Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Partij van de Arbeid (PvdA) Geschiedenis

PvdA jaaroverzicht 2001

Uit: P. Lucardie, I. Noomen en G. Voer­man, 'Kroniek 2001. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 2001' in: G. Voerman (red.), Jaarboek 2001 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2003), 15-95, aldaar 61-73.

Inleiding

Voor de sociaal-democraten stond het jaar 2001 in het teken van de vernieuwing, zowel van de partijorganisatie als van de politieke top. Het voorjaarscongres koos een nieuwe voorzitter, het najaarscongres een nieuwe politiek leider (al was er hier geen sprake van een keuze tussen verschillende kandidaten). Organisatorische veranderin­gen die al eerder waren voorbereid, kregen dit jaar hun beslag, met name de instelling van het Politiek Forum.

Partijvoorzitterschap en vernieuwing van het partijbestuur

In 2000 was mevr. M.A. van Hees afgetreden als voorzitter vanwege ‘onwerkbare’ ver­houdingen binnen het dagelijks bestuur van de PvdA (zie Jaaroverzicht 2000). Een commissie onder leiding van de Eindhovense burgemeester R. Wel­schen, die kandidaten voor het partijbestuur moest voordragen, stelde in januari als nieuwe voorzitter mevr. S.A.M. Dijksma voor. Zij was politiek secretaris van de Tweede-Kamerfractie, waarvan ze sinds 1994 deel uit maakte. Voordien was zij onder meer voorzitter geweest van de Jonge Socia­listen (1992-1994). Vervolgens meldden zich enige tegenkandidaten: eerst de voor­zitter van de Amsterdamse afdeling B. Olij, en later de Leidse politico­logen B.A.G.M. Tromp en R.A. Koole. Tromp was in de periode 1979-1985 lid van het partijbestuur geweest en had als columnist onder meer in Het Parool regelmatig kritiek op de veranderingen in de PvdA geleverd. Deze drie kandidaten wilden vooral de partijorganisatie democratiseren; zij vreesden dat Dijksma te veel de spreekbuis van de partijtop en de Tweede-Kamerfractie zou worden. Zij sprak dit zelf overigens tegen en verweet de andere kandidaten terug te willen naar de PvdA van de jaren zeventig, met veel vergaderingen in rokerige zaaltjes. De commissie-Welschen maakte op 5 februari haar voordracht van Dijksma bekend. Als vice-voorzitter beval zij S. Patijn aan, tot voor kort burgemeester van Amsterdam. Deze zag echter een paar dagen later om gezondheids­redenen van zijn kandidatuur af. Vervolgens bleek P. van der Velden, burgemeester van Bergen op Zoom, bereid zich voor deze functie kandi­daat te stellen. Het enige zittende bestuurslid dat de commissie opnieuw ver­kiesbaar wilde stellen was internationaal secretaris A. Pinto; een opvolger voor hem vinden en inwerken zou te kostbaar zijn.

In januari had penningmeester J. van Ingen Schenau ontslag genomen. Hij schreef in zijn ontslagbrief dat hij ten onrechte de schuld kreeg voor het conflict met Van Hees en dat hij nog steeds van mening was dat zij als een ‘rupsje-nooit-genoeg’ te veel onkosten had gedeclareerd (Trouw, 25 januari 2001). Hij had verwacht dat de com­missie-Welschen hem zou vragen zich herkiesbaar te stellen, maar toen dat niet gebeurde hield hij de eer aan zichzelf.

Koole en Olij verklaarden op 24 februari tijdens een congres van de Jonge Socialisten dat zij graag als duo het voorzitterschap uit wilden oefenen. Formeel zou Olij dan vice-voorzitter worden. Het partijbestuur achtte het echter statutair on­mogelijk om deze constructie op korte termijn te realiseren. De vier kandidaten gingen veelvuldig met elkaar in debat, op afdelingsbijeenkomsten en ten slotte op het voorcongres op 10 maart in Amersfoort. Hun opvattingen bleken niet veel te verschillen; ook Dijksma wilde de leden meer bij besluitvorming in de partij betrek­ken.

