Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) Geschiedenis

SGP jaaroverzicht 2002

Uit: J. Hippe, P. Lucardie en G. Voerman, 'Kroniek 2002. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 2002' in: Jaarboek 2002 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2004), 18-180, aldaar 157-165.

Inleiding

Het jaar 2002 verliep voor de SGP minder ongunstig dan het op het eerste gezicht leek. De partij raakte bij de Tweede-Kamerverkiezingen weliswaar haar derde zetel – een restzetel – kwijt, maar boekte anders dan in 1994 en 1998 wel stemmenwinst. Bij de gemeenteraads­ver­kie­zingen gingen de staatkundig-gereformeerden enigszins vooruit. De SGP werd in 2002 wel weer geconfronteerd met een poging om haar af­wijzende standpunt inzake het volledige partijlidmaatschap voor vrou­wen langs juridische weg aan te vechten.

Uitlatingen Holdijk

Aan het einde van 2001 had SGP-senator, fractiemedewerker en Gel­ders Statenlid G. Holdijk in het Nederlands Dagblad (22 dedember 2001) verklaard dat het noodza­kelijk was dat christenen moslims hiel­pen zodanig te integreren in de samenleving dat zij het geloof als ‘een integrerend bestanddeel’ van hun bestaan konden beleven. Hol­dijk deed die uitspraken tegen de achtergrond van zijn overtuiging dat op deze wijze grote maatschappelijke problemen konden worden voorkomen. In dit kader had de SGP-senator er geen bezwaar tegen dat een christelijke feest­dag aan moslims werd afgestaan en dat zij de eed aan Allah konden zweren. Verder zouden islamitische kin­deren op openbare scholen gebedsruimtes moeten krijgen en zou het oprichten van islamitische scholen aangemoedigd kunnen worden.

De opvattingen van Holdijk botsten in ieder geval met het SGP-ont­werpverkiezingsprogramma van november 2001, waarin gesteld werd dat de partij zich wilde inzetten voor behoud van de overblijfselen “van onze christelijke cultuur in een multicultureel en multireligieus wor­dende samenleving” en zich zou verzetten tegen introductie van ele­menten die strijdig waren met die cultuur. Hierbij werd expliciet de strijd voor het behoud van de christelijke feestdagen en de christelijke ambtseed genoemd. Begin januari lichtte Holdijk zijn standpunt toe, waarbij hij te kennen gaf dat zijn uitspraak over het inleveren van een christelijke feestdag niet betekende dat hij daarvoor ook pleitte. Er volgde een gesprek tussen hem en het dagelijks bestuur van de SGP, dat daarna concludeerde dat de nadere verklaring van Holdijk ‘helemaal’ spoorde met het partijstandpunt (Reforma­torisch Dagblad, 8 februari 2002). Holdijk verklaarde dat zijn uitlatingen te weinig doordacht waren geweest en niet in de openbaarheid hadden moeten komen.

Jaarvergadering

Op 23 februari hield de SGP haar jaarvergadering in Utrecht. In zijn par­tij­rede toonde partijleider B.J. van der Vlies alle begrip voor de breed levende kritiek op de regeerstijl van de paarse coalitie. Dat bete­ken­de voor hem echter niet een aanbeveling voor Fortuyn. “Fortuyn sneert naar iedereen, heeft onacceptabele ethische opvattingen en han­teert een stijl die niet waardig is” (Nederlands Dagblad, 25 februari 2002). Bovendien was Fortuyns grenzeloos geloof in eigen kunnen ‘on­uit­staanbaar’.

Tijdens het middaggedeelte van de jaarvergadering waren er korte in­leidingen en een forumdiscussie onder leiding van algemeen voorzit­ter W. Kolijn over het thema ‘SGP, tijdgeest en theocratie’. Hieraan werd deelgenomen door P.J. Vergunst (algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond in de Nederlands Hervormde Kerk), A. Moerker­ken (predikant en rector van de Theologische School van de Gerefor­meer­de Gemeenten) en A.A. Egas (christelijk-gereformeerd predikant).

