Unraveling the role of sense of coherence in coronary heart disease patients
Promotie: | Mw. B. (Barbora) Silarova |
Wanneer: | 27 januari 2014 |
Aanvang: | 14:30 |
Promotor: | prof. dr. S.A. (Menno) Reijneveld |
Copromotors: | J.P. (Jitse) van Dijk, dr. I. (Iveta) Rajnicová-Nagyová, dr. Studencan, M |
Waar: | Academiegebouw RUG |
Faculteit: | Medische Wetenschappen / UMCG |
De vooruitzichten en levenskwaliteit van hartpatiënten
hangen samen met hun gevoel van samenhang in het leven (sense of
coherence, SOC). Dat stelt psycholoog Barbora Šilarová in
haar promotieonderzoek. Zij gebruikte voor haar onderzoek gegevens
van het East Slovakian Institute of Cardiac and Vascular Disease in
Kosice, Slowakije.
Šilarová onderzocht de rol die SOC speelt bij mensen met
een coronaire hartziekte, de belangrijkste doodsoorzaak in Europa.
Vooral in Centraal-Europese landen sterven veel mensen aan
hartziekten. De vooruitzichten van hartpatiënten worden voor
een belangrijk deel bepaald door de vraag of zij bereid zijn hun
leven aan te passen door bijvoorbeeld te stoppen met roken en/of
alcohol, hun eetpatroon te veranderen en meer te bewegen. SOC bleek
inderdaad een voorspeller te zijn van niet-roken of stoppen met
roken na een behandeling voor coronair lijden. Dat verband was er
ook tussen SOC en alcoholgebruik, maar verrassend genoeg niet voor
SOC en fysieke activiteit.
Een lage SOC, en een hogere mate van vijandigheid, bleken andersom
ook een goede voorspeller van slechte vooruitzichten en een lage
kwaliteit van leven. Een lage SOC trof de promovenda onder andere
aan bij Roma patiënten. Zij concludeert dat SOC meer aandacht
verdient, zowel in de behandeling van hartpatiënten, als in
het opzetten van interventies ter verbetering van
gezondheidsgerelateerd gedrag.
Barbora Šilarová (Slowakije, 1985) studeerde Psychologie
aan de universiteit van Trnava, Slowakije en volgde de research
master Clinical and Health Psychology in Leiden. Zij verrichtte
haar onderzoek binnen het Kosice Institute of Public Health, een
samenwerkingsverband van de Safarik Universiteit, Košice,
Slowakije, en het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het
onderzoek werd onder andere gefinancierd door de Slovak Research
and Development Support Agency.