Op 15 en 16 maart kwam in Rotterdam het congres bijeen dat de nieuwe voorzitter zou kiezen. Waarnemend voorzitter mevr. M.I. Hamer maakte in haar openingstoe­spraak een verzoenend gebaar naar de afgetreden voorzitter Van Hees. In haar reactie zei deze zichzelf te beschouwen als ‘een rups die geen vlinder mocht worden’ (NRC Handelsblad, 16 maart 2001). In de race om het voorzitterschap trokken Tromp en Olij zich terug ten gunste van Koole. Tromp zou overigens later toegeven dat hij het voorzitterschap nooit serieus geambieerd had. Het congres volgde het bestuur in zijn bezwaren tegen een duovoorzitterskandidatuur van Koole en Olij, maar koos ver­vol­gens met een duidelijke meerderheid Koole tot partijvoorzitter: hij kreeg 710 stem­men, Dijksma 491. In zijn aanvaardingsrede bood Koole alsnog Van Hees èn de partijleden ver­ontschuldigingen aan voor de bestuurscrisis van de afgelopen maanden. Hij sprak de hoop uit dat de PvdA weer een partij van de leden zou worden.

Als vice-voorzitter werd Van der Velden bij acclamatie gekozen, evenals de partij­se­cretaris en de internationaal secretaris, respectievelijk mevr. M. de Meijer en Pinto. De overige zeven leden (waaronder oud-Tweede-Kamerlid J.P.C.M. van Zijl) werden met grote meerderheden gekozen.

Partijvernieuwing en beginselprogramma

Het voorjaarscongres stemde in met de reorganisatie die het partijbe­stuur en de Com­missie Partijvernieuwing hadden voorgesteld (zie Jaaroverzicht 2000). Het partijbestuur werd verkleind van veertig naar elf leden. Een Politiek Forum zou drie keer per jaar bijeen­komen om actuele politieke onderwerpen te bespreken. Het Forum zou 112 leden tellen, waarvan twaalf leden meteen door het congres werden gekozen en drie elk door de gewesten, één door elk van de 25 grootste afdelingen, 21 door de kenniscentra (de ‘thematische netwerken’ van de PvdA), en de rest door de Jonge Socialisten en andere geledingen voor­gedragen zouden worden. Daarnaast werd een Adviesraad Verenigings­zaken inge­steld, bestaande uit vertegenwoordigers van de gewesten en de dertien grote (meer dan 500 leden tellende) afdelingen, die de begro­ting en het werkplan van het partij­bestuur zou goedkeuren. Het congres stemde boven­dien in met de nieuwe naam van het ledenblad: ‘Pro & Contra’ in plaats van ‘PRO’. Het blad zou een meer journa­listieke opzet krijgen en twaalf keer per jaar verschijnen.

Het congres boog zich ook over het ontwerpbeginselprogram. Het stelde het concept nog niet definitief vast, maar keurde wel een tekst goed die als basis moest dienen. De Commissie Beginselen was in 2000 in feite in twee delen uiteengevallen: de leden M. Hajer en P. Kalma hadden het ontwerp van de meerderheid niet voor hun rekening wil­len nemen en een eigen stuk geschreven (zie Jaaroverzicht 2000). Het partijbestuur putte uit dit document voor een aantal amendementen op het ontwerp. Afdelingen dienden eveneens tal van amendementen in. Het congres kon wel met het zwaar geamendeerde program instemmen, maar hield de mogelijkheid open dat afde­lingen in de komende twee jaar wijzigingen zouden voorstellen. Pas in 2003 zou dus het beginsel­program definitief vastgesteld kunnen worden.

Onderzoek Europese subsidies

In 1999 kwam naar buiten dat vanaf 1994 ruim 400 miljoen gulden aan subsidies van het Europees Sociaal Fonds (ESF) benut zouden zijn om de begrotingstekorten van de (verzelfstandigde afdeling) Arbeidsvoor­ziening van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te vullen, terwijl ze bedoeld waren voor werkgelegenheids­projecten. Bovendien werden projecten vaak slecht geadministreerd. Een deel van het geld zou door Brussel teruggevorderd gaan worden. In januari 2001 bracht het par­lementair onderzoek naar deze kwestie A.P.W. Melkert in opspraak, de voorzitter van de Tweede-Kamerfractie van de PvdA, die als minister van Sociale Zaken en Werk­gelegenheid in 1994-1998 de politieke verantwoordelijkheid voor de projecten droeg. Al in 1995 had de Algemene Rekenkamer voor problemen gewaarschuwd. Melkert zou wel de controle hebben verbeterd, maar zijn opvolger K.G. de Vries (eveneens PvdA-lid) een dossier hebben overgedragen dat hij zelf als zorgelijk bestempelde. In juli werd een document openbaar gemaakt waaruit zou blijken dat Melkert het ini­tiatief had genomen voor het oneigenlijk gebruik van de gelden om zo een breuk met de werkgevers- en werknemersorganisaties in het bestuur van de Arbeidsvoorziening te voorkomen. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid W.A.F.G. Ver­meend (PvdA), die in maart 2000 DeVries was opge­volgd, stelde een commissie in die onder leiding van H. Koning (VVD), oud-voorzitter van de Algemene Reken­kamer, de zaak moest onderzoe­ken.

