Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Partij van de Arbeid (PvdA) Geschiedenis

PvdA jaaroverzicht 1981

Uit: L. Koeneman, ‘Het Partijgebeuren. Kroniek van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1981’ in: R. Koole  (red.), Jaarboek 1981 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1982), 246-297, aldaar 276 -284.

De PvdA kreeg, zoals we gezien hebben, in het jaar 1981 van alle politieke partijen verreweg de meeste aandacht in de pers. De eerste twee maanden trok met name de kernwapenkwestie veel publiciteit. Lijsttrekker Joop den Uyl had te kennen gegeven zich als lijsttrekker van zijn partij terug te trekken indien het verkiezingscongres eind februari zou besluiten alle Nederlandse kerntaken af te willen stoten. Naar aanleiding hiervan verklaarde partijbestuurslid Bart Tromp tijdens een spreekbeurt in Brabant dat het partijbestuur Den Uyl in deze kwestie hoorde te volgen door ook af te treden bij een dergelijk congresbesluit. Partijvoorzitter Max van den Berg verklaarde dientengevolge dat het partijbestuur zich zou beraden op zijn positie, indien het congres het compromis inzake de kernbewapening niet zou aanvaarden. Hij noemde de uitlatingen van Tromp onnodig en onjuist, gezien de machtsfactoren die hiermee in het spel gebracht werden. Wel zei Van den Berg namens het partijbestuur achter Den Uyl te staan. Een minderheid binnen het partijbestuur, Sonja van der Gaast, Piet Reckman en Felix Rottenberg, die radicaal alle atoomtaken wilde afstoten, veranderden van opstelling door te aanvaarden dat in de komende kabinetsperiode niet alle kerntaken zouden worden afgestoten. Wel wilden ze vastgelegd zien dat in de kabinetsperiode 1985-1989 de overblijvende kerntaken zouden verdwijnen.

Op een gewestelijke PvdA-vergadering in Rotterdam eind januari betoogde lijsttrekker Den Uyl dat de PvdA in haar verkiezingsprogram het economisch groeicijfer niet zou bijstellen, ondanks de vergroting van de economische crisis. De PvdA bleef voor de komende kabinetsperiode vasthouden aan een gemiddelde jaarlijkse economische groeinorm van 2,25 procent. Den Uyl bekritiseerde het CDA, dat de groeinorm wel verlaagd had van 2,5 tot 1,75 procent.

Op 14 februari vond een oprichtingsbijeenkomst plaats van een protestantse werkgemeenschap binnen de PvdA. De werkgemeenschap wilde zich gaan bezighouden met bezinning op de relatie tussen geloof en politiek en met studie van het socialisme.

Half februari zorgde een uitspraak van PvdA-Tweede Kamerlid Jaap van der Doef over de sociale uitkeringen voor beroering binnen de partijgelederen. Van der Doef verklaarde dat er bij het verstrekken van werkloosheids- en andere sociale uitkeringen rekening gehouden moest worden met het totale inkomen van de economische leefgemeenschap, waarvan de uitkering-trekker deel uitmaakt. Vanuit de Rooie Vrouwen in de PvdA kwam hiertegen veel protest. Ook het partijbestuur was het niet eens met Van der Doef en stelde dat de partij uit moet gaan van het individuele recht van iedere burger op een zelfstandige sociale uitkering.

Op 26, 27 en 28 februari congresseerde de PvdA in Amsterdam over het ontwerpverkiezingsprogramma. Ten aanzien van het omstreden punt van de kernwapens werd besloten: 1. geen invoering van nieuwe nucleaire taken; 2. geen stationering op Nederlands grondgebied van de door de NAVO aan Nederland toebedachte nieuwe middellange afstandssystemen (kruisraket en Pershing II); 3. afstoting van de in Nederlandse strijdkrachten opgenomen nucleaire wapens voor de korte afstand; 4. onmiddellijk openen van overleg inzake het verminderen van de door Nederland te verrichten nucleaire taken tot één hooguit twee. De afstoting van vier a vijf kerntaken diende binnen vier jaar uitgevoerd te worden. Hierdoor handhaafde Den Uyl zijn kandidatuur voor het lijsttrekkerschap.

