Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Partij van de Arbeid (PvdA) Geschiedenis

PvdA jaaroverzicht 2000

Uit: B. de Boer, P. Lucardie, I. Noomen en G. Voer­man, 'Kroniek 2000. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 2000' in: G. Voerman (red.), Jaarboek 2000 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2001), 141-210, aldaar 180-191.

Inleiding

Interne ontwikkelingen, zowel zakelijke discussies als spanningen rond personen, bepaalden voor de PvdA het beeld van het jaar 2000. In maart besloot A. Peper terug te treden als minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, omdat hij in opspraak was gekomen vanwege zijn declaratiegedrag. In september legde partijvoorzitter Van Hees haar functie neer als gevolg van onmin binnen de partijleiding. Verder werd er in de partij veel gespeculeerd over de vraag of partijleider en premier Kok zich opnieuw kandidaat zou stellen voor de Tweede-Kamer-verkiezingen van 2002.

Monarchie

Mede als reactie op de uitlatingen De Graaf, politiek leider van D66 (zie in deze Kroniek onder ‘hoofdmomenten’), kwam binnen de PvdA in april een discussie over de monarchie op gang, ook al trachtte premier en partijleider Kok die aanvankelijk te ontmoedigen. De hoogleraren W. Witteveen en M. Hajer, en P. Kalma, directeur van de Wiardi Beckman Stichting (WBS), het wetenschappelijk bureau van de PvdA, waren het eens met De Graaf dat de koningin niet langer deel uit zou moeten maken van de regering. Het drietal, dat zitting had in de commissie die een nieuw beginselprogram ontwerpen moest, zag deze verandering in het kader van verdergaande democratisering van het politiek bestel. Senator E.C.M. Jurgens deelde deze mening. Het Tweede-Kamerlid J.P. Rehwinkel, belast met zaken die de monarchie betreffen, wilde hierover wel een discussie voeren maar voelde zelf weinig voor beperking van de rol van het staatshoofd. Liever zag hij dat de Tweede Kamer zelf een informateur zou aanwijzen in plaats van deze keuze aan de koningin over te laten. Tjeenk Willink, vice-voorzitter van de Raad van State en ook lid van de PvdA, wilde niets aan het koningschap wijzigen. Kok, premier en partijleider, stelde dat de koningin geen oneigenlijke invloed uitoefende, maar het kabinet vooral steun zou verlenen.

Op het partijcongres in mei kreeg een motie voor een debat over de monarchie geen meerderheid. De monarchie zou wel aan de orde komen in de discussie over een nieuw beginselprogramma, die in 2001 afgerond zou moeten worden. Op 13 september belegde de PvdA wel een bijeenkomst over de rol van de monarch, in Den Haag. Melkert pleitte daar voor versterking van de invloed van de Tweede Kamer op de kabinetsformatie. De kamer zou een informateur aan moeten wijzen en deze tijdens de formatie in openbare debatten ter verantwoording roepen.

Partijcongres

Op 27 mei vond het jaarlijks partijcongres plaats in Rotterdam, volgens een nieuwe opzet: besluiten werden ‘s ochtends in workshops voorbereid en ‘s middags in een plenaire bijeenkomst vastgesteld. Naast afdelingen hadden nu ook kenniscentra (‘thematische netwerken’) afgevaardigden kunnen aanwijzen. De workshops hielden zich bezig met beginselen, Europa, vergrijzing, kennis en wisselwerking tussen culturen. Een deel van de aanwezigen toonde zich tevreden met de nieuwe opzet, anderen vonden dat er te weinig tijd overbleef voor besluitvorming en controle van de partijtop door de achterban.

