Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Verkiezingen Verkiezingen Provinciale Staten

Campagnes en uitslagen

Uitslagen:

Provinciale Statenverkiezingen 20 maart 2019 Provinciale Statenverkiezingen 18 maart 2015

Uitslagen 2015

Op 18 maart 2015 vinden de verkiezingen plaats van de 570 leden van de Provinciale Staten. Provinciale Staten zijn de volksvertegenwoordigers van de provincie. Zij bepalen in hoofdlijnen het beleid van de provincie en controleren de Gedeputeerde Staten. Een bijzondere taak van Provinciale Staten is het kiezen van de 75 leden voor de Eerste Kamer binnen drie maanden nadat de nieuwe Statenleden zijn gekozen. De leden van Provinciale Staten worden dus direct gekozen, de leden van de Eerste Kamer indirect. De verkiezingen van de Provinciale Staten vinden eenmaal in de vier jaar plaats: de laatste verkiezingen werden op 2 maart 2011 gehouden. Tegelijkertijd met de verkiezingen van de Provinciale Staten worden de verkiesbare leden van het algemeen bestuur van de waterschappen gekozen en vinden de Eilandsraadsverkiezingen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba plaats.

Het aantal leden van provinciale staten is afhankelijk van het aantal inwoners van de provincie en ligt tussen de 39 en 55 personen. Elke provincie bepaalt voorafgaand aan de verkiezingen het aantal te verdelen zetels voor de provinciale staten. De verdeling van het aantal zetels per provincie voor de verkiezingen van 2015 ziet er als volgt uit:

Provincie Drenthe

41

Provincie Flevoland

41

Provincie Fryslân

43

Provincie Gelderland

55

Provincie Groningen

43

Provincie Limburg

47

Provincie Noord-Brabant

55

Provincie Noord-Holland

55

Provincie Overijssel

47

Provincie Utrecht

49

Provincie Zeeland

39

Provincie Zuid-Holland

55


Meer informatie over de verkiezingen van de Provinciale Staten.
Meer informatie over de verkiezing van de Eerste Kamer.


Geraadpleegde bronnen:

Provinciale Statenverkiezingen 22 maart 2011

De Provinciale Statenverkiezingen vonden plaats op 2 maart 2011.

Tabel uitslag Provinciale Statenverkiezingen 2011
   

2007 2011
% zetels % zetels
VVD 18,1 101 19,6 112
PvdA 17,9 114 17,3 107
CDA 25 151 14,1 86
PVV - - 12,4 69
SP 14,8 83 10,2 56
D66 2,6 9 8,4 42
GroenLinks 6,2 32 6,3 34
ChristenUnie/SGP* 8,7 52 6 36
50PLUS - - 2,4 9
PvdD 2,6 9 1,9 7
FNP 0,5 5 0,4 4
PVZ 0,2 2 0,1 2
ONH** 0,5 1 0,3 1
PvhN 0,2 1 0,1 1
PNL 0,3 1 0,1 0
Mooi Utrecht 0,2 1 0,02 0
overige 1,1 0 0,4 0
totaal 100 564 100 566
opkomst 46,4 56


                                                                                                                                             
*) In Noord-Holland en Noord-Brabant hadden ChristenUnie en SGP gezamenlijke lijsten ingediend; in Groningen, Friesland en Limburg nam alleen de ChristenUnie deel; in de overige provincies deden beide partijen mee.

**) In 2007 deed de Ouderenpartij Noord-Holland in combinatie met de Verenigde Se­niorenpartij (VSP) mee aan de verkiezingen; laatstgenoemde partij nam in 2011 niet mee aan de verkiezingen.

Bron: Kiesraad, Den Haag, 2011 (www.verkiezingsuitslagen.nl)

Campagnes en uitslagen:

Provinciale Statenverkiezingen 7 maart 2007

Provinciale Statenverkiezingen 2007

De Provinciale Statenverkiezingen, die op 7 maart plaats vonden, wer­den als een eerste graadmeter van de populariteit van het nieuwe kabinet beschouwd. Niettemin hielden de meeste partijleiders zich op de achter­grond, behalve SP-leider J.G.C.A. Marijnissen en VVD-leider Rutte. De PvdA deed wel met een landelijk team (‘PvdA-roodshow’) alle provin­cies aan.

De uitkomst van de Statenverkiezingen zou als consolidatie van de ver­schui­vingen van november 2006 kunnen worden geduid (zie tabel). De verliezers van toen – CDA, D66, PvdA en VVD – verloren opnieuw, in meer of mindere mate. De ChristenUnie, Partij voor de Dieren (PvdD) en SP boekten opnieuw winst. De PVV, die in november met negen zetels de Kamer binnen was gekomen, nam niet aan de Staten­verkiezingen deel – waarmee zij mogelijk de VVD verlies bespaarde. De liberalen gingen nu slechts licht in stemmental achteruit (0,4 pro­cent). Provinciale par­tijen die al in de Staten vertegenwoordigd waren, zoals de Fryske Nasjonale Party (FNP) en de Partij Nieuw Limburg (PNL), leden ver­lies. In Drenthe verdwenen de Onafhankelijke Par­tij Drenthe (OPD) en Drents Belang (DB) helemaal uit de Staten. Nieuwe provinciale partijen rukten echter op in Noord-Brabant en Utrecht. De LPF ver­dween uit alle Staten. Vooral voor de kleine par­tijen maakte de vermin­dering van het totaal aantal zetels in de Staten (van 764 naar 564) het leven moei­lijker. Overigens betekent deze ver­min­dering dat een verge­lijking met het in 2003 behaalde zeteltal lastig is.

