Skip to ContentSkip to Navigation
Maatschappij/bedrijven Centrum voor Informatie Technologie Research and Innovation Support Virtual Reality en Visualisatie

Over pitrussen en boeren

 Jan Kraak

juni 2003

 

Wordt gepubliceerd in het IVN-orgaan Natuurlijk Zuidlaren.

 

 

Nadat ik erover las in de rubriek "Dingen, die voorbij kwamen" van Harry van der Velde, vallen me de vele pitrussen op in door natuurorganisaties aangekochte terreinen. Bij de brug over de Drenthse Aa in de weg van Zuidlaren naar Vries ligt een mooi voorbeeld van een door pitrussen overwoekerd weiland. Ik herinner me nog goed de twee oude boeren die zo'n 25 jaar geleden op dat land aan het hooien waren, met behulp van paarden.  Eind mei van dit jaar zag ik ten noorden van de snelweg Groningen-Drachten nabij Marum afwisselend weilanden in gebruik bij boeren en stukken grond van Staatsbosbeheer (SBB), die niet werden bemest. De boerenweilanden waren geel van de boterbloemen en de SBB-gronden donkergroen van de pitrussen.

 

In het verleden heeft mijn familie nog al wat met pitrussen te stellen gehad. Mijn grootvader huurde omstreeks 1895 een bouwboerderij van ene jonkheer Speelman in de Echtener Veenpolder ten zuiden van het Tjeukemeer in Friesland. Het verhaal gaat overigens dat deze Speelman al zijn geld verspeelde in het Casino van Monaco en toen zichzelf door het hoofd schoot.  De boerderij was omstreeks 1875 gesticht op pas in cultuur gebrachte grond, waar voordien turf was gestoken. Aanvankelijk groeiden er voornamelijk russen op de arme laagveengrond. Omdat koeien geen russen lusten, was de voorganger van mijn grootvader noodgedwongen op akkerbouw overgegaan. Mijn grootvader liet het bouwland met gras inzaaien en probeerde het opnieuw met koeien. Vroeger moesten kinderen mee helpen op de boerderij. Mijn vader werd, als hij even vrij was, met een grote houten tang het weiland ingestuurd om distels te trekken. Toen hij wat groter was en een zeis kon hanteren, moest hij ook pitrussen maaien. Geleidelijk aan verminderden de russen, omstreeks 1940 waren ze helemaal verdwenen.

 

Eenzelfde strijd hebben de Drentse boeren gestreden toen ze de beekdalen bij de Drenthse Aa in cultuur brachten. Pas na veel geploeter waren de beekdalen goed te gebruiken als hooiland en als weidegrond. Het was een schande voor een boer en een teken van armoede om russen in het land te hebben, daarom zullen ze extra hun best hebben gedaan. Een oude Drentse boer vertelde me dat de russen terug komen als je gedurende drie jaar je land niet goed verzorgt.

 

Thans bij de nieuwe vorm van beheer van de beekdalen en nabijgelegen terreinen door natuurorganisaties zoals SBB en het Drenthse Landschap, die de grond laten verschralen, zien we de pitrus in volle glorie terug komen.

 

 

Natuurontwikkeling nabij Gasterse Diep. Links boterbloemen en ratelaars en rechts pitrussen.
Natuurontwikkeling nabij Gasterse Diep. Links boterbloemen en ratelaars en rechts pitrussen.

Op zondag 1 juni wandelde ik vanaf de witte brug over de Drenthse Aa in de weg van Oudemolen naar Gasteren via het kronkelpad langs de Aa in zuidelijke richting. Aan het einde ervan kun je rechtdoor naar Gasteren, met het Gasterse Diep aan je rechterhand.  Daar zie je links een groot stuk grond, dat doorloopt tot aan de weg van Oudemolen naar Gasteren en waarop - zo te zien - experimenten met natuurontwikkeling worden gedaan. Tegen het bos aan ligt een smal perceel. Aan het begin ervan bloeiden opvallend veel ratelaars, ze leken wel ingezaaid. Verderop kregen boterbloemen de overhand. Naast het smalle perceel ligt een groot perceel met pitrussen. Ik bekeek ze eens goed en zag dat ze een keer waren gemaaid en daarna weer waren uitgelopen. Zijn de natuurontwikkelaars toch niet zo gerust over de opmars van de pitrussen en bezinnen ze zich op acties om die te beteugelen?

 

Ik liep verder en kwam na enige tijd in het oorspronkelijke kleinschalige boerenlandschap. De rogge stond al hoog. Aangekomen op de kruising ging ik rechtsaf. Over het bruggetje wierp ik even een blik in het natuurgebied De Heest, met op een prominente plaats een hoge ijzeren omheining, waarin de nieuwe veeboeren hun Schotse Hooglanders vangen. Terug lopend naar Gasteren zag ik een boer die zijn hooi aan het schudden was. Het was schitterend weer en het hooi rook heerlijk. Vlak voor Gasteren passeerde ik een weiland met daarin twee fraaie lichtbruine Gelderse merries, elk met een veulentje. Op mijn vlakke hand bood ik één van de merries wat gras aan. Heel voorzichtig pakte ze het gras met haar lippen aan. Ik kreeg een weemoedig gevoel. Hoe lang zal dit oude boerenland in deze vorm nog blijven bestaan?

 

Laatst gewijzigd:02 oktober 2015 22:26