Gemeenteraadsverkiezingen

Op de jaarvergadering van de SGP had Van der Vlies ook stilgestaan bij de moeilijk­heden tussen zijn partij en de ChristenUnie bij het aan­gaan van gemeenschappelijke lijsten bij de gemeenteraads­verkiezingen (zie in deze Kroniek onder ChristenUnie).

De raadsverkiezingen verliepen voor de SGP behoorlijk succesvol. De partij behaalde 242 raadszetels, elf meer dan in 1998. Van der Vlies was blij met deze zetelwinst, temeer daar deze behaald werd bij een iets hogere opkomst (hetgeen nadelig werd geacht voor de kleine christe­lijke partijen). De SGP behaalde met name goede resultaten in veel van haar bolwerken, zoals Urk, Staphorst, Nunspeet, Veenendaal, Barneveld en Tholen. Waar de SGP zelfstandig deelnam, steeg het aantal raadsze­tels van 176 naar 181. In gemeenten waar de partij een gemeenschappe­lijke lijst had met de ChristenUnie daalde het gezamenlijke zeteltal licht van 120 naar 118. Toch nam het aantal SGP-raadsleden dat via deze lijsten gekozen werd met zes toe tot 61. In 75 gemeenten nam de SGP zelfstandig deel, in 56 met een gezamenlijke lijst met de ChristenUnie. De college-onderhandelingen leverden de SGP 36 wethouders op, even­veel als in 1998.

Programma Tweede-Kamerverkiezingen 2002

In de herfst van 2001 presenteerde de SGP haar ontwerpverkiezingspro­gramma Tot Uw dienst geheten (zie Jaaroverzicht 2001). Op de jaarvergadering van de partij op 23 februari bood partijvoorzitter Kolijn het definitieve program aan partijleider Van der Vlies aan. Op deze bijeenkomst merkte Van der Vlies in zijn partijrede op dat ook de SGP in de verkiezingscampagne veel aandacht wilde geven aan het thema veiligheid. Verder diende het kabinet het gezin weer te steunen. Hierbij moest niet langer worden uitgegaan van het tweeverdienersmo­del, waardoor vrouwen de arbeidsmarkt worden ‘opgeduwd’ (Neder­lands Dagblad, 25 februari 2002). De SGP wilde dan ook dat de subsi­dies voor kinderopvang werden gestopt en dat extra geld voor de kin­derbijslag werd uitgetrokken.

Campagne Tweede-Kamerverkiezingen 2002

De kandidaatstelling voor de Tweede-Kamerverkiezingen had de SGP al in december 2001 afgerond. Van der Vlies was reeds door de jaar­vergadering in februari van dat jaar als lijsttrekker aangewezen (zie Jaaroverzicht 2001).

Op 12 april ging de campagne van de SGP voor de Tweede-Kamerver­kiezingen van start in Amersfoort. Van der Vlies keerde zich opnieuw uitdrukkelijk tegen de paarse coalitie. Hij vond niet de SGP maar het kabinet ‘extreem’ (de Banier, 19 april 2002). Tij­dens de verkiezings­campagne herinnerde de SGP-leider er aan dat zijn fractie tijdens de afgelopen kabinetsperiode had besloten de voor zijn partij vergaande stap te nemen om haar traditioneel gouvernementele instelling op te geven en tegen de regering in oppositie te gaan, vanwege onder meer de wetgeving betreffende euthanasie, homohuwelijk en abortus (zie Jaar­overzicht 1999, Jaaroverzicht 2000 en Jaaroverzicht 2001). Van der Vlies verklaarde – anders dan ChristenUnie-leider Veling – dat intrekking van deze wetten een abso­lute voorwaarde was voor eventuele regeringsdeelname door zijn partij. Voorts hield hij SGP-ers die overwogen of zij deze keer niet hun stem aan het CDA zouden geven voor dat zij dan medeverantwoordelijk zouden zijn voor compromissen die “Balkenende nu in alle eerlijkheid al voor mogelijk houdt” (Trouw, 4 mei 2002).