In Limburg ontstond enige deining rond de Partij voor de Jongeren, die niet aan de verkiezingen mocht deelnemen omdat zij ondersteu­nings­ver­kla­ringen vervalst zou hebben. De partij noemde de beschuldi­ging ‘smaad’.

Christen-democraten en sociaal-democraten bleven ondanks hun verlie­zen dominant in de provinciale besturen. Alleen in Zeeland hield een coalitie van CDA, ChristenUnie, GroenLinks en SGP de PvdA buiten de deur. De VVD kon in Drenthe, Flevoland, Noord- en Zuid-Holland, Utrecht en Brabant gedeputeerden leveren. De grote winnaar, de SP, slaagde daar nergens in.

Tabel uitslag Provinciale Statenverkiezingen 2007

2003

2007

%

zetels

%

zetels

CDA

28,0

222

25,0

151

PvdA

24,1

198

17,9

114

VVD

18,5

138

18,1

101

SP

5,6 38 14,8 83

ChristenUnie/SGP

6,4 50 8,7 52

GroenLinks

6,9

51

6,2

32

D66

4,6

31

2,6

9

PvdD

- - 2,6 9

FNP

0,6

7

0,5

5

PVZ

0,1 2 0,2 2

PNL

0,3

2

0,3

1

Leefbaar ZH

0,2

1

0,6

1

ONH/VSP**)

0,2

1

0,5

1

Brabant Partij

-

-

0,3

1

Mooi Utrecht

-

-

0,2

1

PvhN

0,2 2 0,2 1

LPF

2,9 17 0,2 0

overige

1,4

4

1,1

0

totaal

100,0

764

100,0

564

opkomst

47,6

46,4

*) In Noord-Holland en Noord-Brabant hadden ChristenUnie en SGP gezamenlijke lijsten ingediend; in Groningen, Friesland en Limburg nam alleen de ChristenUnie deel; in de overige provincies deden beide partijen mee.

**) Ouderenpartij Noord-Holland in combinatie met de Verenigde Se­niorenpartij (VSP); laatstgenoemde partij nam in sommige provincies in andere combinaties of zelfstandig deel zonder daarbij zetels te beha­len.

Bron: Kiesraad, Den Haag, 2007 (www.verkiezingsuitslagen.nl)

De uitkomst van de Statenverkiezingen zou als consolidatie van de ver­schui­vingen van november 2006 kunnen worden geduid (zie tabel 1). De verliezers van toen – CDA, D66, PvdA en VVD – verloren opnieuw, in meer of mindere mate. De ChristenUnie, Partij voor de Dieren (PvdD) en SP boekten opnieuw winst. De PVV, die in november met negen zetels de Kamer binnen was gekomen, nam niet aan de Staten­verkiezingen deel – waarmee zij mogelijk de VVD verlies bespaarde. De liberalen gingen nu slechts licht in stemmental achteruit (0,4 pro­cent). Provinciale par­tijen die al in de Staten vertegenwoordigd waren, zoals de Fryske Nasjonale Party (FNP) en de Partij Nieuw Limburg (PNL), leden ver­lies. In Drenthe verdwenen de Onafhankelijke Par­tij Drenthe (OPD) en Drents Belang (DB) helemaal uit de Staten. Nieuwe provinciale partijen rukten echter op in Noord-Brabant en Utrecht. De LPF ver­dween uit alle Staten. Vooral voor de kleine par­tijen maakte de vermin­dering van het totaal aantal zetels in de Staten (van 764 naar 564) het leven moei­lijker. Overigens betekent deze ver­min­dering dat een verge­lijking met het in 2003 behaalde zeteltal lastig is.

In Limburg ontstond enige deining rond de Partij voor de Jongeren, die niet aan de verkiezingen mocht deelnemen omdat zij ondersteu­nings­ver­kla­ringen vervalst zou hebben. De partij noemde de beschuldi­ging ‘smaad’.

Christen-democraten en sociaal-democraten bleven ondanks hun verlie­zen dominant in de provinciale besturen. Alleen in Zeeland hield een coalitie van CDA, ChristenUnie, GroenLinks en SGP de PvdA buiten de deur. De VVD kon in Drenthe, Flevoland, Noord- en Zuid-Holland, Utrecht en Brabant gedeputeerden leveren. De grote winnaar, de SP, slaagde daar nergens in.

Provinciale Statenverkiezingen 11 maart 2003

Uit: J. Hippe, P. Lucardie en G. Voerman, 'Kroniek 2003. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 2003, in: G. Voerman (red.), Jaarboek 2003 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2004), 15-137, aldaar 25-27.

Provinciale Statenverkiezingen 2003

Op 11 maart mochten de kiezers weer naar de stembus, nu om de Pro­vinciale Staten te kiezen. Met bijna 48% was de opkomst iets hoger dan in 1999. Tal van maatregelen waren dan ook genomen om de opkomst te verhogen: een popconcert in Limburg, SMS-oproepen met de kans op een CD in Drenthe, een geldprijs in Gelderland – uitgeloofd door de partij Leefbaar Gelderland/De Groenen, die voor deze loterij overigens geen toestemming van de overheid had gekregen. In elke provincie kon de kiezer bovendien gebruik maken van een stemwijzer op internet. De landelijke partijleiders bemoeiden zich deze keer weinig met de cam­pagne, waarschijnlijk door vermoeidheid na de Tweede-Kamerverkiezingen. Voor CDA en PvdA kwamen daar nog de formatiebesprekingen bij. Overigens werd de uitkomst van de Staten­verkiezingen wel als test gezien voor een coalitie tussen beide partijen.

