Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) Geschiedenis

SGP jaaroverzicht 2003

Uit: J. Hippe, P. Lucardie en G. Voerman, 'Kroniek 2003. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 2003, in: G. Voerman (red.), Jaarboek 2003 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2004), 15-137, aldaar 112-123.

Inleiding

Voor de SGP had het jaar 2003 – waarin zij 85 jaar bestond – verschil­lende gezichten. De Tweede-Kamerverkiezingen verliepen voor de partij teleurstellend. Hoewel er nu geen zetel verloren ging, was er sprake van flink stemmenverlies. Bijzonder was het feit dat de SGP voor het eerst in haar bestaan betrokken werd bij de besprekingen over een nieuw kabinet. Het standpunt over ‘de vrouw in de politiek’ was ook in 2003 weer onderwerp van discussie en bestrijding.

Programma en kandidatenlijst Tweede-Kamerverkiezingen

Het programma dat de SGP voor de Tweede-Kamerverkiezingen van 2002 had opge­steld, werd ongewijzigd overgenomen voor de ver­vroegde kamerverkiezingen van 22 ja­nuari 2003 (zie Jaaroverzicht 2002). Alleen de financiële paragraaf werd aangepast aan de verslechterde economische situatie; zo diende er volgens de SGP 5,5 miljard euro extra bezuinigd te worden om in 2007 het financieringste­kort te heb­ben opgeheven.

In december 2002 had het hoofdbestuur besloten om de kandidatenlijst die was opgesteld voor de verkiezingen van mei van dat jaar ongewij­zigd over te nemen (zie Jaaroverzicht 2002). Dat betekende dat B.J. van der Vlies weer lijsttrekker werd.

Campagne Tweede-Kamerverkiezingen

De startbijeenkomst van de campagne voor de kamerverkiezingen vond op 3 januari in Hoevelaken plaats. Partijleider Van der Vlies maande zijn achterban om niet voor de verleiding te bezwijken op het CDA te stemmen. Wel was hij van mening dat CDA-leider Balkenende weer minister-president moest worden. Een sterke SGP-fractie was echter noodzakelijk om die zaken op te pakken die het CDA liet liggen, zoals bijvoorbeeld de onverkorte afwijzing van abortus en euthanasie en het tegen­gaan van geweld op televisie. Verder betoogde Van der Vlies dat de niet-christelijke partijen ten onrechte geloofden in de mogelijkheid van neutraliteit van de overheid. De voorstellen van onder andere de VVD en de PvdA ten aanzien van het bijzonder onderwijs bewezen dat ook seculiere partijen een geloof aanhingen, waarvan trouw aan artikel 1 van de grondwet – het antidiscriminatie-artikel – het kernpunt vormde.

Uitslag Tweede-Kamerverkiezingen

De uitslag van de Tweede-Kamerverkiezingen op 22 januari verliep voor de SGP teleurstellend. Wel­iswaar bleven de twee zetels behouden, maar verge­leken bij de verkiezingen van mei 2002 – toen er bijna 10.000 stemmen waren gewonnen – waren er nu ruim 13.000 stemmen verloren gegaan. Als hoofdoorzaak voor deze teruggang zag Van der Vlies de overgang van ‘lossere’ staatkundig-gereformeerde kiezers naar het CDA, als gevolg van de machtsstrijd tussen deze partij en PvdA. Het stemmen­verlies voor de SGP bleek met name aanzienlijk in plaatsen, waar de partij vooral was aangewezen op her­vormde kiezers.

Jaarvergadering

Op 22 februari hield de SGP haar jaarvergadering. In zijn partijrede Een toevlucht ‘t al­len tijde betreurde partijleider Van der Vlies het dat bij de jongste kamer­verkie­zin­gen zoveel orthodoxe christenen – ook SGP’ers – op het CDA hadden gestemd. Hij vond de gebeurtenissen in Neder­land sinds de vorige jaarvergadering in februari 2002 ‘onvoorstelbaar’. Volgens Van der Vlies konden die gebeurtenissen voor een belang­rijk deel verklaard worden uit “de ontworteling van ons volk” (Reformato­risch Dag­blad, 24 februari 2003).

