Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Christen Democratisch Appel (CDA) Geschiedenis

CDA jaaroverzicht 1986

Uit: L. Koeneman, P. Lucardie en I. Noomen, 'Kroniek 1986. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1986' in: R.A. Koole (red.), Jaarboek 1986 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1987), 15-61, aldaar 21-25.

Inleiding

Voor het CDA was 1986 een rustig en succesvol jaar. Afgezien van enige beroe­ring rond de kandidatuur voor het voorzitter­schap, leek de partij eens­gezinder dan ooit. Tegen alle ver­kiezingsprognoses in behaalde het CDA bij de Tweede Kamerver­kiezingen een riante overwinning: de omvang van de Tweede Kamerfractie steeg van 45 naar 54 zetels. Deze winst werd allerwegen toe­geschreven aan het 'Lubbers-effect', de uitstra­ling van een daadkrachtige premier in economisch moeilijke tijden.

Verkiezingscongres en campagne

Op 1 februari werd minister-president Ruud Lubbers formeel tot lijst­trekker voor de Tweede Kamerverkiezingen gekozen. Dit gebeurde tijdens een CDA-congres te Slagharen. Onder het motto 'met de hele familie naar het grootse CDA-congres' togen ruim 2500 CDA-ers naar deze verkiezings­bijeenkomst. Voor discussie was bij deze gelegenheid weinig plaats; het nieuwe verkie­zingsprogramma en de definitieve lijstvolgorde werden bij acclamatie aangenomen (de inhoudelijke vaststelling van het program had tijdens de CDA-partijraadsvergadering op 25 en 26 oktober 1985 plaats­gevonden, terwijl de afdelingsvergaderingen over de lijstvolgorde hadden gestemd in de herfst van 1985. Het officiële programma werd gevuld met toespraken van onder andere CDA-secretaris en -campagneleider Ries Smits, partijvoor­zitter Piet Bukman en minister-president en lijsttrekker Lub­bers. Smits kondigde in zijn toespraak een offensieve campagne aan. Het CDA zou zich niet profileren door zich af te zetten tegen de PvdA en de VVD. Een drietal thema's zouden in de campagne centraal gesteld worden: de voort­zetting van het succesvolle economische herstelbeleid van het kabinet-Lubbers; de problematiek van de veiligheid (internationaal en in de eigen omgeving); en de kwaliteit van en het respect voor het leven. Lubbers vroeg in zijn toespraak aan het congres om af te wijken van het CDA-programma op het punt van de euthanasie (hierin werd actieve euthanasie afgewezen). Hij wilde verder gaan met het eigen kabinetsvoorstel, dat hij karakteriseerde als een oprechte poging tot verzoening tussen de standpunten van CDA en VVD. Tegelijkertijd riep hij de VVD op haar steun te onthouden aan het verder­gaande initiatief-wetsontwerp van D66. Dit verzoek van Lubbers werd met applaus begroet, zodat geconcludeerd kon worden dat de CDA-achterban het kabinets­standpunt ondersteunde. Behalve voor het officiële gedeelte was er op het CDA-congres ruimschoots gelegenheid elkaar in de informele sfeer te ontmoeten, onder andere rondom een marktge­wijze presentatie van alle provincies.
De CDA-campagne zou sober van opzet zijn en rond één miljoen gulden kosten. Het voornemen was de minister-president zowel bij de gemeenteraads- als bij de Tweede Kamerverkiezingen een prominente plaats te laten innemen. Zo zou hij tussen 12 februari en 19 maart op veertien regionale CDA-bijeenkomsten een toespraak houden. 'Laat Lubbers z'n karwei afmaken' was de slagzin waarmee het CDA de boer opging. Hiermee was de inzet duidelijk: voortzetting van de hoofdlijnen van het beleid van het kabinet-Lubbers. Premier Lubbers sloot de mogelijkheid van een CDA-VVD minderheidskabinet met gedoogsteun van de kleine rechtse partijen niet uit, indien de coalitie haar meerderheid zou verliezen. Binnen het CDA waren de meningen over een dergelijke 'Staphorster variant' verdeeld, maar de eventuele keuze voor een dergelijke formule zou een academische kwestie blijven. Dankzij de enorme verkiezingswinst van het CDA (9 zetels) behield de CDA-VVD coalitie haar meerderheid van 81 zetels.