De resultaten vielen voor zowel het CDA als de PvdA vrij gunstig uit. Weliswaar bleek hun aanhang iets kleiner dan in januari, maar ten opzichte van de Statenverkiezingen van 1999 boekten beide partijen duidelijk winst (zie tabel). De christen-democraten waren opnieuw de grootste in het Zuiden en Oosten (Zeeland, Noord-Brabant, Utrecht, Gelderland, Overijssel en Limburg), de sociaal-democraten in het Noorden en het Westen (Noord- en Zuid-Holland, Flevoland, Friesland, Drenthe en Groningen).

De VVD verloor de tweede plaats aan de PvdA en moest 44 zetels inleveren, maar deed het relatief beter dan bij de Tweede-Kamerverkie­zingen van januari. Dat gold ook voor D66, dat acht zetels verloor, en voor GroenLinks dat 26 zetels kwijt raakte. De protestants-christelijke partijen deelden dit lot: verlies ten opzichte van 1999, lichte vooruit­gang ten opzichte van januari 2003. De fusie van GPV en RPF tot ChristenUnie leidde klaarblijkelijk niet tot electorale ‘synergie’ in de vorm van nieuwe kiezers. De SP ging ten opzichte van januari licht achteruit; vergeleken met 1999 wist ze haar stemmental en zeteltal echter te verdubbelen. Ook de LPF deed het in maart slechter dan in januari. Waarschijnlijk stemde een deel van hun aanhang op een onaf­hankelijke provinciale partij en bleef ook een belangrijk deel thuis.

De onafhankelijke provinciale partijen verloren samen vier zetels. Vooral de Partij Nieuw Limburg (PNL) kreeg een flinke klap, evenals de Partij voor Zeeland (PVZ) en de Onafhankelijke Partij Drenthe (OPD). Laatstgenoemde partij moest een zetel afstaan aan de van haar afgesplitste groepering Drents Belang, die samen met de Drentse Oude­ren­partij een lijst had gevormd (DB/DOP). De Brabantse Onafhankelijke Federatie (die zich nu ook met de naam Leefbaar Bra­bant tooide) (BOF/LB) en de Gemeentebelangen Friesland (GBF, in 1999 de Federatie van Gemeentebelangen Friesland, FGF) konden zich met enige moeite handhaven, evenals de Onafhankelijken Zuid-Holland, die zich sinds 2002 Leefbaar Zuid-Holland noemden.

De meest succesvolle provinciale partijen waren de Fryske Nasjonale Partij (FNP) en de Partij voor het Noorden (PvhN), die in Groningen met twee zetels haar entree in de Staten maakte. Beide partijen verzetten zich tegen een ‘zweeftrein’ (een trein die enige meters boven de grond aan een magneetbaan zou hangen) in het Noorden en beide streefden naar een vorm van federalisme waarbij provincies of landsdelen meer zelfstandigheid zouden genieten. De andere provinciale partijen, die over het algemeen minder duidelijk een staatkundige visie uitdroegen, hadden meer moeite kiezers te winnen.  

Landelijke randpartijen kregen het ook moeilijk in 2003. De Groenen verdwenen feitelijk uit de Staten (waar ze in 1999 nog zelfstandig dan wel in samenwerkingsverbanden drie zetels hadden verworven), evenals de automobilistenpartij Nederland Mobiel. De ouderenpartijen verloren vijf van de zes zetels – de Verenigde Seniorenpartij (VSP), waarin het Algemeen Ouderenverbond (AOV), de Unie 55+ en Senioren 2000 waren opgegaan, won samen met de Ouderenpartij Noord-Holland één zetel in deze provincie. Andere randpartijen zoals de Nederlandse Volksunie, de Vooruitstrevende Integratiepartij en de door oud-minister H. Heinsbroek en oud-LPF-fractievoorzitter H. Wijnschenk opgerichte Lijst Nieuwe Politiek behaalden nergens een zetel.

Tabel uitslag Provinciale Statenverkiezingen 2003

1999

2003

%

zetels

%

zetels

CDA

24,4

194

28,0

222

PvdA

19,0

154

24,1

198

VVD

23,7 182 18,5 138

GroenLinks

10,1

  77

6,9

51

ChristenUnie/

SGP *)

7,5

  62

6,4

50

SP

3,3 19 5,6 38

D66

5,9

  39

4,6

31

LPF

-

-

2,9

17

FNP

0,4 4 0,6 7

PNL

0,6

6

0,3

2

PvhN

- - 0,2 2

PVZ

0,2

4

0,1

2

VSP **)

1,7 6

0,4

1

BOF/LB

0,3

1

0,2

1

LZH ****)

0,4 1 0,2 1

GBF ***)

0,1

1

0,1

1

OPD

0,2 3 0,1 1

DB/DOP

-

-

0,1

1

overige

3,0

  7

0,7

0

totaal

100,0

760

100,0

     764

opkomst

45,6

47,6

*) In 1999 namen GPV en RPF nog niet als ChristenUnie deel aan de Statenverkiezingen, al combineerden ze vaak hun lijsten, al dan niet samen met de SGP.

**) De Verenigde Senioren Partij (VSP) kwam voort uit het AOV, de Unie 55+ en Senioren 2000, die in 1999 nog zelfstandig aan de Staten­verkiezingen deelnamen.

***)Sinds 2001 noemde de Federatie Gemeentebelangen Friesland (FGF) zich Gemeentebelangen Friesland (GBF).

****)   Sinds 2002 noemden de Onafhankelijken Zuid-Holland zich Leefbaar Zuid-Holland.

Bron:   Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen, 2003

(statline.cbs.nl/StatWeb)

Provinciale Statenverkiezingen maart 1999

Uit: B. de Boer, P. Lucardie, I. Noomen en G. Voer­man, 'Kroniek 1999. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1999' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1999 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2000), 13-92, aldaar 13-17.