Uitslag Tweede-Kamerverkiezingen 2002

De Tweede-Kamerverkiezingen kenden voor de SGP een teleurstellende afloop: van de drie kamerzetels ging er één verloren (zie tabel 2). Zij kreeg er wel bijna tienduizend stemmen bij. De partijleiding reageerde dan ook met een dubbel gevoel op de uitslag. Dat de SGP ondanks de stem­menwinst toch een zetel verloor werd veroorzaakt door de hogere op­komst in 2002 – waardoor de electorale aanhang relatief gezien daalde van 1,8% naar 1,7% van de stemmen – en het feit dat de derde zetel in 1998 een restzetel was, behaald dankzij de lijstverbinding met de ChristenUnie. Het was nu deze partij die via de lijstverbinding aan een restzetel gehol­pen werd.

Als (mogelijke) oorzaken voor de stemmenwinst werden door de par­tijtop vier factoren genoemd. In de eerste plaats zouden vrijgemaakt-gereformeerde kiezers die tegen het opgaan van het GPV in de Chris­tenUnie waren, naar de SGP zijn overgelopen. Dit kwam tot uiting in een relatief grote staatkundig-gereformeerde winst in de provincies Groningen en Drenthe, alsmede het noordoosten van Overijssel, waar het GPV in het verleden sterk aanwezig was. Daarnaast zou de SGP meer stemmen uit evangelische kringen hebben getrokken, als gevolg van het feit dat de ChristenUnie een minder duidelijk pro-Israël stand­punt had dan de RPF voorheen (zeker in de tijd van het leiderschap van M. Leerling). De SGP daarentegen stond nog pal achter de joodse staat. Verder zouden volgens Van der Vlies ChristenUnie-kiezers dit keer op de SGP gestemd hebben omdat men bezwaar had tegen de ‘ruk naar links en de compromisbereidheid ten aanzien van regeringsdeelname bij de ChristenUnie’ (Ons Contact, no. 4, 2002). In de vierde plaats zou een aantal boeren nu SGP gestemd hebben, omdat zij sympathie hadden gekregen voor de standpunten die Van der Vlies op agrarisch terrein had ingenomen.

In de nieuwe Tweede-Kamerfractie keerde J.T. van den Berg niet terug. Hij was zestien jaar Tweede-Kamerlid geweest, maar had zich voor de verkiezingen van mei niet meer kandidaat gesteld. Bij zijn afscheid kreeg hij een vriendenboek aangeboden, dat de titel Nog bijzonderhe­den? droeg en was geredigeerd door M. de Bruyne en anderen.

Vrouwenlidmaatschap

Eind december 2001 had de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) zich niet be­voegd verklaard een uitspraak te doen naar aanleiding van een klacht van het partijlid mevr. Gra­bijn-Van Putten dat vrouwen geen volwaardig lid konden worden van de SGP (zie Jaaroverzicht 2001). Grabijn had in 1984 zelf nog wel vol­waardig partijlid kunnen worden. (zie Jaaroverzicht 1996 en Jaaroverzicht 1999).

In de zomer van 2002 plaatste het in vrouw en recht gespecialiseerde Clara Wichman Instituut (CWI) op zijn website een oproep en in het feministische maandblad Opzij een advertentie, waarin naar een vrouw met een staatkundig-gereformeerde achtergrond werd gezocht die volwaardig lid zou willen worden van de SGP. In het geval dat de partij dat weigerde, zou het CWI een proefproces financieren. Het Instituut had al eerder tevergeefs zo’n proces tegen de SGP gevoerd (zie Jaar­overzicht 1995). Een eventueel nieuw proces zou nu meer kans van slagen hebben omdat in 2001 het comité dat toeziet op de naleving van het vrouwenverdrag van de Verenigde Naties Nederland tot de orde had geroepen vanwege het feit dat het een partij toestond die vrouwen anders behandelde dan mannen (zie Jaaroverzicht 2001). Ter ondersteuning van zijn stap voerde het CWI nog aan dat wanneer het niet om vrouwen, maar om zwarten of joden zou gaan “iedereen op zijn achterste benen (zou) staan. Dit is niet wezenlijk anders” (Trouw, 17 juli 2002). Partijvoorzitter Kolijn betreurde het voornemen van het CWI. “Er is op vele fronten geprobeerd om ons tot een andere opstelling te dwingen. Dat is niet gelukt. Kennelijk heeft het instituut er grote moeite mee zich hierbij neer te leggen” (Reformato­risch Dagblad, 18 juli 2002).

