreden als de FPÖ de offi­ciële waar­ne­mers­status bij de fractie zou krijgen. De FPÖ was geen libe­rale partij, zij was zelfs 'anti-liberaal', aldus Gijs de Vries, frac­tievoor­zitter van de VVD in het Euro­pees Par­lement.

Onder andere op aandringen van de VVD startte het bestuur van de Liberale Internationale in juli een onder­zoek om te bepalen hoe de Oostenrijkse par­tij aangepakt kon worden. De statuten van de Inter­natio­nale boden niet de mogelijk­heid om een lid-partij te schorsen. Onder zware druk stemde de FPÖ in met een 'zelfschor­sing', waarbij zij voorlo­pig afziet van haar stem­recht.

Kandidaatstelling Tweede Kamer

Al in het voorjaar startte de VVD de voorbereidingen voor de Twee­de Kamerverkiezingen. Op basis van het nieuwe kandi­daat­stel­lingsre­glement voor de leden van de Tweede Kamer dient het hoofdbestuur een ont­werp-kandi­daten­lijst aan de partij voor te ­leggen. Een 'Com­mis­sie Tweede Kamer' moet het bestuur bij het opstel­len van deze groslijst advi­se­ren. Deze commissie werd in april ingesteld, onder voor­zitterschap van oud-minister Gijs van Aardenne. Zitting had­den verder onder ande­ren senator Veder-Smit en Commissaris der Koningin Von­hoff.

Bolkestein over integratie van minderheden

Op een conferentie op 8 september van de Liberale Interna­tio­nale in Luzern werd door Bolkestein de problematiek rond de integratie van minder­heden in Nederland ter sprake gebracht. Volgens Bolkestein zouden de hier wonende mos­lims zich moeten aanpas­sen aan de Neder­landse waarden en nor­men. Het behoud van de eigen culturele identi­teit acht­te hij daar­bij minder be­lang­rijk en zelfs minder wense­lijk, omdat de integratie daaon­der zou lijden.

Zijn uitspraken kwamen hem op veel kritiek te staan van onder andere organi­saties van buitenlanders. Het Neder­lands Cen­trum Buitenlanders meende dat Bolkestein een vrijbrief gaf aan dege­nen die zich tegen minder­heidsgroe­pen keren. Bolkestein hield echter vast aan zijn stand­punt dat het noodzakelijk was het minderhe­den-thema onomwon­den aan de orde te stellen. 'Het probleem leeft bij mensen in het land, maar het is ten dele in een ta­boesfeer gekomen. Daar wil ik het uit ha­len', aldus Bolkest­ein in de Volks­krant (12 september 1991). De woord­voerders voor het minder­he­den­beleid van de andere grote par­tijen waren niet geluk­kig met de wijze waarop de VVD-leider de discus­sie in Neder­land wilde sti­mu­leren. Ook premier Ruud Lubbers keerde zich tegen Bol­kestein's visie.

In zijn toespraak op de partijraad van 21 september licht­te Bolkestein zijn Luzern-speech nader toe, waarbij hij zijn stel­ling enigszins afzwakte. 'Minderheden hebben het recht op hun eigen identiteit en cultuur. Dat staat niet ter discussie' (de Volkskrant, 21 september 1991).

Buitengewone algemene vergaderingen

Na vijf jaar partijvoorzitter­schap nam Ginjaar tijdens de buitengewone algemene vergadering op 4 en 5 okto­ber afscheid. Zijn vertrek, dat al in 1990 was aangekon­digd, werd mede ingegeven door de kritiek die hij vanuit de par­tij had gekregen op zijn rol bij de val van Voor­hoeve. Naar zijn zeggen vertrok Ginjaar 'omdat het beter gaat met de partij' (Trouw, 13 maart 1991). Hij bleef lid van de Eerste Kamer.

Als opvolger van Ginjaar werd de senator Van Leeu­wen-Schut gekozen. Zij was in mei naar voren geschoven door het hoofdbe­stuur. Omdat door geen enkele afde­lin­g een tegenkandidaat was ge­steld, kon zij bij acclama­tie verko­zen worden. Van Leeuwen-Schut bekleedde diverse maat­schap­pelijke func­ties. Zij was van 1983 tot 1989 voor­zit­ter geweest van de Eman­ci­patie­raad. De nieuwe voorzit­ter wilde van de VVD weer een club maken 'waar het zelf­ver­trouwen van af straalt' (Vrijheid & Democratie, oktober 1991). Naast de verkiezing van de nieuwe partijvoorzitter hield de vergadering zich verder bezig met enkele wijzigin­gen van de statuten en het huishoudelijk reglement.