Partijvoorzitter

In de loop van 2003 gaf de hervormde predikant D.J. Budding te kennen tijdens de jaarvergadering van 2004 als partijvoorzitter te willen aftre­den. Op 31 oktober koos het hoofdbestuur van de SGP uit zijn midden de christelijk-gereformeerde predikant A. van Heteren uit Urk per 28 februari 2004 tot de nieuwe partijvoorzitter.

In november 2000 had het hoofdbestuur besloten de functie van par­tijvoorzitter in twee posten te splitsen. Het hoofdbestuurslid Kolijn werd toen ‘algemeen voor­zitter’; hij diende het eigenlijke politiek-organisato­rische werk te gaan doen en het externe ge­zicht van de SGP te worden (zie Jaaroverzicht 2000). De jaarverga­dering in februari 2003 herkoos bij de verkiezingen voor een deel van het hoofd­bestuur onder meer Ko­lijn. Daarna bleef hij ook algemeen voorzitter.

Provinciale Statenverkiezingen

Bij de Provinciale Statenverkiezingen nam de SGP in tien provincies deel (in Gro­ningen en Limburg had de partij geen kandidatenlijst inge­diend). In Noord-Brabant, Noord-Holland en Friesland hadden de staatkundig-gereformeerden een gemeen­schap­pelijk lijst met de Chris­tenUnie (zie over de samenwerking in de laatstgenoemde provincie het Jaaroverzicht 2002). In de overige zeven provincies nam de SGP zelfstandig deel. De Statenverkiezingen leverden de SGP 21 Sta­tenzetels op, twee minder dan in 1999. De partij meende dat de hogere opkomst in 2003 vergeleken met 1999 hierbij een rol had gespeeld.

Partijleider Van der Vlies sprak zijn ‘dankbaarheid’ uit over de uitslag. Partijvoorzitter Kolijn was echter ook bezorgd over het feit dat de jeugd uit de staatkundig-gerefor­meerde achterban niet meer automatisch SGP stemde, of zelfs “werkelijke christelijke politiek niet noodzakelijk schijnt te vinden” (de Banier, 21 maart 2003).

Collegevorming

Na de Statenverkiezingen in maart 1999 was de SGP in Zuid-Holland toegetreden tot het college van Gedeputeerde Staten (zie Jaaroverzicht 1999). Verder kwam de partij tussentijds in het Gelderse college. In beide provincies kwamen de staat­kun­dig-gereformeerden in 2003 niet meer in het college terug. Daar stond tegenover dat de SGP in Zeeland met G.R.J. van Heukelom tot het college van Gedeputeerden toetrad, na een afwezigheid van 21 jaar. De SGP vormde een coalitie met CDA, PvdA en VVD.

Eerste-Kamerverkiezingen

Bij de Eerste Kamerverkiezingen op 26 mei behield de SGP haar twee zetels. Dat betekende dat lijstaanvoerder G. Holdijk en G. van den Berg opnieuw in de senaat zitting namen. Even­als in 1999 hadden de staat­kundig-gereformeerden hun lijst met die van de Chris­tenUnie (in 1999 GPV en RPF) en het CDA verbonden.

Kabinetsformatie

In april werden de ChristenUnie en de SGP bij de kabinetsformatie betrokken (zie in deze Kroniek onder ChristenUnie). Binnen de SGP kantte de Landelijke Stichting ter Bevordering van de Staatkundig Gereformeerde Beginselen zich hiertegen. In een open brief aan de Tweede-Kamerfractie en het hoofdbestuur stelde de Stichting dat wan­neer de SGP deel zou gaan uitmaken van de regering, zij haar bestaansrecht op het spel zette. De SGP zou alleen in een kabinet kun­nen gaan zitten als een groot aantal van haar opvattingen ondub­bel­zin­nig in het regeerakkoord was opgenomen – niet alleen zaken als bij­voor­beeld het verbieden van abortus en euthanasie, maar ook het weren van afgoderij en valse godsdiensten en het actief bevor­deren van de ‘ge­re­formeerde predikdienst’ (Reformatorisch Dagblad,28 april 2003).