Provinciale Statenverkiezingen 1999

Op 3 maart vonden de verkiezingen voor de Provinciale Staten plaats. Pro­vin­ciale partijen dienden in alle provincies behalve Flevoland lijsten in. In Noord-Holland, Gelderland en Overijssel waren provinciale leden van de landelijke partij De Groenen de drijvende kracht achter de nieuwe lijsten (respectievelijk genaamd Noord-Holland Anders/De Groenen, Leefbaar Gelderland/De Groenen en Leefbaar Overijssel/De Groenen). Nieuwe provinciale partijen op basis van lokale partijen ontstonden in Utrecht (Federatie van Inwonerspartijen) en Zuid-Holland (de Onafhan­kelijken). In Zeeland verbreedde de Zeeuwsch-Vlaamse Volks­partij (in de Staten met twee zetels vertegen­woordigd) zich tot Partij voor Zeeland (PVZ).

Mede uit vrees voor een lage opkomst zette het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in samenwerking met de twaalf Commissarissen van de Koningin in januari een uitgebreide voorlichtingscampagne voor de verkiezingen op touw, onder het motto 'Vergeet niet te stemmen!'. Op 25 januari opende minister A. Peper (PvdA) een web-site voor de verkiezingen, waarop infor­matie werd aangeboden over de provincie, de verkiezingen en verkiezingsprogramma's; bovendien kon de gebruiker door middel van een Stemwijzer zijn eigen positie bepalen. Daarnaast organi­seerden provincies soms zelf activiteiten om de belangstelling van de kiezer te wekken. Zo konden in Utrecht op 20 februari de provinciale lijsttrekkers in het strijdperk treden tegen de wereldkampioen darts R. van Barneveld. W. Vreeswijk, lijstaan­voerder van het extreem–rechtse Nederlands Blok, was aanvankelijk niet uitgenodigd maar kreeg dank zij een beroep op de rechter alsnog toestemming om te komen.

De meeste partijen startten hun campagne in de loop van februari. De voor­zitters van de Tweede-Kamerfracties van PvdA en VVD zetten zich meteen tegen elkaar af – A.P.W. Melkert noemde de VVD 'de sociale bleekneus' van het parlement, VVD-leider H.F. Dijkstal achtte het socialer om mensen met een uitkering aan werk te hel­pen dan die uitkeringen te verhogen zoals de PvdA wilde (NRC-Handelsblad, 15 februari 1999). Kort daarna stelde Dijkstal het Vluchtelingenverdrag van Genève ter discussie. Andere landelijke partijleiders reageerden daar weer op: GroenLinks leider P. Rosen­möller stelde voor een parlementaire enquête te houden over het asielbeleid, mevr. E. Borst-Eilers (D66-lijsttrekker bij de Tweede-Kamerverkiezingen van 1998) wilde daarvoor een staats­commissie instellen. CDA-leider J.G. de Hoop Scheffer weigerde zich in dit debat te mengen, dat eigenlijk helemaal niet ging over een provinciale kwestie, maar nam wel door middel van spreekbeurten deel aan de verkiezings­campagne. De Statenverkie­zingen kregen zo enigszins het karakter van een landelijke opiniepeiling. Aan de andere kant maakten de meeste partijen ook gebruik van regionale omroepen om hun provinciale boodschap uit te dragen. De SP en PvdA deden dat ook via de landelijke Ster. Uit piëteit voor de op 1 maart overleden CDA-voorman E. Heerma staakten de partijen hun campagne vlak voor de verkiezingsdag van 3 maart (zie verder in deze Kroniek onder CDA).

De opkomst was met 45,6% lager dan ooit tevoren. In Limburg, Flevo­land, Zuid- en Noord-Holland kwamen nog minder kiezers naar het stemlokaal, in het Noord-Oosten van het land nam iets meer dan 50% van de kiesgerechtigden aan de verkiezingen deel. Het CDA won licht en werd opnieuw de grootste partij op provinciaal niveau, daarmee de VVD van de in 1995 behaalde eerste plaats verdringend (zie tabel). Vooral in Noord-Brabant boekten de christen-democraten winst (ruim 3%), wat algemeen werd toege­schreven aan de persoonlijke inzet van de lijsttrekker, P. van Geel, die ook bekendheid had gekregen als kandidaat voor het voorzitterschap van de partij. Het CDA bleef sterk in Limburg, Overijssel en Friesland en werd ook de grootste partij in Gel­derland. De VVD leed de grootste verliezen in het Westen en mid­den van het land (meer dan 4% in Zuid-Holland, Utrecht, Over­ijssel), maar bleef de grootste partij in Noord- en Zuid-Holland, Zeeland, Utrecht en Flevoland. De PvdA behaalde een bescheiden winst van circa 2%, met als uitschieter 3,5% in Brabant. D66 verloor overal, zoals verwacht. De grootste winnaar was Groen­Links, die in alle provincies beduidend meer stemmen trok en in Noord-Holland, Utrecht, Flevoland en Groningen meer dan 5% winst boekte – veelal ten koste van D66. De kleine protestants-chris­telijke partijen gingen licht vooruit, met als uitschieters Zee­land en Flevoland.