De commissie-Koning presenteerde op 27 augustus haar rapport. Zij stelde vast dat het toezicht op de Arbeidsvoorziening al vanaf het begin van de jaren negentig uiterst gebrekkig was geweest. Niet alleen Mel­kert, maar ook zijn voorganger B. de Vries (CDA) en zijn opvolger K.G. de Vries (PvdA) hadden zich hier te weinig mee be­moeid. Mel­kert had wel in 1996 een poging ondernomen het toezicht te verbeteren, maar kreeg daarvoor onvoldoende steun van de Tweede Kamer. De fractievoorzitter van de PvdA achtte zich door dit rapport in feite gezui­verd van blaam in de ESF-affaire, zo ver­klaarde hij de volgende dag op een persconferentie. Hij erkende dat het toezicht onvoldoende was geweest, maar weet dit ook aan gebrek aan medewerking van de werk­geversorganisaties en de vakbeweging.

De Tweede Kamer sloot zich in december aan bij de conclusies van de commissie-Koning.

Opvolging Kok

In januari merkte oud-minister E. van Thijn voor de KRO-televisie op dat premier W. Kok af zou moeten zien van een derde termijn, al zou dit de PvdA zetels kosten. De voorzitter van de Tweede Kamer, PvdA-lid mevr. J. van Nieuwenhoven, had in 2000 een soortgelijke opmerking gemaakt (zie Jaaroverzicht 2000). Een andere mening verkondigde minister J.P. Pronk van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, op 1 februari voor de NCRV-radio. Kok was in zijn ogen niet te oud, en zou de PvdA nog goed kunnen leiden. Bovendien achtte hij het niet vanzelfspre­kend dat Melkert de leiding over zou moeten nemen, zoals Van Thijn en Van Nieu­wenhoven hadden gesuggereerd. Ook kandidaat-voorzitter Olij sprak zich uit voor een nieuwe termijn van Kok. Kok zelf gaf te kennen dat hij niet automatisch bij de ka­mer­­­verkie­zingen in mei 2002 be­schikbaar was voor een nieuwe periode als par­tij­leider.

Op het voorjaarscongres maakte Melkert zoveel indruk met zijn poli­tieke rede, dat velen in hem de vanzelfsprekende opvolger van Kok zagen. In deze toespraak stelde hij democratisering van de samenleving centraal. Tegenover het individualisme van de liberalen verdedigde hij gemeenschapszin – “is het ieder voor zich of doen we het samen?” –, maar zonder al te sterk op de overheid te leunen (Trouw, 19 maart 2001). De zojuist gekozen partijvoorzitter Koole suggereerde dat het congres niet bij accla­matie een politiek leider zou moeten aanwijzen, maar een echte keuze voorgelegd diende te krijgen. Melkert verweet Kok in mei in een interview zwak leiderschap op ideologisch gebied: “Wim heeft in zijn Den Uyl-lezing laten zien dat de ideologische veren moesten worden afgeschud. Maar dat daaronder ook nog een hart klopte, of dat er weer wat zou aangroeien, aan dat perspectief heeft het soms ontbroken” (Volkskrant Magazine, 5 mei 2001). Ook leverde hij kritiek op de wijze waarop Kok de WAO-cri­sis in 1991 had aangepakt. Tegelijkertijd prees hij de nuchterheid van de premier. Kok werd van deze kritiek ‘een beetje verdrietig’ (Trouw, 7 mei 2001). Na een gesprek met Kok benadrukte Melkert de goede verstandhouding tussen beiden, maar hij nam zijn kritische opmerkingen niet terug. Overigens wenste volgens een opiniepeiling in mei ruim de helft van de kiezers dat Kok opnieuw premier zou worden, terwijl slechts een vijfde Melkert geschikt achtte voor deze functie. Ook een meerderheid van PvdA-stemmers vond Melkert nog ongeschikt.