In het algemeen stond in ieder geval een substantieel deel van de SGP echter welwil­end tegen­over het besluit om met CDA en VVD te spre­ken. W. Fieret, voorzitter van het bestuur van het wetenschappelijk instituut van de SGP, zag als een verklaring ‘de verw­oes­tende werking van acht jaar paars’. Vele SGP-gezinden zouden hier zo van zijn ge­schrokken, dat zij een tot stilstand brengen van de ontwikkelingen al als positief bes­chouwden (Reformatorisch Dagblad,16 augustus 2003).

Bestaansrecht SGP

In het jaar dat de SGP 85 jaar bestond, werd door sommigen vraagte­kens gezet bij haar bestaansrecht. De medewerker van het weten­schap­pelijk instituut voor het CDA Th. Jansen verklaarde in een inter­view op persoonlijke titel dat de SGP meer duide­lijk­heid zou moeten ver­­schaf­fen over haar opvattingen over de godsdienstvrijheid. Als zij dat onvoldoende zou doen, dan liep de partij volgens Jan­sen het risico “als een chris­telijke pendant van een theocratische islamitische partij te wor­den gezien” (Trouw, 11 april 2003). Jansen deed zijn uit­spraken als reac­tie op het CDA-rapport Investeren in integratie (zie in deze Kroniek onder CDA), waarin het bestaansrecht van de SGP verde­digd werd.

In augustus stelde secretaris M.J. Faber van het Interkerkelijk Vredesbe­raad (IKV) in de Vre­des­krant dat de samenleving groepe­rin­gen als SGP en Arabisch-Europese Liga (AEL) diende te bestrijden, omdat deze par­tijen de grondwet ter discussie zou­den stellen. Tijdens een door de SGP-jon­ge­ren georganiseerde debatavond met Faber op 3 oktober zei het staatkundig-gereformeerde Tweede-Kamerlid C.G. van der Staaij dat zijn partij helemaal niet vergelijkbaar was met de AEL. De AEL had volgens hem ‘abjecte denkbeelden’ over de staat Israël en boven­dien was het nog onduidelijk of de groepering zich aan de demo­cra­tische spelregels zou houden als zij in vertegenwoordigende lichamen zou komen. Ook vroeg hij zich af “wat er in vredesnaam mis is” aan het ter discussie stellen van grondwetsbepalingen. Van der Staaij wees er daarbij op dat de SGP niets doet “wat buiten de kaders van de rechts­orde gaat” (Reformatorisch Dagblad, 4 oktober 2003).

Op 19 september, enkele weken voor het debat met Faber, had de De Brès-Stichting een conferentie belegd over het thema ‘In de ban van integratie’. Hierbij ging de aan­dacht in het bijzonder uit naar de relatie tussen het integratievraagstuk en de visie van de SGP op de kernwaar­den van de democra­tische rechtsstaat. De sprekers waren A. Klink, directeur van het wetenschappelijk bu­reau van het CDA, A.A. van der Schans, SGP-wethouder in Bodegraven, en Van der Staaij. Deze laatste zei onder meer dat zijn partij grote moeite had met de “onbe­grensde godsdienstvrijheid waarin de bouw van hindoetempels en moskeeën geen strobreed in de weg wordt gelegd” (Nederlands Dagblad, 20 september 2003). Naar zijn mening had de overheid de taak om binnen de grenzen van de rechtsorde de christelijke godsdienst te bevorderen.