Ten aanzien van abortus werd vastgesteld dat een nieuwe abortuswetgeving niet als strijdpunt zou worden opgenomen bij de formatieonderhandelingen, hetgeen verontwaardiging opriep bij de Rooie Vrouwen. Volgens Pijkel Schröder, landelijke contactvrouw, miskende het congres daarmee de grote emotionele betrokkenheid van progressieve vrouwen bij de abortuskwestie.

Handhaving van de koopkrachtgarantie voor de minima, ook vastgesteld door het congres, leverde problemen op bij het partijbestuur en de fractie. Op de laatste dag van het congres deelde het partijbestuur mee dat dit punt zich moeilijk liet rijmen met het financiële schema van het verkiezingsprogramma. Het congres ging uiteindelijk akkoord met een vertaling van het genomen besluit over de koopkrachtgarantie in een ‘harde randvoorwaarde’.

Enige spanning gaf nog de vraag welke regeringscombinatie na de verkiezingen voor de PvdA de voorkeur had. Na een schriftelijke stemming was de uitslag dat PPR en PSP uitgenodigd zouden worden deel te nemen aan een links meerderheidskabinet, zonder echter de CPN. Een D'66-CDA-PvdA-combinatie werd evenwel niet uitgesloten, maar was tweede keus.

Het congres werd afgesloten met een rede van de lijsttrekker van de PvdA, Den Uyl. Hij ageerde tegen het ontbreken van beleid bij het huidige kabinet. ‘Wij zijn niet weerloos. Wij zijn niet machteloos. Werkloosheid kan niet op slag opgeheven, ze kan wel wezenlijk worden teruggedrongen,’ aldus Den Uyl.

Op 14 maart belegden de Rooie Vrouwen een bijeenkomst om zich te beraden over de voor hen teleurstellende besluitvorming op het congres rondom abortus, kernwapens en de sociale zekerheid. Ze besloten de PvdA bij de komende verkiezingen wèl te steunen. Er kwam een oproep om vooral op vrouwelijke PvdA-kandidaten te stemmen. Verder spraken de Rooie Vrouwen zich uit zich te zullen blijven inzetten voor een betere abortuswetgeving en voor verdere gelijkberechtiging van de vrouw in de samenleving.

Op 23 april, vlak voor de verkiezingen, publiceerde de PvdA het eerste van een reeks zgn. ‘eerstejaarsprogramma's’ voor een nieuw kabinet. Hierin werd onder andere voorgesteld om in een nieuw kabinet zogenaamde projectministers aan te wijzen, die zouden worden belast met hoofdzaken van beleid, die over verschillende departementen lopen. Met de aanwijzing van deze ‘zware’ ministers zou zo de besluitvorming versneld kunnen worden. Dit eerstejaarsprogram kon worden gezien als inbreng van de PvdA bij de komende kabinetsformatie. Kort daarna publiceerde de partij een ‘eerstejaarsprogramma Buitenland’. Eén van de doelstellingen hieruit luidde dat indien de PvdA aan een volgend kabinet zou deelnemen, er binnen een half jaar na zijn ontstaan een nieuwe defensienota moest komen met voorstellen tot bezuinigingen op korte en lange termijn. Ook werd in dit program gesteld dat een volgend kabinet waarin de PvdA vertegenwoordigd zou zijn niet zal instemmen met plaatsing van kruisvlucht-raketten op Nederlands grondgebied maar ook dat Nederland ‘geen verantwoording wil nemen voor het moderniseringsbesluit inzake dergelijke nucleaire middellange afstandswapens van december 1979’.