De zoekactie van het CWI leverde één serieuze reactie op, een studente rechten die lid was van de SGP-jongeren. Nadat zij het hoofdbestuur van de SGP had laten weten een proefproces te overwegen, werd zij uitgenodigd voor een gesprek met de beide partijvoorzitters, ds. D.J. Budding en Kolijn. Bij dit gesprek, dat begin oktober gehouden werd, was ook Grabijn aanwezig. Na het gesprek zag de studente van het voeren van een proefproces af. Volgens het CWI was de jonge vrouw in het gesprek bedreigd ‘met hel en verdoemenis’. De voorzitters zouden hebben gezegd dat een proefproces de partij ernstige schade zou berok­kenen en dat dat “op het geweten van de vrouw zou drukken” (de Volkskrant, 8 november 2002). Kolijn wees deze beschuldigingen van de hand. Hij verklaarde dat de studente wel op de consequenties van een proces was gewezen. Ook Grabijn ontkende dat er van SGP-zijde over hel en verdoemenis was gesproken en dat er directe druk zou zijn uitge­oefend. “Impliciet is dat denk ik wel het geval geweest” (Neder­lands Dagblad, 9 november 2002).

Over de uitkomst van het gesprek was Grabijn duidelijk teleurgesteld. De studente en zij hadden een bemiddelingsvoorstel naar voren ge­bracht, dat inhield dat alleen die vrouwen volwaardig lid van de SGP zouden kunnen worden die daarvoor de toe­stemming hadden van hun echtgenoot of vader. De beide partijvoorzitters hadden daarop echter in het geheel niet willen ingaan. Kolijn erkende dat het hoofdbestuur niet op dat voorstel zat te wachten. Grabijn zou het volgens hem bij haar eigen Haagse kiesvereniging kunnen inbrengen (Nederlands Dagblad, 9 november 2002).

Het CWI liet weten verder te zoeken naar kandidaten van staatkundig-gereformeerden huize. Bovendien was het instituut bezig na te gaan of er andere juridische mogelijkheden waren om de staat tot ingrijpen te dwingen.

Kabinet-Balkenende

Na de totstandkoming van het kabinet-Balkenende trad de Tweede-Kamerfractie van de SGP de nieuwe regering welwillend tegemoet. De oppositionele opstelling waartoe – zoals hierboven reeds vermeld – de staatkundig-gereformeerden tijdens de zittings­periode van het tweede paarse kabinet hadden besloten, werd weer verlaten voor de meer ver­trouwde, positief-afwachtende houding. Balkenende verdiende volgens de SGP in ieder geval erkentelijkheid voor het feit dat het hem was gelukt “een aantal veelbelovende medisch-ethische passages in het strategisch akkoord te krijgen” (Reformatorisch Dagblad, 5 juli 2002). Met alle kritiek die mogelijk was, achtte Van der Vlies het programma van dit kabinet een ‘verademing’ in vergelijking met het beleid dat vooral in de laatste jaren van de paarse coalitie was gevoerd (de Banier, 25 oktober 2002).

Kabinetscrisis

Gezien deze opstelling wekt het geen bevreemding dat de SGP de val van het kabinet-Balkenende in oktober betreurde. Tegelijkertijd was de partij van de onvermij­delijkheid hiervan overtuigd. Van der Vlies en de voorlichter van de Tweede-Kamerfractie, M. de Bruyne, deden een dag voor de val van het kabinet zelfs de opmerkelijke oproep aan Bal­ken­ende om zo snel mogelijk de Tweede Kamer te ontbinden en nieuwe ver­kiezingen uit te schrijven, omdat de ruzies binnen de LPF parlement en politiek schaadden. Volgens het tweetal waren de omstan­digheden zo bijzonder, dat de Tweede Kamer ontbonden kon worden zonder dat er sprake was van een kabinetscrisis of een vertrouwens­breuk met het par­lement. Na de val van het kabinet op 16 oktober sprak de SGP-fractie zich uit voor een rompkabinet van CDA en VVD, dat weliswaar op een minderheid in de kamer zou steunen maar – omdat het niet demissionair was – tot aan de verkiezingen voluit voorstellen zou kun­nen blijven doen, die in de gegeven omstandigheden noodzakelijk waren.