De SP kon behoorlijke winst noteren, behalve in Groningen waar zij moest concurreren met de door haar voormalige fractievoor­zitter S. Lammerts opgerichte Onafhankelijke Politieke Partij Groningen (OPPG; zie Jaarboek 1998 DNPP, blz. 80). De OPPG won overigens geen zetel, evenmin als een tweede regionale partij, De Groningers. Elders deden regionale partijen het doorgaans wel goed. In Utrecht kwam de Federatie van Inwo­ners­partijen (FIP) met een zetel in de Staten, in Zuid-Holland slaagden de Onafhankelijken (OZH) daar eveneens in, terwijl de Onafhankelijke Partijen Drenthe (OPD) en de Partij Nieuw Limburg (PNL) er een zetel bij wonnen, evenals de Fryske Nasjonale Party (FNP) in Friesland. De Zeeuws-Vlaamse Volkspartij (ZVV) ging op in de iets bredere Partij voor Zeeland (PVZ) en kon zodoende haar zeteltal verdubbelen; wellicht mede geholpen door het besluit van Delta Anders om niet meer zelfstandig een lijst in te dienen maar samen te gaan met GroenLinks. In Brabant, Gelderland en Friesland handhaaf­den de Brabantse Onaf­hankelijke Federatie (BOF), de Partij Nieuw Gelderland (PNG) en de Federatie Gemeente­belangen Friesland (FGF) hun zeteltal.

De combinatie Leefbaar Gel­derland/De Groenen won een zetel, Leef­baar Overijssel/De Groenen slaagde daar niet in, terwijl Noord-Hol­land Anders/De Groenen een zetel behield. Daarnaast drong ook een landelijke partij voor het eerst in de Staten door: Nederland Mobiel (NM) won een zetel in Noord- en Zuid-Holland en in Lim­burg. De partij, die was opgericht vanuit de Stichting Pro Auto, had in 1998 bijna een zetel in de Tweede Kamer gehaald. De ver­schillende ouderenpartijen verloren overal fors, maar wisten in zes provin­cies nog een zetel te behouden, nu ze er eindelijk in slaagden samen te werken. De Centrumdemocraten daarentegen ver­dwenen ook uit de drie provincies waar ze in 1995 nog een zetel hadden ge­wonnen: Noord- en Zuid-Holland en Noord-Brabant.

De vorming van de colleges van Gedeputeerde Staten weerspiegelde de electorale verschuivingen maar gedeeltelijk. Zo mocht de win­naar GroenLinks alleen in Zuid-Holland aan het provinciebestuur deelnemen, in een brede 'regenboog'-coalitie met PvdA, CDA en SGP. D66 keerde nergens terug in een college. De macht werd dus verdeeld tussen de drie grote partijen, waarbij de PvdA 27 gedeputeerden mocht aanwijzen, het CDA 26 en de VVD twintig.

Tabel uitslag Provinciale Statenverkiezingen, 3 maart 1999

  %

zetels

1995

  %

zetels

1999

CDA

  22,9   186   24,4   194

VVD

  27,2

  207

  23,7

  182

PvdA

  17,0

  142

  19,0

  154

GroenLinks

  5,4a)   36   10,1b)   77

GPV/RPF/SGP

  6,7   53   7,5   62

D66

  9,2

  67

  5,9

  39

SP

  2,1   12   3,3   19

AOV/Unie

55+/S2000c)

  5,1

  33

  1,7

  6

PNL

  0,5   5   0,6   6

FNP

  0,3   3   0,4   4

ZVV/PVZ

  0,1   2       0,2   4

NM

  -   -   0,7   3

OPD

  0,1   2   0,2   3

De Groenend)

  0,5

  1

  0,6

  2

OZH

  -   -   0,4   1

BOF

  0,2

  1

  0,3

  1

PNG

  0,2

  1

  0,2

  1

FGF

  0,1

  1

  0,1

  1

FIP

  -

  -

  0,1

  1

CD

  1,0   3   0,4   0

overige

  1,0

  1

  0,4

  0

totaal

  99,6

  756

100,2

  760

opkomst

  50,2

  45,6

a) Inclusief de gezamenlijke lijst van GroenLinks/De Groenen in Zuid-Holland

(zie Jaarboek 1995 DNPP, blz. 19)

b) Inclusief de gezamenlijke lijst van GroenLinks/Delta Anders in Zeeland

c) Inclusief de Drentse Ouderpartijen en S.O.L. (Samenwerkende partij

Ouderen Limburg)

d) De Groenen hadden in Noord-Holland een lijst gevormd met de groepering

Noord-Holland Anders, in Gelderland met Leefbaar Gelderland

Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Statistiek der verkiezingen 1999: Pro­vinciale Staten, 3 maart Voorburg/Heerlen,1999.

Provinciale Statenverkiezingen 8 maart 1995

Uit: J. Hippe, P. Lucardie en G. Voerman. 'Kroniek 1995. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1995' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1995 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1996), 14-91, aldaar 15-19.

Provinciale Statenverkiezingen 1995

Op 8 maart 1995 vonden verkiezingen van de Provinciale Staten plaats, ruim een half jaar na het aantreden van het kabi­net-Kok. Onvermijdelijk werden de verkiezingen dan ook als graadmeter voor de populariteit van de paarse coalitie gezien. De campagne van de meeste partijen werd regelmatig op­geluis­terd door de aanwezigheid van landelijke leiders. VVD-leider F. Bolkestein trad met VVD-ministers op in talk-shows, die - volgens de ook in 1994 toegepaste 'info-tainment' formule - werden afgewisseld met amuse­ment, verzorgd door de zanger Gordon. De politieke leiders van D66 en PvdA namen zelf niet aan de campagne deel, maar wel andere bewindslieden van deze partijen. Het landelijk apparaat van oppositiepartij CDA beperkte zich vooral tot de coördinatie van de provinci­ale cam­pagnes. Groen­Links zette pas aan het eind van de campagne zijn landelijke leider, P. Ro­senmöl­ler, in. De SP daarentegen voerde een puur landelijke campagne met de leuze: 'Spijt? Stem tegen het kabinet-Kok.' De twee ouderen­partijen legden vooral nadruk op ouderenzorg als provinciale verant­woordelijk­heid.