Op 21 mei presenteerde de PvdA het Eerste jaarprogramma sociaal- economisch beleid, ook bedoeld als inbreng bij de kabinetsformatie. Al in het eerste jaar van de nieuwe kabinetsperiode zou de PvdA volgens dit program willen starten  met een gericht werkgelegenheidsbeleid. Arbeidstijdverkorting  en deeltijdarbeid werden genoemd als mogelijkheden om de komende vier jaar 175.000 extra banen te scheppen. Eén van de opstellers van het programma, Hans van den Doel, zei in het VARA-programma ‘Achter het Nieuws’ dat er ook enigszins getornd zou moeten worden aan de koopkracht van de minima, in ruil voor arbeidstijdverkorting. De minima zouden dan wellicht drie procent aan koopkracht moeten inboeten. De opstellers van het Eerste jaarprogramma kozen op dit punt voor de volgende formulering: ‘Realisering van 'Weerwerk' op het punt van economische groei en werkgelegenheid kan het mogelijk maken, dat in de komende regeerperiode de koopkracht van de minima wordt gehandhaafd, behoudens inkomensoffers als gevolg van arbeidstijdverkorting.’ Volgens Van den Doel onderschreef Den Uyl deze tekst. CDA-lijsttrekker Dries van Agt zei op een verkiezingsbijeenkomst in Nijmegen dat de PvdA-leider handhaving van de minima ‘onder druk van zijn economen’ zou hebben laten vallen. Den Uyl zelf en ook partijvoorzitter Van den Berg beweerden echter dat de PvdA in het eerstejaarsprogramma blijft vasthouden aan de uitspraak van het februari-congres dat de minima er de komende vier jaar niet op achter uit mogen gaan.

Nog geen week na de teleurstellende Tweede Kamerverkiezingen richtten leden van de PvdA in Odijk de Werkgroep Socialistische Politiek (WESP) op. Het doel van de werkgroep was om de congresbesluiten en strijdpunten van de PvdA te bewaken. In een manifest, ondertekend door ongeveer tachtig PvdA-leden, schreef de werkgroep dat het bewaken van congresbesluiten en strijdpunten nodig is, vanwege de druk die Den Uyl op het verkiezingscongres uitoefende. Tot de ondertekenaars behoorden o.a. Reckman en Van der Gaast, beiden leden van het partijbestuur. Fractieleider Den Uyl en fractievoorzitter Van den Berg noemden de werkgroep overbodig omdat de strijdpunten al bewaakt zouden worden door het PvdA-bestuur en de Tweede Kamerfractie. Volgens Van den Berg zou over de strijdpunten onderhandeld moeten worden, mede gezien de forse nederlaag van negen zetels die de PvdA in de verkiezingen had geleden. Het partijbestuur besloot een onderzoek in te stellen naar de oorzaken van deze nederlaag. Dit voorstel werd gedaan in een bestuursnotitie voor de partijraad op 13 juni. De partijraad wenste hieraan toe te voegen dat er een representatief onderzoek ingesteld zou worden onder leden die actief zijn geweest in de verkiezingscampagne. Verder gaf deze partijraad zijn fiat aan de fractie om zo spoedig mogelijk een kabinet van CDA, PvdA en D'66 tot stand te brengen. Ten aanzien van het premierschap werd geen uitspraak gedaan. Een motie, waarin vastgesteld werd dat de PPR een rol zou moeten kunnen spelen bij de formatieonderhandelingen, werd aangenomen. Wel verklaarde voorzitter Van den Berg dat zo'n mogelijkheid voorlopig nog niet in zicht was. Aan het begin van de Partijraad had Van den Berg scherpe kritiek geuit op de WESP en deze gevraagd zich tijdens de formatie verder niet te roeren in het openbaar. Tijdens de partijraad liet de werkgroep dan ook niets van zich horen. In zijn toespraak op deze 13e juni benadrukte Den Uyl het verlies van drie zetels van CDA en VVD, waardoor deze regeringscoalitie zijn meerderheid kwijt was: 'Het verdwijnen van die meerderheid is een kleine maar politiek belangrijke verschuiving', en ook die moet worden gevolgd, 'want anders pleegt men kiezersbedrog', aldus Den Uyl.