Vrouwenlidmaatschap

Het toelaten van vrouwen als lid van de SGP was binnen de partij zeer omstreden. De discussie die hierover in de jaren negentig was gevoerd, had ernstige ver­deeldheid aan het licht gebracht. In 1996 was in de statu­ten vastgelegd dat het partijlidmaatschap alleen open zou staan voor mannen, waarbij tegelijk een voor zowel mannen als vrouwen toeganke­lijk buitengewoon lidmaatschap werd gecreëerd dat veel minder rechten bood. Nadien bleef het onderwerp binnen de partij opduiken (zie de voorgaande Jaaroverzichten), zo ook in 2003.

Op 3 mei publiceerde het Reformatorisch Dagblad een onderzoek onder 766 van zijn lezers en 261 reformatorische jongeren van zeventien tot 24 jaar. Van degenen die SGP stem­den, vond 41% van de ouderen tegen 63% van de jongeren dat vrouwen gewoon lid moeten kunnen worden van de SGP. Van alle respondenten (dus inclusief degenen die niet op de SGP stemden) vond 28% van de ouderen dat vrouwen dezelfde politieke rechten toekwamen als mannen. Bij de jongeren gold dat voor 56%. In een reactie zei partij­voorzitter Kolijn zich wel zorgen te maken over deze cijfers, maar toch geen aanleiding te zien het debat over het vrou­wenlidmaatschap in de partij over te doen. Met Van der Vlies meende hij dat de SGP meer energie zou moeten steken in het uit­leggen van het partijstandpunt over de politieke betrokkenheid van de vrouw. SGP-wethouder W. van Duijn uit Katwijk pleitte daarentegen voor een nieuwe bezinning binnen de partij op de vraag wat de bijbel op dit punt leert. Hij wees er ook op dat de kabinetsformatie duidelijk had gemaakt dat het vrouwenstandpunt van de SGP scha­delijk kon zijn voor de partij.

Vlak daarna werden de resultaten bekend van een enquête die de SGP-jongerenor­ga­ni­­satie had gehouden onder 1.500 jongeren van twaalf tot negentien jaar. Van de SGP-stemmende jongeren was bijna 58% voor­stander van een vrouwelijk SGP-Tweede-Kamer­lid. Chr. van Bemmel, de nieuwe voorzitter van de SGP-jongeren, stelde dat de SGP het debat over de be­trok­kenheid van de vrouw niet mocht afdoen met de opmer­king dat die dis­cus­sie al was gevoerd. Overigens zei Van Bemmel later dat de jonge­renorganisatie zelf “de lijn van het bestuur bleef volgen” (NRC Handelsblad, 12 juli 2003).

Naar aanleiding van deze publicaties zei Van der Vlies echter niet te verwachten dat de SGP ‘onder druk van een onderzoek of de kabinets­formatie’ haar vrouwenstandpunt zou herzien (Nederlands Dagblad, 17 mei 2003). Een discussie zou van binnenuit moeten komen en zou met de grootst mogelijke zorgvuldigheid gepaard moeten gaan. Ongeveer tegelijkertijd kwam een groep van acht SGP-leden naar buiten met de bood­schap dat de SGP het verbod voor vrouwen om volwaardig lid te worden van de partij zou moeten opheffen. Tot de groep behoorden onder anderen Van Duijn, het Zuid-Hol­landse Statenlid R. Houtman, gemeenteraadslid W. Pijl uit Den Haag en wethou­der H. Lambooij uit Nijkerk. Zij meenden dat nergens in de bijbel staat dat vrouwen geen politieke functies mogen vervullen. Bovendien zette de SGP zich vol­gens hen met de princi­piële uitsluiting in deze tijd van vrouwen­eman­cipatie buitenspel, en werd er door de media aan de andere partij­standpunten geen aandacht besteed. Opmerkelijk was ver­der dat Pijl te kennen gaf dat wanneer in Den Haag een vrouw van de Chris­ten­Unie via de gemeenschappelijke lijst in 2002 in de gemeente­raad zou zijn gekozen, hij de eis van het SGP-hoofdbestuur dan de samenwerking op te zeggen naast zich neer zou hebben gelegd. Het­zelfde standpunt was door de SGP in Friesland inge­nomen ten aanzien van de Provinciale Statenverkiezingen (zie Jaaroverzicht 2002).