Het congres besloot onder meer om op termijn te streven naar 1 mei als nationale feestdag. Voorts werden resoluties behandeld over vergrijzing en over de interculturele of multiculturele samenleving. De basis voor de laatstgenoemde resolutie vormde de nota Wisselwerking 2, geschreven door een projectgroep onder leiding van oud-minister E. van Thijn en het Tweede-Kamerlid mevr. M.I. Hamer als vervolg op de in 1998 verschenen nota Wisselwerking (zie Jaaroverzicht 1998). Zij zagen etnische segregatie en discriminatie als problemen die vooral om sociaal-economische oplossingen vroegen en niet zozeer om sociaal-cultureel beleid. Van Thijn wilde de allochtonen de keuze laten om zich wel of niet aan de autochtone cultuur aan te passen – mits ze wel de Nederlandse taal leerden - en pleitte voor ‘interculturalisatie’. Het congres volgde hem hierin en keurde de resolutie goed.

Partijleider Kok noemde in zijn rede de uitbreiding van de Europese Unie en de ontwikkeling van een ‘kenniseconomie’ belangrijke uitdagingen voor de sociaal-democratie in de toekomst. De sociaal-democratie zou zich niet in neoliberale richting moeten ontwikkelen, maar het evenwicht dienen te bewaren tussen solidariteit en de emancipatie van het individu.

Positie partijleider Kok

Over de politieke toekomst van partijleider en premier Kok, die intussen de zestig gepasseerd was, werd in 2000 veel gespeculeerd. Partij-voorzitter mevr. M.A. van Hees suggereerde in februari een ‘brede kopgroep’ achter Kok te vormen (de Volkskrant, 17 februari 2000). Haar opmerking viel bij de partijtop niet in goede aarde. Kok zelf merkte op dat die kopgroep er al was. Hij kondigde in mei aan dat hij in 2001 een beslissing zou nemen of hij een derde kabinet zou willen leiden. Zijn partijgenote mevr. J. van Nieuwenhoven, de voorzitter van de Tweede Kamer, verklaarde in een vraaggeprek met het weekblad Nieuwe Revu in december ten aanzien van het premierschap van Kok dat het ‘mooi geweest’ was. Melkert achtte zij een goede opvolger. Volgens een door bureau Intomart in die tijd gehouden enquête deelde echter nog geen kwart van de PvdA-kiezers deze mening; driekwart gaf de voorkeur aan Kok als lijsttrekker bij de komende kamerverkiezingen.

Als mogelijke opvolgers van Kok werden meestal genoemd: fractievoorzitter Melkert, de staatssecretaris van Justitie M.J. Cohen en de burgemeester van Tilburg, J. Stekelenburg. Cohen viel echter in december af, toen hij tot burgemeester van Amsterdam werd benoemd. In december bestempelde Kok Melkert als ‘een man in wie ik een groot vertrouwen heb’ (NRC Handelsblad, 18 december 2000).

Coalitievorming

Niet geheel los van de politieke toekomst van Kok stond de vraag of de paarse coalitie na de volgende verkiezingen voortgezet zou moeten worden. In zijn toespraak op het partijcongres in mei wilde fractievoorzitter Melkert, die in de voorafgaande maanden veel kritiek had geleverd op coalitiepartner VVD en de stabiliteit van de coalitie in twijfel had getrokken, een derde paarse kabinet beslist niet uitsluiten. De samenwerking was volgens hem zinvol ‘zolang het lukt compro-missen te sluiten met een herkenbaar sociaal-democratisch gehalte’ (Trouw, 29 mei 2000). Speculaties over andere coalities achtte hij ongewenst. Desalniettemin kwam tegen het einde van het jaar hierover in PvdA-kring de discussie op gang. D. Dolman, lid van de Raad van State en oud-voorzitter van de Tweede Kamer, pleitte in november voor een coalitie met CDA in plaats van VVD. De voorzitter van de PvdA-jongerenorganisatie Jonge Socialisten (JS), S. Zboray, brak een lans voor een coalitie met CDA, GroenLinks en mogelijk de ChristenUnie. A. Duivesteijn, lid van de Tweede Kamer, hoopte zelfs op een progressief kabinet met D66, GroenLinks en wellicht de ChristenUnie, zonder VVD en liefst ook zonder CDA. Of Kok bereid zou zijn een dergelijk kabinet te leiden, was een vraag die voorlopig onbeantwoord bleef.

