Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Verkiezingen Verkiezingen Tweede Kamer

Campagne Tweede Kamerverkiezingen 1959

Uit: D.J. Elzinga en G. Voerman, Om de stembus. Verkiezingsaffiches 1918-1998 (Amsterdam/Antwerpen 2002), 120-125.

Op 13 maart 1959 vond Nederland in de vroege ochtend een suikerzakje in de brievenbus. Erop stond de tekst ‘Alleen voor boven de 23’. In het zakje zat een plaatje van een lelijke rode kater. Het opschrift luidde: ‘Koopt geen rode kat in de zak! Stemt VVD lijst 4’. De verkiezingscampagne van de VVD in de eerste maanden van 1959 had sterk in het teken gestaan van de bestrijding van het socialisme. De centrale verkiezingsleuzen van de liberalen luidden: ‘Tegen het socialisme de VVD’ en ‘Verbreekt de rode boeien’. Oud verklaarde al voor de verkiezingen dat de VVD zeker niet samen met de PvdA in één kabinet zou stappen. Deze antisocialistische resolutie, de zogenaamde ‘Arnhemse verklaring’, vormde de rode draad van de liberale campagne. Radioredes van de VVD werden afgesloten met de woorden: "Luisteraars, laat de verkiezingsdag van 13 maart de dag van de vrijheid zijn. Helpt ons in de strijd tegen het socialisme."

De verkiezingen van maart waren crisisverkiezingen. In december 1958 was het vierde kabinet-Drees gestruikeld over een probleem rond de belastingen. Al bij de vorming van het kabinet van PvdA, KVP, ARP en CHU in 1956 - na een lange formatie - lag de conflictstof hoog opgestapeld. Er waren maar weinig politici die in een vierjarige zittingsduur van het kabinet geloofden. Aan de rooms-rode samenwerking, die in 1946 was begonnen, kwam op 11 december 1958 definitief een einde. Minister van Financiën Hofstra (PvdA) verklaarde een amendement van de KVP-er Lucas op een belastingvoorstel onaanvaardbaar. Het amendement werd niettemin aangenomen, waarop de PvdA-ministers hun ontslag indienden. Beel, die lid van de Raad van State was geworden, formeerde daarop een rompkabinet dat de lopende zaken zou behandelen in afwachting van de tussentijdse verkiezingen.

De kabinetscrisis van 1958 was de aanleiding voor een partij-politieke heroriëntatie. Deze hing al enige tijd in de lucht. Bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten in het voorjaar van 1958 had de PvdA een forse electorale nederlaag geleden. Het beleid van bestedingsbeperking ging zich tegen de sociaal-democraten keren en speelde de VVD, die hier jaren tegen te hoop was gelopen, in de kaart. Daarnaast zorgde de geleide loonpolitiek voor een sterk ledenverlies van de aan de PvdA verwante vakbeweging, het NVV. Steeds meer bleek ook dat de KVP, bijvoorbeeld op het punt van de bezitsvorming, aansluiting zou kunnen vinden bij de opvattingen van de VVD. In de Tweede Kamer kon met een zekere regelmaat een ontluikende politieke liefde tussen liberalen en rooms-katholieken worden waargenomen. Het einde van de rooms-rode coalitie kwam dan ook niet als een verrassing.

In de jaren vijftig bezaten de verkiezingscampagnes nog een tamelijk amateuristisch karakter. Door de sterke verzuiling wisten de partijen vrij nauwkeurig hoe hun achterban was samengesteld. Het contingent zwevende kiezers was nog beperkt. De lijn van de campagne werd in de regel uitgezet door de partijsecretariaten. Van uitgebreide politieke marketingstrategieën en diepgaand kiezersonderzoek was bij de eerste na-oorlogse verkiezingen geen sprake. In 1959 kwam hierin enige verandering. De verkiezingscampagne toonde aan dat de politieke partijen meer geld en energie gingen besteden aan de stembusstrijd. De politicoloog Snijders maakte een inventarisatie: uitgegeven werd een bedrag van ongeveer drie miljoen gulden, 30 miljoen stuks drukwerk werden verspreid en de gezamenlijke partijen belegden in twee maanden tijd 5.500 vergaderingen en bijeenkomsten.

Ter voorbereiding van de campagne maakten verschillende partijen gebruik van reclamebureaus. Op allerlei manieren probeerden zij kiezers te winnen. De KVP bijvoorbeeld deelde op een zondag bij de uitgang van de kerken kaarten uit waarop een te raden geheim stond waarmee geldprijzen tot een totaalbedrag van 12.000 gulden waren te verdienen. Een ledenwerfactie begeleidde de rooms-katholieke campagne en moest het aantal boven het half miljoen brengen, hetgeen lukte. Om de oude en nieuwe leden tot actie aan te sporen werden allerlei bijzondere manifestaties opgezet. De bekende wielrenner Wim van Est fietste de ledenwinst uit Breda naar het centrale meldpunt in Tilburg; Roermond telde de ledenwinst uit in eieren; Valkenswaard leverde voor elk nieuw lid een sigaar. In Leende liet men partijleider Romme een ballon opblazen waarop de winst was getekend. De PvdA pakte haar campagne moderner aan. Zo huurde zij een vliegtuig waarop aan- en uitflitsende letters waren aangebracht. Ook liet men een jazz-ensemble optreden bij verkiezingsbijeenkomsten. Voor de radio spraken bekende sportlieden hun voorkeur uit voor de sociaal-democratie.