Een oproep (namens het partijbestuur) van Van den Berg aan partijgenoten om deel te nemen aan de actie ‘Dodewaard gaat dicht’, (in het PvdA-blad Voorwaarts van 25 augustus) wekte veel consternatie binnen en buiten de partij. Deze oproep luidde letterlijk: ‘De Partij van de Arbeid staat achter het doel “Dodewaard moet dicht" en zal dat ook door middel van een verklaring duidelijk maken. Wij kiezen daarbij uitdrukkelijk voor een open en positieve benadering en hopen dat er véél partijgenoten ons daarin zullen steunen door aan activiteiten deel te nemen.’ Aangezien de acties rond Dodewaard een blokkade inhielden in de week van 19 tot en met 26 september, kwamen er veel protesten, onder andere van demissionair minister Hans Wiegel van Binnenlandse Zaken. Den Uyl had zich eerder openlijk uitgesproken tegen een blokkade van de centrale, met als argument dat besluitvorming over de kernenergie in het parlement moet plaatsvinden en niet met geweld mag worden afgedwongen. ‘Op die lijn moet de PvdA blijven zitten’, aldus Wiegel.

Ook burgemeester Abraham Goldberg van Dodewaard verweet de PvdA dat zij met deze oproep aanzette tot illegale acties. Den Uyl liet weten dat hij de oproep in Voorwaarts betreurde. In een reactie op deze uitlatingen verklaarde Van den Berg dat zijn partij er van uitging dat de middelen die tijdens de actieweek zouden worden aangewend van volstrekt vreedzame aard zouden zijn. ‘Partijen die aan de demonstratie deelnemen zullen er juist toe bijdragen dat de blokkade uitsluitend een demonstratief, symbolisch karakter heeft en vreedzaam verloopt’, aldus Van den Berg. Den Uyl was het met deze verklaring eens, waarmee een interne partijtwist weer was bezworen. Het partijbestuur verklaarde dat de opvatting van de partij niet goed was weergegeven. Men stelde dat het doel ‘Dodewaard moet dicht’ in algemene zin wel werd ondersteund, maar dat er geen verantwoordelijkheid werd genomen voor blokkade-acties, (Ruim een week later verklaarde de nieuwe PvdA-minister Ed van Thijn van Binnenlandse Zaken tegen een effectieve blokkade van de kerncentrale bij Dodewaard te zijn.)

Op 9 september hield de PvdA een buitengewoon congres in verband met de kabinetsformatie. Van het congres werd gevraagd een beslissend oordeel uit te spreken over het totaalresultaat van de kabinetsformatie. Op het verkiezingscongres van februari was besloten dat na afronding van de formatieonderhandelingen een extra congres haar ja-woord moest verlenen aan het bereikte akkoord. Met slechts enkele stemmen tegen stemde het congres in met het nieuwe kabinet van CDA, PvdA en D'66. Wel werd er veel kritiek geuit op het gemaakte regeerakkoord aangezien slechts een deel van de PvdA-strijdpunten hierin was opgenomen. Ten aanzien van de kernwapens werd een motie aangenomen, waarin het congres uitsprak dat de PvdA haar steun aan het kabinet zal intrekken en de PvdA-ministers hun zetels ter beschikking zullen stellen, indien het kabinet zou besluiten tot plaatsing van de nieuwe middellangeafstandsraketten.