Naar aanleiding van de gebleken meningsverschillen in de partij stelde het hoofd­be­stuur begin oktober een werkgroep in die een ‘eerlijke beoordeling’ moest geven van de argumenten die ten grondslag lagen aan het staatkundig-gereformeerde vrouwen­standpunt. De partij had met deze stap geen heroverweging van haar standpunt op het oog, maar wilde wel zeker stellen dat dit standpunt op goede bijbelse gronden ge­ba­seerd was. Om het onderzoek zo open mogelijk te maken waren – wat de theologisch geschoolde deel­nemers betreft – juist jonge predikanten aangezocht, die niet belast waren door het feit dat zij zich in het verle­den al veel over deze materie hadden uitgelaten.

Het vrouwenstandpunt van de SGP werd in 2003 ook langs juridische weg ter discus­sie gesteld. Het in vrouw en recht gespecialiseerde Clara Wichman Instituut (CWI) had in 2002 tever­geefs geprobeerd een proef­proces tegen de SGP te beginnen (zie Jaaroverzicht 2002). Volgens het CWI waren de staatkundig-gere­formeerde opvattingen in strijd met het Vrouwenverdrag van de Verenigde Naties en met het eerste artikel van de grondwet. Gesteund door negen maat­schappelijke organi­sa­ties daagde het CWI op 13 november zowel de staat als de SGP voor de rechter. De staat werd verweten dat zij het SGP-standpunt niet alleen gedoogde maar ook “indi­rect steunde”, door de verstrekking van subsidies aan de partij. Voor het CWI betrof het hier – zo werd gezegd – een principe­kwestie en geen aanval op de SGP. Partij­voorzitter Kolijn vatte dit echter anders op. Het vrouwenstandpunt maakte volgens hem deel uit van ‘de overtuiging en het bestaansrecht van de SGP’ (NRC Handelsblad, 14 november 2003). Kolijn vond de situatie wel ‘zorgelijk’, maar zag het proces toch met vertrouwen tege­moet. Hij ging ervan uit dat de vrijheid van godsdienst en die van meningsuiting ‘een groot goed’ waren, waar de rechter ‘omzichtig’ mee om zou gaan (Nederland Dagblad, 14 november 2003).

Samenwerking met de ChristenUnie bij gemeenteraadsverkiezingen

Voorafgaande aan de gemeenteraadsverkiezingen van 2002 waren er problemen tussen de Chris­tenUnie en de SGP onstaan toen in een aantal gemeenten de samenwerking tussen beide partijen in de vorm van een gemeenschappelijke kandidatenlijst strandde. Knelpunt daarbij was de kan­didaatstelling van vrouwen. Uiteindelijk spraken beide partijen af dat ieder van hen een intern onderzoek zou instellen naar de gang van zaken bij de onderhandelingen over een gezamenlijke lijst (zie Jaaroverzicht 2002). In oktober 2003 werd bekend dat de SGP een werkgroep in het leven had geroepen die de partijrichtlijn omtrent het plaatsen van vrouwen op een gemeenschappelijke lijst nog eens tegen het licht zou moeten houden met eventueel een advies aan het hoofdbe­stuur tot aanpassing. Deze richtlijn hield in dat vrouwen op een gemeenschappelijke lijst eventueel door de SGP konden worden geac­cepteerd als zij op een onverkiesbare plaats zouden staan. De samenwerking zou alsnog moeten worden ver­broken wanneer een vrouw toch nog in de raad zitting zou nemen. De ingestelde werkgroep stond een onderzoek ter beschikking dat de SGP onder haar kiesvereni­gingen had gehouden over de lokale samenwerking met de ChristenUnie.