Partijvoorzitter

Halverwege het jaar zag het CDA zich gesteld voor de taak een nieuwe partij­voorzitter te zoeken. Voorzitter Bukman trad af, aangezien hij als minister van Ontwikkelingssamenwerking deel ging uitmaken van het tweede kabinet-Lubbers. Voorlopig werd het voorzitterschap waargenomen door de vice-voorzitter Bert Fleers. Bij de keuze van een nieuwe voorzitter leek de kerke­lijke achtergrond van de kandidaten toch weer een belangrijke rol te spelen. Bij de vaststelling van de Tweede Kamerlijst was men - althans formeel - juist afgestapt van een verdeel­sleutel volgens de 'bloedgroepen' (Katholieke Volkspartij (KVP), Anti-Revolutionaire Partij (ARP), Christelijk-Historische Unie (CHU). Kort na de benoeming van Bukman als minister klonken binnen het CDA geluiden dat de nieuwe voorzitter van rooms-katholieke origine zou moeten zijn, gezien het grote aantal nieuwe bewindslieden van protestantse huize. Volgens de wensen van het dagelijks bestuur moest de kandidaat-voorzitter iemand zijn 'die in staat is enig tegenspel te bieden tegen de neiging van frac­ties en kabinet om compromissen te sluiten . De levensbeschou­welijke herkomst zou niet van wezenlijk belang moeten zijn. Onder leiding van oud- (en ere-)voorzitter Piet Steenkamp werd een commissie ingesteld die een geschikte kandidaat probeerde te vinden. In de woorden van de commissie moest dit een kandi­daat zijn, die 'herkenbaar, bindend en in staat is het chris­tendemocratisch gezicht naar de toekomst te bepalen'. Op aanbeveling van deze commissie droeg het partijbestuur in oktober unaniem de heer Wim van Velzen voor als kandidaat voor de opvolging van Bukman. Van Velzen was topambtenaar op het ministerie van onderwijs, voorzitter van de provinciale afde­ling Noord-Brabant en lid van het dagelijks bestuur van zijn partij. Hij was Rooms-Katholiek maar werd in 1980 niet via de KVP maar rechtstreeks lid van het CDA. Dit maakte hem wellicht acceptabeler voor de protestantse vleugel. De voordracht werd door de partijraad op 22 november bekrachtigd, waarna hierover door de afdelingen werd gestemd. Op de partijraadsvergadering in januari 1987 zou vervolgens de definitieve benoeming plaatsvinden.
Het rechtstreekse lidmaatschap van Van Velzen verhinderde een aantal Friese afdelingen niet eind oktober een actie te star­ten om een protestantse kandidaat naar voren te brengen. Dit werd de Zeeuw Huib Eversdijk (ex-CHU), vice-fractievoorzitter van het CDA in de Tweede Kamer. Na enige aarzeling stemde Evers­dijk met zijn kandidatuur in, maar enkele weken later - op 20 november - trok hij zich alsnog terug. In zijn brief aan het partijbestuur stelde hij vast dat hij voorstander was van een dubbele voordracht, maar dat deze teveel door de 'buitenwe­reld' als een richtingenstrijd werd uitgelegd. 'Dat is niet goed voor het CDA en niet goed voor de nieuwe voorzitter', zo lichtte Eversdijk zijn besluit om zich terug te trekken toe.

Partijraadsvergaderingen

De partijraad op 21 juni te Rotterdam nam met grote meerder­heid een bestuurs­resolutie aan over Zuid-Afrika. Hierin werd afschuw over het Zuid-Afrikaanse apartheidssysteem uitgespro­ken. De partijraad deed 'een dringend beroep op alle aan de Europese Top deelnemende landen om met elkaar en waar mogelijk in het kader van de Europese gemeenschappen over te gaan tot maatregelen, waaronder de economische sancties ter opvoering van de internationale druk op Zuid-Afrika om het onmenselijk apartheidsregime af te schaffen'. Mocht dit niet tot concrete resultaten leiden, dan zou Nederland samen met gelijkgezinde landen over moeten gaan tot een boycot. In deze periode vond de kabinetsformatie plaats, maar de partijraad onthield zich van advies of oordeel hierover.