Van Hees en de crisis in de partijorganisatie

In de loop van het jaar kreeg het dagelijks bestuur te maken met forse kritiek op zijn functioneren. Op 22 augustus spuiden de voorzitters van de vier grote stadsafdelingen en van acht gewesten – tevens lid van het algemeen bestuur van de partij – hun kritiek op een besloten bijeenkomst te Utrecht. Mevr. J. de Sain, voorzitter van het gewest Zuid-Holland en initiatiefneemster van de bijeenkomst, miste ‘samen-hang en continuïteit’ in de verschillende projecten die partijvoorzitter Van Hees en vice-voorzitter Hamer hadden opgezet (de Volkskrant, 24 augustus 2000). Er leefde ook onvrede over de kenniscentra, die te weinig invloed zouden hebben en te weinig steun van het partijbureau zouden krijgen. De achterban bleef vaak te passief en zou door het bestuur meer bij de partijvernieuwing betrokken moeten worden.

Op 5 september besloot Van Hees haar functie als partijvoorzitter met onmiddellijke ingang neer te leggen, na een vergadering van het dagelijks bestuur waarbij ook Kok en Melkert aanwezig waren en waar een interne rapportage over het functioneren van het dagelijks bestuur werd besproken, uitgebracht door de organisatieadviseur H. Andersson. Andere bestuursleden verweten Van Hees gebrek aan leiding en inspiratie bij de vernieuwing van de partij. Ze zou teveel in Den Haag zijn en te weinig prioriteiten stellen, aldus vice-voorzitter Hamer (Pro, oktober 2000). Door gebrek aan wederzijds vertrouwen zou een ‘werkbare basis’ ontbreken, zo verklaarde het partijbestuur diezelfde avond.

Van Hees, die pas in februari 1999 tot partijvoorzitter was gekozen, nam haar besluit mede omdat zij in het weekblad Vrij Nederland (9 september 2000) beschuldigd werd van declaratiegedrag dat ‘niet in overeenstemming is met een bestuursfunctie in een vrijwilligers-organisatie’. Het ging met name om declaratie van autokosten, hotelkosten en een managementcursus. De auteurs vroegen zich af of zij ‘de volgende Bram Peper’ zou zijn. Eén van de auteurs van de publicatie, T. Wallaart, was lid geweest van de jongerenbeweging Niet Nix, die in de strijd om het voorzitterschap van de partij de kandidaten L. Booij en E. van Bruggen actief gesteund had (zie Jaaroverzicht 1998 en Jaaroverzicht 1999). Van Hees verweet het weekblad ‘riooljournalistiek’ en ontkende alle beschul-digingen ten stelligste (NRC Handelsblad, 7 september 2000). Zij meende dat sommige leden van het dagelijks bestuur de discussie hadden geblokkeerd. Ze had veel tijd in Den Haag moeten besteden, onder meer omdat daar nogal wat weerstand had bestaan tegen haar voorzitterschap. Melkert ontkende dat aan de integriteit van Van Hees werd getwijfeld, maar prees haar besluit om af te treden en zo een einde te maken aan een ‘onwerkbare situatie’ (de Volkskrant, 6 september 2000). Kok noemde haar aftreden ‘heel erg sneu’, maar ‘onvermijdelijk’ (de Volkskrant, 7 september 2000). Vice-voorzitter Hamer zou het voorzitterschap tot het volgende partijcongres waarnemen, zo besloot het partijbestuur op 7 september. Van Hees bleef overigens (gewoon) lid van dat bestuur.