Kandidatenlijst Europese verkiezingen 2004

In 2002 had de algemene vergadering van de SGP besloten de kandi­daatstellings­procedure voor de verkiezingen voor het Europees Parlement ingrijpend te wijzigen. Daarmee was de procedure voor de Europese verkiezingen – afgezien van de aan­wijzing van de lijsttrekker- vrijwel gelijk geworden aan die voor de Tweede-Kamer­verkiezingen. Ook voor de Europese verkiezingen waren er nu twee momenten in de procedure waarop de kiesverenigingen van de partij voorstellen konden doen. Op 5 december werd de kandidatenlijst voor de Europese verkie­zingen van 2004 vast­ge­steld. De zittende europarlementariër B. Belder voerde evenals in 1999 de lijst aan. C.S.L. Janse, oud-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad en oud-voorzitter van het bestuur van het wetenschappelijk bureau van de SGP bezette de tweede plaats. Zij namen de plaatsen twee en vier in op de gemeenschappe­lijke lijst met de ChristenUnie.

Visie op Europese Unie

Op 25 juni presenteerde de Guido de Brès-Stichting, het wetenschappe­lijk bureau van de SGP de nota Boodschap aan Europa. SGP-visie op de Europese Unie. Deze studie was geschreven door een werkgroep onder voorzitterschap van oud-europarlemen­ta­riër L. van der Waal. In de nota werd gesteld dat Europa alleen actief moest zijn op de voor samenwerking onontkoombare gebieden, zoals de interne markt, land­bouw en milieu. De SGP verklaarde zich tegen een Europese grondwet.

In dezelfde maand publiceerde de eurofractie ChristenUnie-SGP het rapport Kiezen op een kruispunt (zie in deze Kroniek onder Christen­Unie).

Strafzaak algemeen secretaris

Op 7 april werd bij het gerechtshof in Amsterdam in hoger beroep een voorwaarde­lijke celstraf van een jaar geëist tegen de – op non-actief gestelde – algemeen secretaris van de SGP D. Nieuwenhuis, wegens ontucht met zijn dochter (zie Jaaroverzicht 2000, Jaaroverzicht 2001 en Jaaroverzicht 2002). De advocaat-generaal had de aanklacht teruggebracht van seksueel misbruik tot on­tucht. Op 16 april hield het gerechtshof de uitspraak aan. Het onderzoek zou worden heropend omdat het hof nog een getuige wilde horen.

Nadat het hoofdbestuur van de SGP tevergeefs had gepoogd om door een minnelijke schik­king tot ont­binding van de arbeidsovereenkomst met Nieuwenhuis te komen, ontbond de kantonrechter in Den Haag op 7 augustus de arbeids­over­eenkomst. Bij het besluit van het hoofdbestuur om deze weg te volgen speelde naast de werkdruk ook de overweging mee dat “de negatieve publi­ci­teit en het ontbreken van een draagvlak” de terugkeer van Nieu­wen­huis onmoge­lijk hadden gemaakt (de Banier, 15 augustus 2003). In het najaar benoemde het hoofdbestuur per 1 januari 2005 V.A. Smit tot algemeen secre­taris.

Internationale contacten

Van 6 tot 11 september nam een delegatie namens de SGP-werkgroep Oost-Europa deel aan een jongerenconferentie in Torockö in Roemenië. Het onderwerp van de bij­eenkomst, waaraan jongeren uit de Hon­gaarse minderheid in Roe­menië deelnamen, was ‘De verantwoordelijkheid van christelijke jongeren in politiek en maatschappij’. De stichting Studium Academicum, die zich inzet voor versterking van christelijke waarden in Roemenië, had de conferentie georganiseerd. Zij belegde op 17 en 18 oktober een conferentie over het thema ‘Waarden en normen’. Ook hiervoor was een delegatie namens de werkgroep Oost-Europa uitgeno­digd. Tot slot vond op 7 en 8 november in Boedapest de conferentie plaats die jaarlijks wordt georganiseerd door de werkgroep Oost-Europa en de Vereniging Gereformeerden in de Samenleving uit Hongarije. Besproken werd het onderwerp ‘Een christelijke visie op de markt­econo­mie’.