Op 29 augustus – twee dagen nadat de commissie-Koning haar rapport over de ESF had gepresenteerd en Melkert zich vrijgepleit achtte – kondigde Kok zijn vertrek aan, ‘zonder verdere carrièreplanning’, ook al werd hij van verschillende kanten aange­prezen voor een Europese functie (zoals voorzitter van de Europese Commissie). In een brief aan het partijbestuur gaf hij als belangrijkste reden voor zijn vertrek aan, tijdig plaats te willen maken voor een jongere generatie. Politieke leiders van andere partijen toonden over het algemeen hun waardering voor Kok als premier. Alleen bij de ChristenUnie en de SGP werd de waardering overschaduwd door kritiek, met name op beleidsdaden als de euthanasiewetgeving en het homohuwelijk. D66-leider De Graaf noemde Kok ‘een standbeeld van integriteit en soliditeit’ (NRC Han­delsblad, 30 augustus 2001). De Amerikaanse oud-president W.J. Clinton prees Kok als uit­vinder van de Derde Weg, tussen vrije markt en ouderwets socialisme. Oud-VVD-leider F. Bolkestein achtte het verstandig dat Kok het feest op het hoogtepunt verliet. CDA-fractie­voorzitter De Hoop Scheffer vond Kok een goede premier, al had hij belangrijke problemen niet weten op te lossen.

Op een bijeenkomst van de Tweede-Kamerfractie in Doorn op 30 augustus stelde Melkert zich beschikbaar voor het leiderschap van de partij. Koole noemde de frac­tievoorzitter een uitstekende opvolger voor Kok. Deze had zelf in zijn afscheidsbrief al de hoop uitgesproken dat het partijcongres Melkert als zijn opvolger zou kiezen.

Tijdens het partijcongres op15 december droeg Kok met enige emotie het politiek leiderschap over aan Melkert, die zojuist bij acclamatie tot lijsttrekker was gekozen. In zijn af­scheidsrede gaf Kok toe, weemoed te voelen vanwege zijn aftreden. Hij herkende zichzelf in zijn opvolger, in diens ongeduld en ambitie.

Coalitieperikelen

Al aan het begin van het jaar leek een groot deel van de Tweede-Kamer­fractie de paarse coalitie moe, zo bleek uit een enquête van NRC Han­delsblad in januari; voor een kabinet met GroenLinks was echter veel steun. In maart zette fractievoorzitter Melkert de paarse coalitie onder druk door op korte termijn extra uitgaven te eisen voor zorg, onderwijs en politie. De verwijten van de VVD dat hij het regeerakkoord hiermee zou schenden, wees hij krachtig van de hand: dat akkoord behelsde de terugdringing van het financieringstekort en was intussen gerealiseerd. In mei formuleerde Melkert zijn kritiek op ‘de gesel van Financiën’ nog scherper: hij stelde voor dat in een komend kabinet eerst de behoeften en pas daarna de uitgaven be­sproken zouden worden. VVD-leider Dijkstal nam de handschoen op en noemde deze suggestie ‘een belache­lijk idee’ (Nieuwsblad van het Noorden, 11 mei 2001). Niet­temin sloot Dijkstal een derde paars kabinet nog niet uit. Dat deden de Tweede-Ka­merleden A. Duivesteijn en mevr. M. Bussemaker evenmin (in de Volkskrant, 21 mei 2001), maar zij toonden toch voorkeur voor een coalitie met CDA en GroenLinks, mits die bereid zouden zijn niet alleen kritiek op de paarse coalitie te leveren maar ook overeenstemming over praktische alternatieven in de richting van meer ge­meenschapszin en democratisering te bereiken. Duivesteijn riep de partijvoorzitters van CDA, PvdA en GroenLinks in juni op, al gesprekken te gaan voeren over een mogelijke coalitie. Minister De Vries daarentegen gaf de voorkeur aan voortzetting van de paarse coalitie, mogelijk aangevuld met GroenLinks, en geleid door Kok. Hij zei dit in het TV-programma Buitenhof op 3 juni.