Sommige kaderleden van de partij uitten hun verontwaardiging over de gang van zaken. B. Olij, voorzitter van de afdeling Amsterdam, achtte het ‘onbestaanbaar dat een voorzitter die door het congres is gekozen, zomaar door het dagelijks bestuur aan de kant wordt gezet’ en eiste een vervroegd partijcongres hierover (Trouw, 16 september 2000). Op 28 september kwamen in Utrecht opnieuw gewestelijke voorzitters bijeen, nu om met leden van het bestuur de crisis in de partij te bespreken. De bijeenkomst had een besloten karakter. Op dezelfde dag verklaarde Tj. van Dekken, lid van het dagelijks bestuur, op een afdelingsvergadering in Groningen dat de declaraties van Van Hees wel degelijk omstreden waren binnen het bestuur.

Een onderzoek van oud-Commissaris van de Koningin R. de Wit zuiverde Van Hees in november van elke blaam. Wel was er binnen het dagelijks bestuur, en met name tussen Van Hees en penningmeester J. van Ingen Schenau, onenigheid geweest, onder meer over de huur van een auto met chauffeur en de door Van Hees voorgestelde huur van een woning in Den Haag (in plaats van een hotelkamer). Op 13 november besprak het bestuur de kwestie met het partijkader op een openbare maar informele bijeenkomst in Utrecht. Partijsecretaris L. Labruyere gaf een samenvatting van de gerezen moeilijkheden binnen het dagelijks bestuur, die hij vooral weet aan gebrek aan structuur en aan chaotisch optreden van de (gewezen) voorzitter. Van Hees had zich niet schuldig gemaakt aan malversaties, zo stelde het bestuur nu vast, maar van excuses was geen sprake. Van Hees herhaalde dat zij zich onvoldoende geaccepteerd wist door het partijbestuur. Ze kreeg veel bijval vanuit de zaal. Regelmatig klonk de roep dat het hele bestuur moest aftreden. Melkert trachtte de gemoederen te sussen en betoogde dat het dagelijks bestuur wel moest aanblijven.

Nadat al in oktober de hoofdredacteur van Vrij Nederland, mevr. X. Schutte, afstand had genomen van het omstreden artikel, bood zij op 18 november aan Van Hees excuses aan voor de publicatie van onjuist-heden betreffende haar declaratie van hotelkosten en een management-cursus. Vanuit de PvdA zou bewust deze onjuiste informatie aan het weekblad zijn ‘gelekt’. Naar aanleiding van deze verklaring eisten veertien afdelingsbestuurders en andere kaderleden van de partij in een open brief het aftreden van het dagelijks bestuur.

In november stelde het dagelijks bestuur een commissie van drie in onder leiding van de burgemeester van Eindhoven, R. Welschen, om kandidaten te zoeken voor een nieuw dagelijks bestuur, dat in maart 2001 op het congres gekozen zou moeten worden. De zittende leden van het dagelijks bestuur kondigden eind november aan zich niet opnieuw kandidaat te zullen stellen, tenzij de commissie-Welschen hen daartoe zou uitnodigen. Hamer wilde in elk geval geen kandidaat-voorzitter zijn.

Partijvernieuwing

In maart 1999 had het partijcongres de commissie Partijvernieuwing ingesteld. Onder voorzittersschap van de Utrechtse burgemeester mevr. A. Brouwer-Korf diende die een ontwerp te maken van ‘de PvdA van de toekomst’. Om de achterban structureel meer invloed te bieden op de koers van de partij, stelde de commissie onder meer voor om een Politiek Forum in te voeren. Dit lichaam zou in zekere zin de in 1992 afgeschafte partijraad vervangen; volksvertegenwoordigers zouden aan het Forum verantwoording kunnen afleggen. Het Forum moest honderd leden tellen, aan te wijzen door de gewesten, kenniscentra en het partijbestuur. De commissie wilde bovendien het partijbestuur vervangen door een Adviesraad Verenigingszaken, die zou rapporteren aan het dagelijks bestuur. Bestuurders van de gewesten en de vier grote stadsafdelingen zouden in deze adviesraad zitting krijgen. Het partijbestuur nam het voorstel, vervat in de notitie Politiek is mensen-werk, over en presenteerde het op 1 november. De JS verwachtte dat de leden hiermee nog minder invloed zouden krijgen en pleitte voor een partijparlement dat maandelijks bijeen zou komen en dat zelf kamerleden en bewindslieden ter verantwoording zou roepen. Het huishoudelijk congres van maart 2001 zou zich over de voorstellen van de commissie buigen.