Programma en kandidatenlijst Tweede-Kamerverkiezingen 2003

Vanwege de val van het kabinet en de vervroegde kamerverkiezingen diende de SGP op korte termijn een kandidatenlijst en een verkiezings­programma voor te bereiden. Volgens het Algemeen Reglement van de partij kan bij tussentijdse kamer­verkiezingen het hoofdbestuur voor wat betreft de kandidatenlijst – na consul­tatie van de Raad van Advies – naar bevind van zaken handelen. Dit leidde ertoe dat begin december de kandidatenlijst voor de Tweede-Kamerverkiezingen van 2002 ongewij­zigd werd vastgesteld voor die van 2003. Het ‘verkort verkie­zingspro­gramma’ werd aangepast aan de actualiteit. Van het uitgebreide pro­gramma zou alleen de financiële paragraaf gewijzigd worden.

In een debat met Rouvoet, de nieuwe lijsttrekker van de ChristenUnie, en J.J. van Dijk, Tweede-Kamerlid voor het CDA, zei Van der Vlies over eventuele regeringsdeelname dat zijn partij het openbaar bestuur niet schuwde en dat het land geregeerd moest worden, waarvoor com­pro­missen nodig zouden zijn. Daarbij zou de SGP echter geen conces­sies aan haar uitgangspunten doen,

Strafzaak algemeen secretaris

In december 2001 werd D. Nieuwenhuis, algemeen secretaris van de SGP en voormalig hoofd van het partijbureau, door de rechtbank in Haarlem vrijgesproken van seksueel misbruik van zijn dochter (zie Jaaroverzicht 2000 en Jaaroverzicht 2001). Begin januari besloot het openbaar ministerie in Haarlem tegen deze uit­spraak in hoger beroep te gaan. Nieuwenhuis was al in april 2000 op non-actief gesteld door de SGP.

Tussentijdse gemeenteraadsverkiezingen

Op 20 november waren er een tweetal tussentijdse gemeenteraadsver­kiezingen als gevolg van gemeentelijke herindelingen. In de nieuwe ge­meente Terneuzen behield de SGP tegen de verwachtingen in haar twee zetels. In de nieuwe gemeente Zwijndrecht verloor de de combi­natie van SGP en ChristenUnie licht, maar behield haar vier zetels.

Provinciale Statenverkiezingen 2003

Eind december besloot het provinciale SGP-bestuur in Friesland de samenwerking met de ChristenUnie niet te verbreken als bij de Provin­ciale Statenverkiezingen in 2003 een vrouwelijke kandidaat van de ChristenUnie door voorkeurstemmen of het uitvallen van andere kandi­daten in de Staten zou komen. Met deze opstelling week het Friese bestuur af van het landelijk beleid van de SGP. Reden was de angst dat de SGP uit de Provinciale Staten van Friesland zou verdwijnen, wat zonder samenwerking zeker zou gebeuren.

Internationale contacten

De werkgroep Oost-Europa van de SGP organiseerde een drietal confe­renties. Allereerst op 1 en 2 maart in Boedapest over de toetreding van Hongarije tot de Europese Unie in samenwerking met de Vereniging Gereformeerden in de Samenleving uit dit land. Van SGP-zijde werd onder anderen gesproken door oud-europarlementariër L. van der Waal en europarlementariër B. Belder. In mei was er een tweedaags congres over de toekomst van de Roemeense landbouw in Osorhei. Ten slotte vond in Halasztelek in Hongarije van 12 tot en met 16 september een jeugdconferentie plaats waar een groep studenten met een SGP-achter­grond van gedachten wisselde met Hongaarse gereformeerde jongeren over ‘Europese integratie’.

De ChristenUnie belegde eind november in Lakitelek in Hongarije een bijeenkomst met andere christelijke partijen in Europa over de vraag of tot onderlinge samenwerking kon worden gekomen. De SGP was ook uitgenodigd, maar als gevolg van een intern misverstand was de partij niet vertegenwoordigd. De ChristenUnie hoopte dat de SGP zich snel bij het tot stand gekomen communiqué zou aansluiten (zie verder in deze Kroniek onder ChristenUnie).