Kandidaatstelling Tweede-Kamerverkiezingen 2002

Al in september 2000 was H.G. Ouwerkerk, burgemeester van Almere, benoemd tot voorzitter van de kandidaatstellingscommissie, die kandi­daten voor de in 2002 voorziene Tweede-Kamerverkiezingen zou voordragen (zie Jaaroverzicht 2000). In april 2001 nodigde de commissie via een advertentie in de landelijke pers belangstellenden uit zich te melden. Zij ontving ongeveer driehonderd sollicitatie­brie­ven. Een aantal zittende kamerleden stelde zich niet meer beschikbaar, met name mevr. J.C.E. Belinfante, G. Valk en R. Oudkerk. Laatstgenoemde koos voor het lijst­trekkerschap van de PvdA bij de gemeenteraadsver­kiezingen in Amsterdam.

Op 27 oktober pre­senteerde de commissie haar voorstel. Op de eerste plaats stond zo­als verwacht Melkert, op de tweede mevr. Van Nieuwen­hoven, op de derde minis­ter De Vries, op de vierde mevr. A. M. Vlie­genthart, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, op de vijfde minister Vermeend en op de zesde mevr. T. Netelen­bos, minister van Verkeer en Waterstaat. De lijst bevatte minder nieuwe kandidaten dan vier jaar eerder: slechts twaalf van de eerste 55 kandidaten waren nieuw. A. Wolf­sen, rechter in Haarlem, J. Tichelaar, voorzitter van de Algemene Onderwijsbond en D. Samsom, woordvoerder van Green­peace, waren de hoogste nieuwkomers. Vijftien zittende kamerleden stonden niet meer op de lijst – sommigen hadden daartoe zelf besloten, zoals reeds vermeld, anderen waren door de commissie gewogen en te licht bevonden, zoals mevr. L.H. Kortram en mevr. H. Molenaar.

Het partijcongres stelde de lijst op 15 december vrijwel zonder wijzi­gingen vast. Al­leen de Amsterdamse oud-wethouder W. Etty werd van zijn 47ste plaats verdrongen door een andere nieuwkomer, de oud-voorzitter van de Jonge Socialisten O. Rama­dan. Gezien de peilingen werd dat nog als een verkiesbare plaats beschouwd. Melkert werd, zoals reeds vermeld, tot lijstaanvoerder gekozen. In zijn toespraak nam hij onder de leus ‘Doen we het samen of wordt het ieder voor zich?’ vooral afstand van de VVD – ook op concrete punten, zoals algemene lasten­verlichting (die de liberalen voorstonden maar de PvdA niet) en een algemene ziektekostenverzekering met een inkomensafhankelijke premie.

Ontwerpprogramma Tweede-Kamerverkiezingen 2002

In december 2000 had het partijbestuur de programcommissie ingesteld die onder leiding kwam te staan van E. van der Laan, voormalig PvdA-fractievoorzitter in de gemeenteraad van Amsterdam (zie Jaaroverzicht 2000). Op 1 september presenteerde de commissie het ont­werpver­kiezingsprogram getiteld ‘ Samen voor de toekomst ’. Op 5 mei was reeds een ‘Ideeëntrein’ in Rotterdam van start gegaan: een serie bijeenkomsten, merendeels georganiseerd door de kenniscentra, waarop ideeën voor het verkiezingsprogramma konden worden aangedragen.

Het ontwerp was in augustus op een bijeenkomst van partijtop en Tweede-Kamer­fractie besproken. Daar werd besloten een voorstel voor beperking van de hypotheek­renteaftrek, dat de commissie in het pro­gramma had opgenomen, te laten vallen van­wege de commotie die daarover zou kunnen ontstaan. Enkele opvallende punten die bleven staan: zwaardere straffen voor recidivisten, strenge bescherming van de Wad­denzee (geen boringen naar olie of gas, geen militaire activiteiten en geen schelp­dierenvisserij), verhoging van de arbeidskorting voor lagere inkomensgroepen, meer geld (zeventien miljard gulden) voor zorg, onderwijs en veiligheid (meer agenten), maar ook aflossing van de staatsschuld binnen 25 jaar. Woordvoerders van D66 en VVD plaatsten meteen vraagtekens bij de financiële onderbouwing van het pro­gramma.

In september bespraken de afdelingen het program. Amendementen werden op een viertal regionale werkconferenties behandeld, waarna het partijcongres op 14 de­cember het program zonder al te veel wijzigingen vaststelde. Voorstellen om alsnog de hypotheekrenteaftrek te beperken haalden net geen meerderheid, mede door toe­doen van fractievoorzitter Melkert die een klemmend beroep op het congres deed om woningbe­zitters niet onzeker te maken. Wel werd een voorstel aangenomen om de aanschaf van een huis door jongeren fiscaal te vergemakkelijken. Voorts besloot het congres de privatisering van Schiphol slechts onder bepaalde voorwaarden goed te keuren en om een feestdag in te stellen voor godsdienstvrijheid, die samen zou moe­ten vallen met een islamitische feestdag.