Beginselprogramma

In februari 1999 had het partijcongres besloten dat in 2001 een nieuw beginselprogram moest worden vastgesteld (zie Jaaroverzicht 1999). Op 27 oktober 2000 bood de commissie Beginselen onder voorzitterschap van de hoogleraar en senator Witteveen haar ontwerp-beginselprogramma onder de titel Tussen droom en daad aan het partijbestuur aan. De beginselen van de sociaal-democratie werden hierin omschreven als: gelijkwaardigheid en gelijke kansen; solidariteit en wederkerigheid; keuzevrijheid, individuele ontplooiing en een democratische cultuur. Twee leden van de commissie, Hajer en Kalma, distantieerden zich in een brief aan het partijbestuur van het stuk. Zij vonden het ontwerpprogram te vrijblijvend, onvolledig en te weinig onderscheidend. De PvdA zou uit haar schulp van ‘bestuurderspartij’ moeten kruipen en meer nadruk leggen op het ideaal van sociale gelijkheid en democratisch engagement, voegden zij later toe (NRC Handelsblad, 27 november 2000). Witteveen betoogde daarentegen dat de sociaal-democratie weliswaar geen beginselen aanhing die niet in andere stromingen voorkwamen, maar dat haar combinatie van beginselen uniek en identiteitsbepalend was.

Op 1 november presenteerde waarnemend partijvoorzitter Hamer het ontwerp in Den Haag. Ze pleitte daarbij voor ‘idealistisch pragmatisme’. Leden van de drie noordelijke gewesten behandelden op een bijeenkomst in Groningen in december het ontwerp zeer kritisch. Ook de voorzitter van de JS, Zboray, achtte het ontwerp weinig bruikbaar: ‘(het) geeft geen nieuwe richting, maar is slechts een aanpassing aan het beleid van de afgelopen elf jaar’ (Trouw, 13 december 2000). Het partijcongres van maart 2001 zou het laatste woord hebben.

Tweede-Kamerverkiezingen 2002

In september werd H.G. Ouwerkerk, burgemeester van Almere, benoemd tot voorzitter van de kandidaatstellingscommissie, als opvolger van A.J. Dunning. Deze commissie zou kandidaten voor-dragen voor de komende verkiezingen van de Tweede Kamer, Eerste Kamer en het Europees Parlement.

In december verzocht het partijbestuur E. van der Laan, oud-fractie-voorzitter van de PvdA in de gemeenteraad van Amsterdam (1990-1998), een programma te ontwerpen voor de Tweede-Kamer-verkiezingen die in 2002 verwacht werden.

Tweede-Kamerfractie

Het Tweede-Kamerlid mevr. M.M. van Zuijlen presenteerde op 19 februari haar openhartige dagboek, Retour Nijmegen-Den Haag. Kamervoorzitter en partijgenote Van Nieuwenhoven nam het eerste exemplaar in ontvangst en noemde het een moedig boek. Opmerkingen daarin over collega’s (Melkert: ‘arrogant’; R. van Gijzel: ‘hyena-gedrag’; R. Oudkerk: ‘gekwetste ego’) vielen niet goed. Van Zuijlens collega J.P.C.M. van Zijl achtte haar geschrift ‘overbodig proza’ (de Volkskrant, 21 februari 2000). Na een gesprek met het fractiebestuur bood Van Zuijlen haar excuses aan; ze behield haar functie als secretaris van de fractie. In juni kondigde ze aan per 1 september het kamerlid-maatschap te zullen verruilen voor een functie bij het adviesbureau Deloitte en Touche.