Verwante instellingen en publicaties

Het wetenschappelijk bureau van de SGP, de Guido de Brèsstichting, hield op 23 september een conferentie met als thema ‘Ruimte voor verantwoordelijkheid’, over de relatie tussen maatschappij en overheid. Op 14 november belegde het wetenschappelijk bureau een conferentie met als onderwerp ‘Gaat de landbouw Nederland uit?’.

De Guido de Brèsstichting liet vier publicaties het licht zien. In april verscheen in de serie Commentaar: De kerkelijke ambtsdrager als ziekentrooster onder redactie van J.W. van Berkum, wetenschappelijk medewerker van de De Brèsstichting. Het bevatte onder meer de lezin­gen van een in december 2001 gehouden conferentie in samenwerking met de Nederlandse Patiëntenvereniging (zie Jaaroverzicht 2001). Op 7 mei presenteerde de De Brèsstichting Tot welzijn van heel het volk. SGP-partijredes van ds. H.G. Abma. Hierin plaatsten een aantal auteurs met als eindredacteur J. Mulder – directeur van het wetenschap­pelijk bureau – de in de bundel afgedrukte redevoeringen van partijlei­der H.G. Abma uit de periode 1962-1983 in een historische en bio­gra­fische context. Verder verscheen: ICT SGP.NL. SGP-visie op de taak van de overheid in de informatiesamenleving, waarvoor Van Berkum weer de redactie voerde; en Wikken en wegen. SGP-visie op cul­tuur­beleid. Voor de inhoud van deze laatste publicatie tekende een werk­groep die werd voorgezeten door J. Koppelaar en waarvan Van Berkum secre­taris was.

Op 20 april hielden de SGP-jongeren een jongerendag met als thema: ‘Breken of bouwen? – Puinruimen na paars.’ Tijdens de bijeenkomst werd een paarskleurig papieren huis door een sloper in SGP-overall in elkaar geslagen. Gesproken werd onder meer door SGP-partijleider Van der Vlies en het SP-Tweede-Kamerlid H. van Bommel. Op 6 juni be­legde een aantal joodse en christelijke organisaties – waaronder de SGP-jongeren – in Den Haag een manifestatie met aansluitend een bezinningsbijeenkomst ter ondersteuning van Israël. Van der Vlies, jongerenvoorzitter E. Dijkgraaf en europarlementariër Belder behoor­den tot de sprekers. Op 28 juni hielden de SGP-jongeren hun jaarverga­dering in Gouda. Daarbij werd gediscussieerd over de laatste Tweede-Kamerverkiezingen en het juist afgesloten regeerakkoord. Eind novem­ber startten de SGP-jongeren een handtekeningen- en steunbetuigingen­actie pro-Israël – mede als reactie op de activiteiten van mevr. G. Dui­senberg, die de motor was van de handtekeningenactie ‘Stop de bezet­ting’ ten gunste van de Palestijnen. De bij de actie horende website werd door SGP-leider Van der Vlies en zijn ChristenUnie-collega Rouvoet geopend. Verder gaven de SGP-jongeren twee Infoschetsen uit. In februari verscheen Ons koningshuis. De betekenis van de Oranjes in verleden, heden en toekomst, geschreven door M.M. van der Slikke en anderen, en in december SGP en landbouw van de hand van J. Bazen.

Voorlichting en Vorming bestond op 14 februari 25 jaar. Op 8 novem­ber werd het jubileumcongres gehouden. ’s Avonds boog men zich over het thema ‘Onbegrijpelijk of onbegrepen? Communicatie van de SGP-boodschap anno 2002’. Het middagprogramma had als onderwerp ‘Dualisme: een nieuwe vorm van besturen. Een eerste evaluatie van lokaal duaal bestuur.’ Ter gelegenheid van het jubileum gaf Voorlich­ting en Vorming ook een bundel uit, Dienen als uit kracht geheten, waarin onder meer de geschiedenis en de betekenis van de organisatie werden behandeld.

Laatst gewijzigd:09 mei 2023 11:53