Afghanistan

Als eerste prominente PvdA-er uitte de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen F. van der Ploeg op 18 oktober op de televi­sie kritiek op de aanval van de Verenigde Staten en hun bondgenoten op Afghanistan, die werd gesteund door het Neder­landse kabinet (zie in deze kroniek onder ‘hoofd­momenten’). Kort daarna zetten ook het Eerste-Kamerlid mevr. E. ter Veld, en het Tweede-Kamerlid T. Apos­tolou vraag­tekens bij de bombardementen op Afghanistan. Veel weer­klank vond hun kritiek in eerste instantie niet. Na een gesprek met premier Kok verklaarde Van der Ploeg dat zijn opmerkingen een ver­keerde indruk hadden gewekt en dat hij het kabinetsbeleid ook steunde.

De PvdA-woordvoerder buitenland in de Tweede Kamer, A.G. Koen­ders, toonde zich eind okto­ber wel bezorgd over het verloop van de oorlog. In het kabinet pleitte minis­ter Pronk voor een voorstel om de bombardementen tijdelijk te staken om humanitaire hulp mogelijk te maken, maar hij kreeg onvoldoende steun. In een televisie­pro­gram­ma merkte Pronk op, vanaf het begin ‘niet voor’ de bombardementen geweest te zijn. Sommige ministers vonden deze uitspraak oncollegiaal. In de Twee­de Ka­mer ver­klaarde hij echter het kabinetsbeleid te steunen.

Gemeenteraadsverkiezingen 2002

De kandidaatstelling voor de gemeenteraadsverkiezingen leidde in de Amsterdamse deelgemeente Zuid-Oost tot commotie. Een kandidaat voor het lijsttrekkerschap, W. Amzand, zou kort daarvoor ruim twee­honderd sympathisanten lid van de PvdA heb­ben gemaakt. Het partijbe­stuur koesterde twijfels of de betrokkenen wel zelf de wens hadden geuit lid te worden en sloot hen uit van stemrecht op de vergadering van 14 november, waar de kandidatenlijst vastgesteld zou worden. Amzand kreeg daar onvoldoende stemmen om lijstaanvoerder te worden. Een aantal uitgesloten nieuwe leden nam een advocaat in de hand om via een kort geding een nieuwe stemming af te dwingen.

Door de Amsterdamse ledenvergadering werd Oudkerk tot lijsttrekker van de ge­meen­telijke lijst gekozen. De voorzitter van de afdeling, Olij, trad in december af na kritiek op het feit dat hij zich ook op de kandi­datenlijst had laten zetten.

In Delfzijl leidde onenigheid over de kandidatenlijst in december tot het aftreden van het afdelingsbestuur en afscheiding van een aantal leden. Een commissie had het Tweede-Kamerlid M. Zijlstra als lijsttrek­ker voorgedragen, terwijl een deel van de leden de voorkeur gaf aan wethouder J.H. Menninga. Het partijbestuur stelde een commissie in om de crisis op te lossen door een bijzondere ledenvergadering te organise­ren die de lijsttrekker zou kiezen.

Van Gijzel en de bouwfraude

Het Tweede-Kamerlid R. van Gijzel kwam in november in conflict met zijn fractie toen die bereid bleek zich neer te leggen bij een schikking tussen het Openbaar Minis­terie en bouwbedrijven die bij de aanleg van de Schipholtunnel fraude gepleegd hadden. De Tweede Kamer had een motie tegen de schikking aangenomen, maar minister Netelenbos (PvdA) verklaarde die niet uit te kunnen voeren. Van Gijzel had de bouwfraude aan de orde gesteld en voelde zich nu verraden door de top van zijn partij. Op 27 november legde hij zijn kamerlidmaatschap neer, omdat hij meende het vertrouwen van fractievoorzitter Melkert te heb­ben verloren. Hij werd opgevolgd door mevr. G. Verbeet, politiek adviseur van Melkert. Premier Kok noemde het vertrek van Van Gijzel ‘buiten proportie’ (NRC Handelsblad, 8 december 2001); partijvoorzit­ter Koole vond het onnodig.