Tegelijk met Van Zuijlen verliet ook Van Zijl de Tweede Kamer in september. Hij zou leiding gaan geven aan de Raad voor Werk en Inkomen. Van Zijl was in 1989 in de Tweede Kamer gekozen en sinds 1998 vice-voorzitter van de fractie. Hij werd als kamerlid opgevolgd door de cultuurtechnicus en planoloog G.C.F.M. Depla, terwijl Van Zuijlen werd opgevolgd door de regisseuse en producer mevr. H. Molenaar. Ondervoorzitter van de fractie werd Duivesteijn, sinds 1994 lid van de Tweede Kamer. Mevr. S.A.M. Dijksma volgde Van Zuijlen op als secretaris van de fractie.

Partijbijeenkomsten

Op 19 februari vond in Nijmegen een goed bezocht Kennisfestival plaats, waarbij de zes Kenniscentra die in 1999 waren ingesteld (zie Jaaroverzicht 1999) acte de présence gaven. Er werden debatten gehouden onder meer over een gekozen staatshoofd, de multiculturele samenleving en de beginselen van de sociaal-democratie. Op 4 november organiseerde het Kenniscentrum Binnenland en Justitie samen met de Tweede-Kamerfractie een discussiedag in Utrecht over de discussienota Veiligheid. Op 25 november hield het Kenniscentrum Ruimte & Milieu een ‘Festival Ruimte’ in Amersfoort, waar in twaalf workshops verschillende aspecten van de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening besproken werden. Op dezelfde dag vond in Eindhoven een discussiedag plaats onder auspiciën van het kenniscentrum Zorg en Welzijn over de toekomst van de gezondheidszorg, met als motto ‘Naar een gezonde zorg: de patiënt centraal’.

De PvdA hield op 25 februari in Amsterdam een bijeenkomst over de uitbreiding en verdieping van de Europese Unie. De bijeenkomst werd afgesloten met een discussie tussen Melkert, staatssecretaris D.A. Benschop van Buitenlandse Zaken, en M.J. van den Berg, delegatieleider van de PvdA in het Europees Parlement. Op 13 mei organiseerde de partij in Den Haag een bijeenkomst over ‘de nieuwe onderwijsagenda’, waarbij naast Melkert en Van Hees de secretaris-generaal van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), D. Johnston, een inleiding hielden.

Verwante instellingen en publicaties

De PvdA publiceerde Beelden van rood. Honderd jaar sociaal-democratie in Tilburg, een bundel korte schetsen van oudere en jongere sociaal-democraten in deze stad, onder redactie van H. Backx, H. van Deijck en M. Knapen.

Op 14 februari werd het discussiestuk De kleur van grijs aan premier Kok aangeboden. De nota was geschreven door de Tweede-Kamerleden W. Gortzak en Van Zijl en bevatte een aantal maatregelen om ouderen langer te laten werken. De nota was ook geschreven met het oog op het komende verkiezingsprogramma. In de loop van het jaar publiceerde de fractie nog een aantal nota’s, zoals Wonen, zorg en dienstverlening. Een zorg voor vandaag; Werk moet lonen. Voorstellen van de Partij van de Arbeid om werk meer lonend te maken, de arbeidsparticipatie te bevorderen en de armoedeval te verkleinen; Ruimte voor de landbouw, landbouw voor de ruimte; Veiligheid verkend; en Stoppen met wachten. Op 28 oktober presenteerde het Tweede-Kamerlid mevr. J.C. Smits op een bijeenkomst van het Kenniscentrum Sociaal-Economisch-Financieel in samenwerking met de Tweede-Kamerfractie in Ede de nota Werk in uitvoering, een verkenning van de Toekomst van de Arbeid, die door een projectteam was geschreven en door J. Nekkers geredigeerd. In de nota werden stellingen geformuleerd voor sociaal beleid, met nadruk op flexibilisering naast behoud van sociale zekerheid. Het project ‘werk in uitvoering’ zou overigens in 2001 voortgezet worden en moeten uitmonden in een nieuw Plan van de Arbeid. Op 16 november publiceerde de fractie de nota De Europese Toets, geschreven door een aantal kamerleden onder leiding van oud-Tweede-Kamerlid H.J. van den Bergh. Dit stuk bevatte suggesties voor een herkenbare en snel inzetbare Nederlandse bijdrage aan een Europese crisisbeheersings-macht, die democratisch gecontroleerd zou moeten worden.