Uitspraken van Bolkestein over het (te) hoge aantal asielzoekers in Neder­land lokten heftige reacties uit van PvdA-minister J.P. Pronk van Ontwik­kelingssamenwerking, maar vooral van oud-minister J.R.H. Maij-Weggen en A. Oost­lander, beiden sinds 1994 lid van de christen-democra­tische fractie in het Europees Parlement (zie in deze Kroniek onder CDA). Het landelijke karakter van de provincia­le verkiezin­gen bleek ook nog eens in het debat tussen de frac­tievoorzitters van de vier grote partij­en in de Tweede Kamer op 4 maart. Provinci­a­le proble­men kwamen hierin nauwe­lijks aan de orde. De domi­ne­ren­de rol van de Haagse politiek irriteerde provin­ciale politici. De voorzitter van het Inter-Provin­ciaal Overleg en Commissaris van de Konin­gin in Utrecht, jhr. P.A.C. Beelaerts van Blokland, stelde daarom voor de verkie­zingen voort­aan slechts in twee provincies tegelijk te houden in plaats van in alle twaalf. Soort­gelij­ke ideeën werden geopperd door de voorzitter van de Twee­de Kamer, W.J. Deet­man, evenals Beelaerts van Blok­land uit het CDA afkom­stig.

Ondanks de landelijke betekenis van de Statenverkiezin­gen viel de opkomst lager uit dan ooit: ongeveer de helft van alle kiesge­rechtigde burgers bracht een stem uit. De resultaten vallen niet eenvoudig te duiden (zie tabel 1). Duidelijk was wel de winnaar in alle provin­cies: de VVD. De liberalen waren in zes van de twaalf provincies de groot­ste partij geworden, waaron­der de gehele randstad. Het CDA bleef het sterkst in Brabant, Lim­burg, Overijssel en Frie­sland, maar verloor ook in die provincies fors terrein. De PvdA leed eveneens zware verliezen en bleef slechts in Groningen en Drenthe de grootste partij. De winst van de VVD kwam volgens onderzoek bij de stem­bureaus (exit-polls) niet alleen van het CDA en (in mindere mate) de PvdA, maar vooral van D66, dat aanzienlijke verliezen leed. Daarnaast won de VVD ook veel nieuwe kiezers. Naast de VVD boekten de ouderen­partijen ver­rassend veel winst. In zes provincies hadden AOV en Oude­ren Unie 55+ (in 1994 nog: Politieke Unie 55+) hun lijsten samengevoegd, in Limburg en Overijssel hadden ze aparte lijsten ingediend terwijl het AOV in Groningen, Frie­sland, Utrecht en Zeeland alleen deelnam. In alle Provincia­le Staten konden nu vertegenwoordi­gers van ouderenpartijen zitting nemen. De SP was iets minder succesvol, maar deed wel haar intrede in de Staten van Groningen, Gelder­land, Utrecht, Noord- en Zuid-Holland en Limburg, ter­wijl ze haar zeteltal in Brabant uitbreid­de van één naar drie. De protes­tants-christelijke partijen boekten eveneens winst, die vooral op naam van de RPF geschreven kon worden; zij kon zeven zetels meer bezetten dan in 1991, terwijl de SGP er één verloor en het GPV zijn zeteltal handhaafde. De RPF had in Gronin­gen, Friesland en Drenthe één lijst met de SGP inge­diend, in Gelder­land, Utrecht, Noord- en Zuid-Holland samen met het GPV. In Noord-Brabant hadden de drie partijen samen een lijst gevormd, in Limburg deden ze helemaal niet mee, terwijl ze in Overijssel en Flevoland ieder zelfstandig deelnamen. GroenLinks boekte nauwelijks winst; alleen in vergelijking met de Tweede-Kamerverkie­zingen van 1994 leek ze zich te herstellen. Zij bleek ten opzichte van de kamer­verkiezingen niet alleen van de PvdA maar evenzeer ook van D66 kiezers te hebben gewonnen.

De regionale partijen - veelal bundelingen van lokale partijen - wonnen er drie zetels bij, minder dan verwacht. De Brabantse Onafhankelijke Fracties (BOF) moesten zelfs een zetel inleveren, evenals de door oud-PPR-leden opgerichte partij Delta Anders in Zeeland. Daarentegen drongen de Zeeuws-Vlaamse Volkspartij (ZVV), de Federatie van Gemeente­belangen Frie­sland (FGF) en de Partij Nieuw Gelderland (PNG) voor het eerst in de Staten door. De Onafhankelijke Partij Drenthe (OPD) boekte een zetel winst, terwijl de Partij Nieuw Limburg (PNL) haar zeteltal handhaafde. In Overijs­sel en Noord-Holland slaagden regionale partijen er niet in een zetel te behalen.

De Groenen handhaafden hun ene zetel in Noord-Holland even­eens, maar konden dank zij de lijstencombinatie met GroenLinks in Zuid-Holland ook een zetel bezetten. De Centrumdemocraten bleven op drie zetels staan. Zij verloren een zetel in Utrecht maar wonnen er een in Brabant - met slechts zes stemmen verschil, zoals bleek na hertelling. D66, dat anders deze restze­tel had verworven, drong hierna vergeefs aan op nieuwe verkie­zingen in Brabant. Het geringe succes van de CD in vergelijking met de gemeente­raadsverkie­zingen en (in mindere mate) met de Tweede-Kamerverkiezingen van 1994 was mede te wijten aan concurrentie met soortgelijke partijen - de Nationale Volkspar­tij/CP'86, het Nederlands Blok, de Burger­partij Neder­land en het Patriotisch Democratisch Appèl - die overigens geen van alle een zetel wonnen.  

Het aantal vrouwelijke Statenleden nam licht toe: van 224 naar 230 (30,6%).