Sponsor Reaal

In november besloot het partijbestuur om vanaf 1 januari 2002 geen geld meer te aanvaarden van Reaal, een verzekeringsbedrijf voortgeko­men uit de vakbeweging, teneinde elke schijn van belangenverstrenge­ling te voorkomen. Het bedrijf placht de PvdA en haar stichtingen 85.000 gulden per jaar te schenken. In de discussie over partijfinancie­ring sprak de PvdA zich consequent uit tegen sponsoring vanuit het bedrijfsleven (zie ook in deze kroniek onder ‘hoofdmomenten’).

Partijbijeenkomsten

Op 27 februari vond in Amsterdam het Maarten van Traa-debat plaats tussen Melkert en de Engelse wetenschapper A. Giddens, die doorgaans als de geestelijk vader van de ‘derde weg’-ideologie van de Britse Labour Party wordt beschouwd. De fractie­voorzitter bleek zich in deze ideologie ook wel te kunnen vinden. Hij waarschuwde tegen ‘impotent populisme’ bij de linkervleugel van de partij.

Op 31 mei hield de PvdA in Den Haag een conferentie over familierecht en in het bijzonder het ‘omgangs(on)recht’, naar aanleiding van een actie die een dertigtal verontwaardigde ouders op 20 november 2000 voor het partijkantoor gehouden had.

Op 9 juni kwam in Nijmegen het Politiek Forum voor het eerst bijeen, onder meer om over de WAO te praten. Premier Kok leidde dat onder­werp in. Daarnaast stonden ook veiligheid en ontwikkelingssamenwer­king op de agenda. Het Forum sprak zich uit tegen verwijzing van gedeeltelijk arbeidsongeschikten naar de bijstand en voor meer wijk­agenten, onder controle van de gemeenteraad. Op 6 oktober discussi­eerde het Politiek Forum in Den Bosch onder meer over markt en staat, aan de hand van een notitie van E. van Thijn en anderen. Melkert pleitte in zijn toespraak voor meer integratie van moslims in Nederland: imams zouden hier opgeleid moeten worden en het Nederlands moeten beheer­sen; scholen zouden geen geld uit het buitenland mogen ontvangen. Het Forum sprak ook over de gevolgen van de aanslagen op 11 september en de situatie in Afghanistan.

Op 10 november organiseerde de PvdA-delegatie in het Europees Par­lement in Utrecht het Europa Festival, waar onder meer over veiligheid na 11 september werd gesproken.

Verwante instellingen en publicaties

In januari publiceerden de Tweede-Kamerleden J.C.E. Belinfante en A. Duivesteijn de nota Logica brengt je van A naar B, verbeelding brengt je overal. Een voorzet van de PvdA voor een nieuwe coalitie tussen politiek en kunst. De Raad voor Cultuur zou volgens hen meer een adviserende Raad voor cultuurbeleid moeten worden. Op 15 januari verscheen van de hand van het Tweede-Kamerlid mevr. K. Arib een Plan van aanpak ter bestrijding van kindermishandeling. Op 11 april verscheen De Tweede Kamer-frac­tie van de PvdA over de Rechten van de Mens: sociaal-democratische overwe­gingen bij het Nederlands mensenrechtenbeleid. De fractie wees elk relati­visme op dit punt af en beschouwde mensenrechten als universeel en ondeelbaar.

In juni publiceerden de Tweede-Kamerfractie en de Nederlandse dele­gatie van de Sociaal-Democratische fractie in het Europees Parlement Publieke belangen in de markt: afwegingen bij liberalisering en privati­sering, van de hand van mevr. T. Witteveen-Heringa en mevr. D. Cor­bey, waarin verschillende voor­waarden voor privatisering of liberalise­ring van publieke diensten werden besproken en met voorbeelden uitgewerkt.

Op 19 februari presenteerde een werkgroep van het kenniscentrum Ruimte en Milieu onder leiding van de Groninger Commissaris van de Koningin J.G.M. Alders de nota Wonen doen we zelf. PvdA-discussie­nota over het woonbeleid in de 21e eeuw. De werk­groep wilde de bur­gers meer zeggenschap geven over hun woning en woon­om­geving. Men wilde niet tornen aan de hypotheekrenteaftrek, maar wel de bovengrens voor belastingheffing op het eigen huis opheffen en de mogelijkheden subsidie te krijgen voor de aankoop van een eigen huis verruimen.