Fractievoorzitter Melkert presenteerde op 10 april de nota Kracht en kwaliteit, waarin een ‘nieuwe balans’ werd voorgesteld tussen lastenverlichting, aflossing van de staatsschuld en nieuwe uitgaven. De komende vier jaar moest een bedrag oplopend tot negen miljard gulden worden geïnvesteerd in zaken als onderwijs, zorg, veiligheid en infrastructuur. Het geld zou voornamelijk uit de financiële meevallers – extra inkomsten voor de overheid, met name aardgasbaten – kunnen komen. Vier economen uit de PvdA, H. Don (directeur Centraal Planbureau), C.A. de Kam (hoogleraar te Groningen), B. Jacobs (mede-werker Tinbergen Instituut Amsterdam) en D. Wolfson (oud-hoogleraar en senator), veroordeelden de nota als ‘een weinig doordachte optelsom’ (de Volkskrant, 18 mei 2000). Hun kritiek werd gepubliceerd in een bundel die werd uitgegeven door de Wiardi Beckman Stichting (WBS) onder de titel Schuld en solidariteit. Vanuit solidariteit met komende generaties zou de PvdA meevallers aan vermindering van de staats-schuld moeten besteden. Melkert vond de aandacht voor de staatsschuld overdreven: solidariteit met huidige generaties ging voor solidariteit met generaties in de toekomst. De benadering van de economen was in zijn ogen te theoretisch. Hij zei dit in een discussie met de economen bij de presentatie van hun bundel, georganiseerd door de WBS op 22 mei in Den Haag.

De WBS liet in maart Geld zonder grenzen verschijnen, een bundel onder redactie van haar medewerkster B. Hogenboom, waarin een viertal economen de gevolgen van de liberalisering en globalisering van het kapitaalverkeer schetsten en voorstellen voor hervormingen uitwerkten. De WBS hechtte sterk aan haar zelfstandigheid en reageerde - bij monde van haar directeur Kalma - dan ook fel op een suggestie van partijsecretaris Labruyere, dat zij ‘meer zou moeten integreren in de processen die zich afspelen op het partijbureau’: Kalma vond dit ‘kenmerkend voor het type bestuurder dat het vrije debat in de PvdA liever vandaag dan morgen zou smoren’ (Onderstroom, 15 april 2000).

Het Centrum voor Lokaal Bestuur (CLB) kreeg op 1 juli een nieuwe secretaris: de politicoloog R. Kreeft volgde mevr. R.Vermeij op, die politiek adviseur werd van minister mevr. T. Netelenbos van Verkeer en Waterstaat. Het Centrum publiceerde als jaarbericht een provocerende studie van de Tilburgse hoogleraar bestuurskunde P.H.A. Frissen getiteld Sturing en publiek domein. Sociaal-democratie zonder partij. Frissen leverde daarin forse kritiek op de pretentie van de PvdA, de samenleving via de overheid nog te kunnen sturen. Het CLB organiseerde op 11 februari te Utrecht een studiemiddag over lokale democratie, naar aanleiding van het rapport van de staatscommissie Dualisme en Lokale Democratie (zie in deze Kroniek onder ‘hoofd-momenten’). In mei verscheen van de hand van J. de Roos: Met enige schroom. Pioniers van het lokaal bestuur, een serie portretten van sociaal-democratische gemeentebestuurders (raadsleden, wethouders en burgemeesters) uit de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw. Op 7 oktober vond in Apeldoorn het achtste Festival van het Binnenlands Bestuur plaats, met als thema de multiculturele samen-leving. De Rotterdamse hoogleraar sociologie G. Engbersen besprak in de Wibautlezing de gevolgen van migratie voor gemeenten van verschillende omvang.