Tijdens de partijraadsvergaderingen op 22 november werd - zoals hierboven reeds vermeld - de kandidatuur van Van Velzen bij acclamatie bekrachtigd. De raad bleek geen behoefte te hebben nog te discussiëren over een mogelijke tegenkandidaat. Tot tweede vice-voorzitter koos de partijraad Rob van den Beeten. Fleers trad af als waarnemend voorzitter en werd (tot januari) vervangen door de (eerste) vice-voorzitter Willemien van Montfrans-Hartman. Een opmerkelijke gebeurtenis betrof de verkiezing van een islamitische partijbestuurder, Talip Demir­han. Hij werd daarmee de eerste islamiet in de geschiedenis van de confessionele partijen, die in het landelijk bestuur werd verkozen. Het CDA accepteert ook niet-christelijke leden, mits zij de grondslag van de partij, het evangelie willen respecteren.
Een politiek-inhoudelijke discussie op de partijraad resul­teerde in resoluties over Zuid-Afrika, het ouderenbeleid en de bezuinigingen op het sociaal-cultureel werk. Lubbers schonk in zijn toespraak veel aandacht aan het bezoek dat hij zojuist met minister Hans van den Broek aan Moskou gebracht had.

Wetenschappelijk Instituut

In 1986 deed het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA een viertal rapporten het licht zien, over respectievelijk ontwik­kelingssamenwerking, huwelijkse- en niet-huwelijkse relaties, veiligheidsbeleid, en een beleidsadvies onder de titel Welk uitzicht biedt eenvoud? In dit laatstgenoemd beleidsadvies wordt gereageerd op het rapport van de commissie-Oort, waarin vereenvoudiging van het belastingstelsel wordt bepleit.
Het rapport Vrede wegen: alternatieven voor het veiligheids­beleid beoordeeld bevat een studie naar de bruikbaarheid van acht alternatieven voor het huidige vredes- en veiligheidsbe­leid. De samenstellers voelen veel voor een versterkte rol van West-Europa in de NAVO. Kernwapens zijn vooralsnog onmisbaar, vanwege hun oorlogsvoorkomend effect.

Met de studie 1+1=samen; publieke erkenning van lotsverbon­denheid verscheen een rapport over huwelijkse en niet-huwe­lijkse relaties, dat veel stof tot discussie gaf. De nota betrof dan ook een precair onderwerp voor een partij die het gezin als de hoeksteen van de samenleving beschouwt. De samen­stellers van het rapport pleitten voor (vrijwillige) registra­tie bij de overheid van andere samenlevingsvormen dan het huwelijk. Mensen die zo hun relatie vastleggen, moeten dezelf­de rechten en plichten krijgen als gehuwden. Op deze manier kunnen ook homofiele stellen de mogelijkheid krijgen een soort huwelijk aan te gaan. Deze mogelijkheid van juridische gelijk­stelling wilde de commissie echter voorbehouden aan homofiele relaties. Ongehuwde heterofielen die samenwonen komen hiervoor niet in aanmerking. Vanuit het CDA kwam veel kritiek op dit rapport. Tweede Kamerlid Wim Mateman noemde het 'een verkeerd onderwerp op een verkeerd moment'. Ook partijvoorzitter Bukman was van oordeel dat het CDA in zulke gevoelige zaken niet zijn nek zou moeten uitsteken. Vanuit het COC, de organisatie die opkomt voor de belangen en emancipatie van homoseksuelen, kwam eveneens kritiek. Een woordvoerdster noemde het rapport een allerlaatste snik van het CDA om het huwelijk in stand te houden. Op 27 september werd een studieconferentie aan dit rapport gewijd. De meningen van de deelnemers liepen uiteen en op de vraag naar het standpunt van de Tweede Kamerfractie kon nog geen antwoord worden gegeven. In zijn slotwoord consta­teerde voorzitter Arie Oostlander van het Wetenschappelijk Insti­tuut dat merkwaardigerwijs klein rechts, de groep die vooraf de meeste kritiek op het rapport had gehad, geheel afwezig was.

Laatst gewijzigd:10 mei 2023 10:19