PvdA en KVP maakten bovendien gebruik van de verwante omroeporganisaties. VARA en KRO brachten tijdens de verkiezingscampagne voor de radio een politiek cabaret in de huiskamers ten gehore. Over de politieke voorkeur lieten deze uitzendingen geen enkel misverstand bestaan. Vooral van liberale en christelijk-historische zijde werd geprotesteerd tegen deze ongelijk verdeelde politieke propaganda via de omroepen. Dit protest was echter minder scherp dan in voorgaande jaren. Naast de verkiezingszendtijd kregen immers sinds 1957 alle in de Tweede Kamer vertegenwoordigde partijen radiozendtijd. De CPN was in deze tijden van Koude Oorlog hiervan voorlopig nog uitgesloten. Kort daarop werd een eerste begin gemaakt met de toekenning van politieke zendtijd voor de televisie. Omdat de regering over deze zendtijdtoedeling geen overeenstemming met de omroepen kon bereiken, werd de zendtijd op radio en televisie ‘gevorderd’. Nog jarenlang kwam dit in de aan- en afkondiging van deze programma's tot uitdrukking: "Thans volgt in het kader van de door de Regering ten behoeve van de politieke partijen gevorderde zendtijd een uitzending van..."

Afgezien van de felle antisocialistische campagne van de VVD, waren de verkiezingsleuzen voor het overige betrekkelijk algemeen en vlak. De confessionele partijen kozen in hun slogans de meest algemene opstelling. De KVP kwam op ‘Voor heel het volk’. De ARP hamerde op ‘Gezag-Vrijheid-Welvaart’, en de CHU bepleitte een beleid ‘In 's lands belang’. De PvdA probeerde opnieuw de positie van de minister-president uit te spelen, in combinatie met het lijstnummer 1: ‘Kies de eerste.., kies de beste.., kies lijst één..’.

Een van de nieuwkomers bij de verkiezingen die ook in de Tweede Kamer wist door te dringen, was de Pacifistisch-Socialistische Partij (PSP). Deze in januari 1957 opgerichte partij koos in de Koude Oorlog het antimilitarisme als principieel uitgangspunt. Ook maakte zij zich sterk voor een meer radicale vorm van socialisme. De PSP rekruteerde haar aanhang uit verschillende kringen. Een aantal pacifistisch georiënteerde PvdA-ers stapte over. Van ex-leden van de CPN kwam ook enige steun. Bij de communisten woedde een hevige strijd over de stalinistische praktijken van partijleider De Groot, waardoor nogal wat leden teleurgesteld waren afgehaakt. Het belangrijkste deel van de aanhang van de PSP kwam echter uit kringen van ‘De Derde Weg’. Deze in 1951 opgerichte vredesbeweging keerde zich tegen het militarisme in West en Oost. Zij wilde aanvankelijk slechts een beweging en geen politieke partij zijn. Toch stonden heel wat oprichters van de PSP te boek als ‘Derde-Weg-gers’. In de campagne keerde de PSP zich tegen zowel de Verenigde Staten als de Sovjet-Unie. ‘Voor socialisme zonder atoombom! Tegen de reactie!’, zo luidde haar leus.

De uitslag van de verkiezingen liet een grote zetelwinst voor de liberalen zien, die van dertien naar negentien zetels sprongen. Reeds bij de raads- en Statenverkiezingen in het voorjaar van 1958 had de VVD sterke winst geboekt. De partij van Oud, die zeven jaar lang oppositie had gevoerd, plukte de vruchten met een voor de naoorlogse periode ongekend grote vooruitgang. De VVD werd de derde partij in de Tweede Kamer. Met een achteruitgang van twee zetels verloor de PvdA haar positie als grootste fractie. De sociaal-democraten werden nipt voorbij gestreefd door de KVP. Een klein verlies was er eveneens voor de ARP en de CHU (beide een zetel), terwijl de CPN flink verloor. De communisten gingen van zeven naar drie zetels, wat het gevolg was van de partijstrijd. De CPN had concurrentie van de communistische Brug-groep, die in 1958 was gevormd door de uitgetreden CPN-leiders Wagenaar en Gortzak. Deze groepering viel buiten de prijzen. De nieuwe PSP kwam uit op twee zetels. Geen zetel was er voor het GPV. Het Verbond bleef slechts 24 stemmen beneden de kiesdeler. De bijna in de wacht gesleepte zetel viel door de werking van het stelsel van de grootste gemiddelden als restzetel toe aan de PvdA.

De grote overwinning van de VVD en het verlies van de PvdA leken er op te wijzen dat beide partijen van rol zouden wisselen: de sociaal-democraten naar de oppositie en de liberalen in de regering. En dat gebeurde ook. Beel, de minister-president van het interim-kabinet, werd door de Koningin aangewezen als informateur. De informatie leidde tot de aanwijzing van De Quay (KVP) als formateur. Na een moeilijke formatie - onderbroken door een tweede informatie van Beel - leidde dit uiteindelijk tot de vorming van het kabinet-De Quay, bestaande uit ministers van KVP, ARP, CHU en VVD.

Laatst gewijzigd:06 februari 2023 14:57