De Evert Vermeer Stichting (EVS), de nevenorganisatie van de PvdA die zich bezighoudt met ontwikkelingssamenwerking, hield 13 mei in Utrecht een conferentie waarop Afrika centraal stond. Directeur werd mevr. S. Dikkers, die lid was van GroenLinks maar zich nu ook aan-meldde bij de PvdA. In samenwerking met de EVS en het Kennis-centrum Buitenland publiceerde de Nederlandse delegatie van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement de brochure De gezamenlijke toekomst van Afrika en Europa, geredigeerd door mevr. K. Bais. Op 1 december organiseerde de PvdA-delegatie in het Europees Parlement een publieksbijeenkomst over de uitbreiding van de Europese Unie onder de titel ‘Quo Vadis?’.

De Jonge Socialisten (JS) behandelden op hun congres op 15 en 16 april te Leeuwarden een eigen beginselprogramma en herziening van het huishoudelijk reglement. De JS koos een nieuw bestuur, voorgezeten door Zboray. Op 14 juni hield de JS een discussieavond in Amersfoort over de toekomst van Europa, in samenwerking met het gewestelijk bestuur van de partij. Naast staatssecretaris Benschop zouden ook politici van CDA, VVD en GroenLinks hieraan deelnemen.

De Alfred Mozer Stichting vierde in maart haar tienjarig bestaan. Sinds de val van de muur bood de stichting steun aan zusterpartijen in Midden- en Oost-Europa. In de loop van de jaren negentig verschoof haar werkterrein meer van Midden- naar Oost-Europa: landen als Albanië, Macedonië, Oekraïne en Rusland.

In de plaats van het in 1999 ter ziele gegane fax- en emailblad Vlugschrift verscheen in 2000 op internet Onderstroom, onder redactie van R. Licher en K. Gravesteijn – student politicologie respectievelijk medewerker van de Utrechtse gemeenteraadsfractie van de PvdA. Het ‘e-zine’ bevatte korte commentaren en citaten naar aanleiding van actuele kwesties. Op 1 september deelde de redactie mee dat het partijbestuur in de zomer had besloten de publicatie niet langer te faciliteren. Dit besluit werd niet duidelijk gemotiveerd. De redactie vermoedde echter dat de partijtop geen open discussie wenste maar uitsluitend een ‘verantwoord debat’ dat van bovenaf gecontroleerd kon worden. Onderstroom was in totaal vijftien keer verschenen.

Personalia

Op 1 februari vertrok J. Huige als directeur van het partijbureau; hij werd opgevolgd door mevr. R. van der Zedde-Brinkman.

Op 4 mei overleed de socioloog C. (Stan) Poppe, vice-voorzitter van de partij in de periode 1982-1986, waarnemend voorzitter in 1986-1987 en Tweede-Kamerlid van 1972 tot 1986.

Op 5 juli overleed J.C.J. Lammers. Als journalist had hij in 1966 mede het initiatief genomen voor de beweging Nieuw Links, die de PvdA wilde vernieuwen en radicaliseren. Van 1970 tot 1976 was hij wethouder van Amsterdam, vervolgens landdrost van de Zuidelijke IJsselmeerpolders, burgemeester van Almere (1984-1985) en van 1985 tot 1996 Commissaris van de Koningin in Flevoland.

Op 1 september trad M.A.M. Wöltgens terug als burgemeester van Kerkrade en werd voorzitter van de Open Universiteit. Hij was van 1989 tot 1994 voorzitter van de Tweede-Kamerfractie van de PvdA geweest en sinds 1995 lid van de Eerste Kamer.

Op 20 december nam S.L. Patijn afscheid als burgemeester van Amsterdam. Hij zou in januari 2001 worden opgevolgd door M.J. Cohen.

Laatst gewijzigd:11 april 2023 11:05