Verwante instellingen en publicaties

De SGP gaf de tweede (gewijzigde) druk uit van de Toelichting op het Program van Beginselen van de Staatkundig Gereformeerde Partij (zie Jaaroverzicht 1996).

De SGP-fractie in de Tweede Kamer publiceerde eind september de notitie Een goed gezin… het halve werk. Het stuk bevatte een tiental aanbevelingen voor een samen­han­gend gezins­beleid.

De Guido de Brès-Stichting – het wetenschappelijk bureau van de SGP – hield op 24 april een conferentie over het onderwerp ‘Cultuur in con­frontatie met de Bijbel’, naar aanleiding van de in 2002 verschenen nota van de De Brès-Stichting, Wikken en wegen. SGP-visie op cultuurbeleid (zie Jaaroverzicht 2002). Tijdens de con­ferentie hielden onder anderen de hervormde predikant en voorzitter van de SGP-werk­groep cultuur J. Koppelaar en de SGP-wethouder in Kapelle L.A. Nieuwen­huijse een inleiding. Deze laatste betoogde onder meer dat de SGP zorg moest hebben voor de ‘niet strikt reformatorische cultuur’, zoals bijvoorbeeld een oud en kostbaar Maria­beeld (Reformatorisch Dagblad,25 april 2003).

Op 28 oktober organiseerde de De Brès-Stichting een bijeenkomst over het onderwerp ‘Hoe de overheid verdween uit Nederland’. Centraal stond de positie van de overheid in de netwerksamenleving. Bij de conferentie hoorde een syllabus met gelijknamige titel, die was samen­gesteld door een werkgroep met onder anderen J.W. van Berkum, wetenschappelijk medewerker van de Stichting. Op 8 december hield het wetenschap­pelijk bureau van de SGP een congres over ‘Water­beheer en grond­beleid’. De uitkom­sten van deze bijeenkomst werden betrokken bij de publicatie Water blijft uit­dagen: over waterbeheer & Gron­dig bekeken: over grond­beleid. Het ging hier om twee ‘com­men­taren’ in één uitgave, die waren voorbereid door een commissie onder voor­zitter­schap van J. Slingerland. Het eerste commentaar was geschre­ven door K. van den Herik, het tweede door J. Mulder, directeur van de De Brès-Stichting. In december verscheen het commentaar Een ver­geten tussenlaag? Over de SGP en het maatschap­pelijk middenveld, geschre­ven door J.H. Guiljam. In deze publicatie komt de vraag aan de orde hoe de SGP het maatschappelijk middenveld zou moeten positio­neren tussen overheid, kerk en burger.

Aan het einde van 2003 presenteerde de De Brèsstichting de bundel Ingenieur in de politiek. Ir. H. van Rossum. Dit liber amicorum voor Van Rossum – die van 1967 tot 1986 lid van de Tweede Kamer voor de SGP was, waarvan de laatste vijf jaar als fractievoorzitter – bevatte onder meer een aantal bijdragen van diverse auteurs over zijn persoon en activiteiten. Eerder verscheen Be­wust mobiel. SGP-visie op mobili­teits­beleid. In deze nota, die was samengesteld door een werkgroep onder voorzitterschap van W. Oosterwijk en waarvan Van Ber­kum secretaris was, werden vanuit christelijk perspectief richtlijnen voor het mobi­liteitsbeleid geformuleerd.

Op 7 mei 2002 had de De Brès-Stichting Tot welzijn van heel het volk. SGP-partijredes van ds. H.G. Abma gepresenteerd (zie Jaaroverzicht 2002). De redevoeringen die daarbij waren gehouden, ver­schenen in 2003 in de door Mulder geredigeerde publicatie Tot welzijn van heel het volk. Toespraken bij de aanbieding van de partijredes van ds. H.G. Abma.