Bij de onderhandelingen over de collegevorming wist de VVD haar winst grotendeels om te zetten in gedeputeerden, waarvan ze er 25 in plaats van vijftien mocht aanwijzen. PvdA en vooral CDA konden hun verlies nog beperken (vijf respectieve­lijk 3,5 zetels), vaak ten koste van D66. De Democraten ver­dwenen uit de colleges van Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland en handhaafden zich slechts in Drenthe en Gelderland. In Zuid-Holland nam het CDA de plaats van D66 in, waarmee het enige paarse provinciale college verdween.

In Friesland kozen de Staten voor het eerst een gedepu­teerde in deeltijd. Mevr. M. Brandsma-Ydema, in de vooraf­gaande perio­de fractievoorzitter van het CDA, zou deze functie gaan bekle­den.

Tabel uitslag Provinciale Statenverkiezingen, 8 maart 1995

        1991

        1995

    %

zetels

    %

zetels

VVD

15,7

116

27,2

207

CDA

32,6

257

22,9

186

PvdA

20,4

166

17,0

142

D66

15,6

116

  9,2

  67

GPV/RPF/SGP

  6,0

  47

  6,7

  53

GroenLinks

  5,2

  36

  5,4

  36 *)

AOV/OU55+

    -

    -

  5,1

  33

SP

  0,9

    1

  2,1

  12

PNL

  0,5

    5

  0,5

  5

CD

  1,0

    3

  1,0

   3

FNP

  0,3

    3

  0,3

  3

OPD

  0,1

    1

  0,1

  2

ZVV

    -

    -

  0,1

  2

De Groenen

  0,6

    1

  0,5

  1

BOF

  0,5

    2

  0,2

  1

Delta Anders

  0,1

  2

  0,1

  1

PNG

  -

  -

  0,2

  1

FGF

  -

  -

  0,1

  1

overigen

  0,6

  0

  0,9

  0

totaal

100,1%

756

99,6%

756

opkomst

        52,3%

       50,2%        

Bron: Verkiezingsstatistiek Provinciale Staten CBS, 1995

*) Hierbij wordt het in Zuid-Holland op de gezamenlijke lijst Groen­Links/De Groenen gekozen lid van De Groenen meegere­kend. In de Staten treden de op deze lijst gekozenen ook als één fractie op.

Provinciale Statenverkiezingen 6 maart 1991

Uit: P. Lucardie, M. Nie­boer en I. Noomen, 'Kroniek 1991. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1991' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1991 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1991), 14-61, aldaar 14-16.

Provinciale Statenverkiezingen 1991

Op 6 maart vonden verkiezingen voor de Provinciale Staten plaats. De opkomst was lager dan ooit: slechts 52,3% van de kiesgerechtigden bracht een stem uit. In de provincies Noord-Brabant, Zuid- en Noord-Holland kwam zelfs minder dan de helft van de kiesgerechtigden naar het stembu­reau.

De PvdA leed in alle provincies forse verlie­zen: meer dan één miljoen kiezers keerden haar de rug toe (zie tabel). Als het Tweede Kamer­verkiezingen waren geweest, had zij 17 van de 49 zetels op moeten geven. Het verlies van de PvdA kwam voor­namelijk ten goede aan D66. De Democraten behaal­den vrijwel evenveel stem­men en Statenzetels als de VVD, die zich ten opzichte van 1987 goed wist te handhaven. Groen Links, die nu overal met één lijst uitkwam, profi­teerde weinig van de terug­gang van de PvdA: de nieuwe partij behaalde slechts vier ze­tels meer dan CPN, PPR, PSP en EVP samen in 1987. Het CDA leed enig verlies in het Wes­ten van het land, terwijl de christen-democraten in het Noorden en in Limburg juist winst boekten.

Opvallende winnaars waren - naast D66 uiteraard - de regionale partijen. De Fryske Nasjonale Party (FNP) en de Partij Nieuw Limburg (PNL) wisten beide hun zeteltal uit te breiden, ter­wijl de Onafhankelijke Partijen Drenthe (OPD) en de Brabantse Onafhankelijke Federatie (BOF) hun debuut bij de Staten­verkie­zingen met één respectievelijk twee zetels beloond zagen. Al­leen de lijst Lokale Partijen Gelderland slaagde er niet in een zetel te behalen. Afge­zien van de FNP zijn genoemde par­tijen eigen­lijk provinci­ale coalities van lokale partijen, die veelal van mening zijn dat de landelijke partijen onvoldoende rekening houden met regiona­le belangen. Dat geldt minder voor de Zeeuw­se partij Delta Anders (DA), die werd opgericht door leden van de PPR die niet wensten op te gaan in Groen Links. Ook deze partij won twee zetels, terwijl Groen Links in Zee­land slechts één zetel behaalde.

Tot de winnaars behoorden ook de Centrumdemocraten (CD), die in de provincies Noord- en Zuid-Holland en Utrecht telkens één zetel behaal­den. Extreem-linkse partijen deden het minder goed; de Socialistiese Partij (SP) kon wel haar electoraat maar niet haar zeteltal vergroten, terwijl de Socialistiese Arbeiders­partij (SAP) en het Verbond van Com­munisten in Neder­land (VCN) geen zetels be­haalden. De Groenen handhaafden hun zetel in de Noord-Hol­land­se Sta­ten. De protestants-christelij­ke partijen, die in ver­schillende combinaties deelnamen, gin­gen relatief vooruit. Ten opzichte van 1987 kregen zij met slechts 6000 kiezers extra er 12 zetels bij. Hierbij dient echter opge­merkt te worden dat het totaal aantal Staten­zetels was ver­hoogd van 748 tot 756.