Op 23 november was er opnieuw een buiten­gewone algemene verga­de­ring. Nadat de afgelopen jaren de procedures voor de kandidaat­stelling voor het Europees Parle­ment en de Eerste en Tweede Kamer waren herzien, kwamen nu als laat­ste in de rij die voor de Provinciale Staten en de ge­meen­tera­den aan bod. Van het voornemen om in 1992 de statuten en het huishou­delijk reglement geheel te herzien en te vereenvoudigen, zag de ver­gadering op aandringen van het hoofdbestuur af. Na de af­ron­ding van de her­zie­ning van de kandi­daatstellings­regle­men­ten bestond er de behoefte om nu eerst aan het inhoudelijke poli­tieke debat in de partij ruimte te geven.

Met het oog op de Europese top in Maastricht stond naast de organisa­torische zaken op de ver­gadering de vraag cen­traal hoe het verenigd Europa er uit zou moeten gaan zien. O. graaf Lambsdorff, voor­zitter van de Duitse zus­terpar­tij FDP en van de Liberale Internationale, gaf zijn visie op de Europese eenwor­ding. Ook David Luteijn, voorzitter van de Eerste Kamer­fractie van de VVD, voerde het woord.

Verwante instellingen en publikaties

De Vrouwen in de VVD hielden op 22 en 23 februari in Lunteren hun jaarlijkse congres met het thema '­Moderne voort­plan­tings­technologie; grenzeloos begrensd?' Het Tweede Kamerlid Erica Terpstra sprak zich beslist uit tegen het commercieel draag­moe­derschap.

De JOVD behandelde tijdens haar voorjaarscongres op 16 en 17 maart in Lelystad de thema's milieu en onderwijs. Na drie jaar kreeg de JOVD een nieuwe voorzitter. Mark Rutte droeg zijn functie in het voorjaar over aan Cor Schagen.

Op 1 en 2 november hield de Vereniging van Staten- en raads­leden van de VVD haar jaarvergadering. De voorzitter Johan Remkes, die vijf jaar deze functie had uitgeoefend, maakte plaats voor Nicoline van den Broek-Laman Trip. De nieuwe voorzitter was lid van de Provinciale Staten van Gelderland.

De Prof. Mr. B.M. Teldersstichting, het wetenschappelijk bu­reau van de VVD, organi­seerde onder andere in februari een symposium met als thema de 'economische politiek in de jaren negentig'. Op 9 november werd een themadag gehouden over 'ont­groe­ning en ver­grijzing'. Begin oktober 1991 belegden de Libe­rale en Demo­crati­sche Frac­tie van het Europees Parle­ment (ELDR) en de Telders­stich­ting een conferen­tie met als onder­werp de infra­struc­tuur en ruim­te­lijke orde­ning in Euro­pa. De Teldersstich­ting publi­ceer­de naar aan­lei­ding hiervan een ge­schrift, geti­teld Vrij baan in Europa. Liberale uitgangspun­ten voor Euro­pese ver­voers­poli­tiek in de jaren negentig.

Personalia

Op 29 mei overleed na een langdurige ziekte de Commissa­ris der Konin­gin in Gelderland, Matty de Bruijne. Hij was onder andere voorzitter van de JOVD geweest, VVD-gemeente­raads­lid te Amers­foort, en lid van de Provinci­ale Staten van Utrecht. Van­af 1974 was hij Gedeputeerde van deze provin­cie. Hij bekleedde deze functie tot zijn benoeming tot Com­missaris in 1983.

Molly Geertsema, oud-partijleider van de VVD, over­leed op 27 juni 1991. Geertse­ma had van 1959 tot 1971 zitting in de Twee­de Kamer. Van 1971 tot 1973 was hij minister van Bin­nen­landse Zaken in het kabi­net-Biesheu­vel. In 1973 werd hij Commissaris der Konin­gin in Gelder­land. Na zijn terug­treden in 1983 maakte Geertse­ma vervolgens nog jarenlang deel uit van de senaat.

Roelof Zegering Hadders overleed op 25 juli 1991. Hij werd in 1946 ge­kozen als lid van de Eerste Kamer voor de Partij van de Vrij­heid en was van 1948 tot 1971 lid van de Tweede Kamer voor de VVD.

Laatst gewijzigd:12 april 2023 09:48