Opvallend tijdens het congres was het applaus dat een congresafgevaardigde kreeg, die opperde de volgende keer maar eens wat met de VVD te proberen. Van den Berg en Den Uyl hielden het congres voor dat er weliswaar concessies zijn gedaan in de onderhandelingen met CDA en D'66, maar dat toch de grondslag was gelegd voor een ander beleid.
Op 14 september werd door het partijbestuur een rapport gepubliceerd over de verhouding tussen PvdA en CPN. Het PvdA-congres van april 1979 had namelijk de opdracht aan het bestuur meegegeven na te gaan ‘welke veranderingen zich bij de CPN voltrekken en of deze van zodanige aard zijn dat steun van de CPN voor een progressief kabinet kan worden verkregen.’ De conclusies uit het rapport waren dat de PvdA mogelijkheden ziet voor samenwerking met de CPN op concrete punten, maar dat de CPN nog niet beschouwd kan worden als volwaardige regeringspartner. Het concept partijprogram van de CPN moest toen nog gepubliceerd worden.

Op 22, 23 en 24 oktober vond in Den Haag het tweejaarlijks congres van de PvdA plaats. Een groot gedeelte van het congres werd besteed aan voorstellen met betrekking tot het huishoudelijk reglement van de partij. In zijn openingstoespraak tot het congres ging voorzitter Van den Berg in op de regeringscrisis. Volgens hem was de ontstane breuk binnen het kabinet meer dan een bedrijfsongeval of een zakelijk conflict. ‘Het gaat om een fundamenteel en politiek verschil van inzicht en het zou dom zijn de crisis te kleineren.’ Volgens hem was het-terecht dat de PvdA-ministers de politieke moed hadden om nee te zeggen tegen een voorstel, dat onvoldoende recht deed aan de beleidsuitgangspunten van het regeerakkoord. Bij weigering van andere partijen om het regeerakkoord recht te doen, zou de PvdA niet bang zijn om het oordeel van de kiezers te vragen.

Het congres koos voor de komende twee jaar een nieuw bestuur. Van den den Berg werd herkozen als voorzitter, het kamerlid Stan Poppe werd eerste vicevoorzitter, terwijl Bram Peper tweede vicevoorzitter bleef. Voor de functie van eerste vicevoorzitter was Tromp tegenkandidaat, maar Poppe kreeg ruim drie keer zoveel stemmen. Wim van Velzen en Maarten van Traa werden herkozen voor de functies van respectievelijk algemeen secretaris en internationaal secretaris.

Op de tweede dag stond onder andere op de agenda de beleidsnota van het partijbestuur voor de komende jaren en een rapport over de interne partijdemocratie. Beide stukken vonden over het algemeen de instemming van het congres.
Op de laatste dag van het driedaags congres werd een voorstel van het partijbestuur aangenomen om de breuk met CDA en D’66 te herstellen, maar wel uitsluitend op basis van het regeerakkoord. In het bestuursvoorstel werden drie voorwaarden gesteld voor hernieuwde samenwerking met CDA en D'66, namelijk:
- het scheppen van een nieuw, actief werkgelegenheidsbeleid;
- de garantie dat de koopkracht van de minima volgend jaar met niet meer dan één procent achteruitgaat;
- het terugdringen van het financieringstekort van de overheid met één procent per jaar.

Het congres sprak zich daarnaast, middels een motie, uit tegen toetreding van Spanje tot de NAVO. Verder werd vastgelegd dat een kabinet met de PvdA erin onder geen enkele voorwaarde kan overgaan tot herbevestiging van het NAVO-besluit tot plaatsing van 572 kernraketten in Europa.

Op de partijraad van 18 december werd forse kritiek geuit op onderdelen van het door de PvdA-fractie gevoerde beleid tijdens de algemene beschouwingen. Met name het kernwapenstandpunt van de fractie werd sterk veroordeeld. De fractie had namelijk een motie van het CDA ondersteund, waarin het door de PvdA verworpen NAVO-dubbelbesluit over nieuwe kernraketten erkend werd als basis voor onderhandelingen tussen Amerika en de Sovjet-Unie.
De partijraad eiste van de fractie een ondubbelzinnige koers op het gebied van de kernwapens.
De partijraad sprak zich ook uit tegen gedwongen kortingen op de ziekte-uitkeringen.

Laatst gewijzigd:27 maart 2023 12:20