Bij de verkiezing van Gedeputeerden vonden minder grote ver­schuivingen plaats dan op grond van de Statenverkiezin­gen te verwachten viel. D66 kreeg er slechts zes Gedepu­teer­den bij, maar bleef in de provincies Gro­ningen, Fries­land, Overijssel, Flevoland, Utrecht, Noord-Brabant en Lim­burg buiten de colle­ges. De PvdA moest acht Gedeputeer­den inleve­ren, maar bleef in alle colleges vertegen­woor­digd - evenals de VVD, die haar 15 Gedeputeerden behield. Het CDA kreeg er een Gedeputeerde bij, maar werd in Zuid-Holland door een coalitie van PvdA, D66 en VVD bui­­tenspel gezet. De kleinere partijen werden niet bij de college­vor­ming betrokken.

Tabel uitslag Provinciale Statenverkiezingen 1991

1987      

1991

%

zetels

%

Zetels

CDA

33,0

255 32,6 257

PvdA

  33,0 261 20,4 166

VVD

15,5

112

15,7

116

D66

6,7

45

15,6

116

RPF/GPV/SGP

4,8

35

6,0

47

GL*

5,2

36

4,8

32

PNL

0,4 4 0,5 5

CD

0,3

0

1,0

3

FNP

0,2 2 0,3 3

BOF

- - 0,5 2

DA

- - 0,1 2

SP

0,5

1

0,9

1

Groenen

0,6

1

0,6

1

OPD

-

-

0,1

1

overige

1,1

0

0,6

0

totaal

100,1%

748

100,1%

756

* Groen Links deed als zodanig pas in 1991 mee; voor 1987 zijn de resultaten van CPN, EVP, PPR en PSP samengevoegd.

Bron: Verkiezingsstatistiek Provinciale Staten CBS, 1991

Provinciale Statenverkiezingen 18 maart 1987

Uit: L. Koeneman, P. Lucardie en G. Voerman, 'Kroniek 1987. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1987' in: R.A. Koole (red.), Jaarboek 1987. Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1988), 16-57, aldaar 16-18.

Provinciale Statenverkiezingen 1987

Op 18 maart werden de Provinciale Staten gekozen. De opkomst was laag: 66,0%, minder dan in 1982 (67,9%). Toch zagen velen deze verkiezingen als “mid-term elections”, een tussentijdse test van de populariteit van de regerende coalitie. De uitslag werd dan ook meteen “vertaald” in fictieve Tweede Kamerzetels; CDA en VVD zouden zo op 51 respectievelijk 24 zetels terugvallen en hun meerderheid verliezen. Oppositieleider Kok duidde de uitslag als een “gele kaart” voor het kabinetsbeleid en een belangrijke verschuiving in de Nederlandse politiek. Hij kon echter niet ontkennen dat zijn partij, de PvdA, eveneens een fictieve Tweede Kamerzetel zou verliezen.

Vergeleken met de Kamerverkiezingen van 1986 liep de aanhang voor alle grote partijen in 1987 terug en wisten de kleine partijen ter linker en rechter zijde zich redelijk te herstellen. Een dergelijke vergelijking blijft echter riskant. Regionale factoren speelden in 1987 wel degelijk een rol, vooral in provincies als Limburg en Friesland waar regionale partijen met succes aan de verkiezingen deelnamen.

De Fryske Nasjonale Party verloor weliswaar een zetel ten opzichte van 1982, maar de pas opgerichte Partij Nieuw Limburg kwam met 4 zetels de Provinciale Staten binnen. Deze partij trok vooral kiezers die voordien op het CDA gestemd hadden.Naast deze regionale partijen wonnen nog twee kleine partijen een zetel: de Groenen in Noord-Holland en de Socialistiese Partij in Noord-Brabant. De Centrumpartij en de daarvan afgesplitste Centrum-Democraten namen in vier provincies aan de verkiezingen deel maar verkregen nergens een zetel; de zetel van de Centrumpartij in Flevoland ging verloren.

De Provinciale Staten van Flevoland waren in 1985 voor het eerst ver­kozen en werden nu tegelijk met de elf andere Staten opnieuw gekozen. Het feit dat Flevoland bij de Statenverkiezingen van 1982 nog deel uit­maakte van Overijssel bemoeilijkt vergelijkingen per provincie van die ver­kiezingen met die van 1987. Het totaal aantal Statenzetels werd uit­gebreid van 705 in 1982 tot 748 in 1987; daarvan profiteerde niet alleen Fle­voland maar ook Gelderland, dat vanwege bevolkingsgroei 4 zetels meer kreeg.

Vergelijkingen van deze verkiezingen met andere wordt bovendien ge­compliceerd door samenwerkingsverbanden, met name tussen CPN, PPR en PSP en tussen GPV, RPF en SGP. In de tabel, die een overzicht biedt van zeteltallen en stempercentages van de Statenverkiezingen van 1982 en 1987, zijn de resultaten voor deze groepen van partijen dan ook gecombineerd, ook al dienden zij in sommige provincies zelfstandige lijsten in.

Tabel uitslag Provinciale statenverkiezingen

1982

1987

%

zetels

%

zetels

PvdA

21,9*

163*

33

262

CDA

33,4

248

33

254

VVD

22,2

150

15,5

112

D66

8,3

54

6,7

45

GPV/RPF/SGP

  5,3

36

4,8

35

CPN/PPR/PSP

7,8

51

4,8

32

PNL

-

-

0,4

4

FNP

0,3

3

0,2

2

Groenen

0,3

1

SP

0,6

0

0,2

1

overig

0,2

0

1,1

0

totaal

100

705

100

748

* N.B.: hierbij zijn de stemmen en zetels van een gecombineerde PvdA­/PPR lijst in de provincie Utrecht inbegrepen.

Laatst gewijzigd:07 maart 2024 13:04