Voorlichting en Vorming organiseerde op 27 juni een congres over het thema ‘Waarden en normen lokaal in debat: initiëren, uitvoeren en continueren’. Tot de sprekers behoorde het oud-Tweede-Kamerlid van de SGP J.T. van den Berg.

De SGP-jongeren waren in november 2002 een handtekeningen- en steun­betui­gin­gen­actie pro-Israël gestart (zie Jaaroverzicht 2002). Tijdens een in het teken van de Tweede-Kamerverkiezingen staande jongerendag op 18 januari werd deze actie afgesloten met het overhandigen van 38.620 handtekeningen aan onder meer de Israëlische ambassadeur in Nederland, E. Margalit. Verder werd op deze bij­een­komst aandacht besteed aan het thema: ‘Politiek: een circus?’. Er werd gesproken door het oud CDA-Tweede Kamerlid J.S.J. Hillen en Van der Vlies. Op 8 mei be­legden de SGP-jongeren een bijeenkomst in Rotter­dam over het thema ‘Speler of speelbal’. De sprekers waren het Tweede-Kamerlid voor D66 A.D. Bakker en Van der Vlies. Zij ver­woordden de opstelling van hun partijen tijdens de kabinetsformatie en de komende regeerperiode. Op 9 mei hielden de SGP-jongeren hun jaarvergadering, waar afscheid werd genomen van voorzitter E. Dijk­graaf. Hij kreeg een bundel aangeboden met als titel Meer­waar­de van een minderheid, boodschap en imago van de SGP. Hierin waren de resultaten van en de commentaren op de SGP-jongerenenquête opge­nomen (zie hierboven onder ‘vrouwenlidmaatschap’). Dijkgraaf werd zoals reeds vermeld opgevolgd door Van Bem­mel, die secretaris van de SGP-jongeren was geweest.

Half juni besloot het bestuur van de SGP-jongeren een commissie in te stellen die moest onderzoeken wat de organisatie kon doen met de uitkomsten van de enquête die was gehouden onder reformatorische jongeren. Naast de reeds vermelde resultaten over de positie van de vrouw, was uit het onderzoek ook naar voren gekomen dat bijna 60% van de jongeren die zich tot de SGP rekenden het belangrijk vond dat de partij gebruik zou gaan maken van de zendtijd voor politieke partijen op radio en televisie. Verder bleek dat van de gezinnen waar de ouders SGP stemden, bijna 72% van de jongeren dat ook deden. Naar aanlei­ding van het instellen van de commissie zei jeugdwerkadviseur G. van Veldhuizen van de SGP dat hij zich goed kon voor­stellen dat er nog eens werd nagedacht over de vraag of meisjes in het sectiebestuur van de jongerenorganisatie konden gaan zitten.

Op 21 oktober hielden de SGP-jongeren een bijeenkomst als eerste in een reeks naar aanleiding van de enquête. Het onderwerp was ‘Theocra­tische politiek: tussen principe en praktijk’. Vanuit verschillende invalshoeken werden er lezingen gehouden door onder meer Van der Staaij, en fractie­voor­zitter Rouvoet van de ChristenUnie in de Tweede Kamer.

Op 3 en 4 oktober organiseerden de SGP-jongeren het ‘Zorgcongres’. Onder anderen Van der Vlies hield een inleiding. De organisatie gaf verder in 2003 drie Infoschetsen uit: Oorlog en vrede. Beschouwing van­uit SGP-perspectief naar aanleiding van de oorlog in Irak, geredi­geerd door A. Klaassen; SGP en landbouw, geschreven door J. Bazen; en Zorg voor de schepping, waarvan D.J. Wilbrink de auteur was.

Laatst gewijzigd:09 mei 2023 11:55