In september publiceerde de PvdA Tijden van doorbraak en opbouw. De PvdA-fractie van 1948-1952, korte portretten van de leden van de Tweede-Kamerfractie van de PvdA in de genoemde periode, geschreven door de Tweede-Kamerleden G. Valk en G.J. van Oven en de ambtelijk secretaris van de PvdA-fractie, E. de Rijk.

Op 15 oktober presenteerde oud-minister Peper namens een werkgroep de nota Open land, groene steden. Toekomstwaarde in de ruimtelijke ordening – een kritische ana­lyse van de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening, die zojuist was verschenen. De werkgroep leverde vooral kritiek op de vervaging van het contrast tussen stad en platteland in de nota.

De Wiardi Beckman Stichting (WBS), het wetenschappelijk bureau van de PvdA, publiceerde Ondernemen of overnemen. Corporate gover­nance en de sociaal-demo­cratie, van de hand van mevr. B. Hogenboom, P. Kalma en mevr. M. Plantinga. In het debat over de bestuurlijke organisatie van de onderneming (corporate governance) verdedigden de auteurs het coöperatieve Rijnlandse model tegenover het Angel­sak­sische model dat aandeelhouders meer invloed wilde geven. De aan­deelhouders­ver­gadering zou volgens hen vooral een forum moeten zijn waar de ondernemer zich verantwoordde, maar niet het hoogste machts­orgaan vormen.

De WBS publiceerde in samenwerking met de Uitgeverij Bert Bakker Het Suriname-syndroom. De PvdA tussen Den Haag en Paramaribo, van de hand van de politico­loog en journalist J. Jansen van Galen. De houding van de sociaal-democraten tegen­over de voormalige kolonie bleek door de jaren heen weinig consequent, nu eens be­tuttelend, dan weer afstandelijk en onzeker.

Het Centrum voor Lokaal Bestuur – zelfstandig onderdeel van de WBS – gaf naast het maandblad Lokaal Bestuur vanaf 2001 een nieuw blad uit, Proeflokaal. Themabulletin sociaal-democratische gemeente- en provinciepolitiek. Het Centrum kreeg een nieuwe voorzitter: mevr. J. Klijnsma, wethouder in Den Haag, volgde H.G. Ouwerkerk op. Het publiceerde in april de brochure Acht in het land. PvdA’ers over platte­lands­ver­nieuwing, waarin de aanpak van verschillende problemen in acht plattelandsgebieden door (voornamelijk lokale) PvdA-politici werd toegelicht.

De Evert Vermeer Sichting (EVS), de nevenorganisatie van de PvdA die zich bezig houdt met ontwikkelingssamenwerking, hield op 7 april in Utrecht haar jaarlijkse Afrika-conferentie. Mevr. E. Herfkens, minis­ter van Ontwikkelingssamenwerking, nam hieraan deel. Op 12 juni organiseerde de EVS samen met het Wereld Natuur Fonds een discussie onder de titel ‘Zwaar weer op komst! Het klimaat in de houd­greep?’ waarbij minister Pronk in discussie ging met milieudeskundigen. Voorts organiseerde de EVS in verschillende steden in oktober en november vier debatten over de voor- en nadelen van arbeidsmigratie, onder de naam Krachttour 2001. Als uitgangspunt diende de brochure Arbeids­migratie. Ontwikkelingskans of ontwikke­lings­probleem? Over het alge­meen zag de EVS meer voor- dan nadelen, mits het immigratieland rekening zou houden met de belangen van ontwikkelingslanden.

De Jonge Socialisten, de jongerenorganisatie van de PvdA, koos een nieuw bestuur op het voorjaarscongres op 28 en 29 april in Elst. Als voorzitter werd S. Zboray opge­volgd door J. Fastl. Op het najaarscon­gres, op 17 en 18 november (opnieuw) te Elst, stond het thema globali­sering centraal.

Personalia

Op 2 januari werd mevr. E. Kalsbeek-Jasperse beëdigd als staatssecreta­ris van Justi­tie. Ze volgde M.J. Cohen op, die tot burgemeester van Amsterdam was benoemd.

De Rotterdamse wethouder H.J. Simons trad op 1 april af om voorzitter te worden van het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn. Hij had in het kabinet Lub­bers-Kok (1989-1994) als staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur bekendheid gekregen met zijn plan voor hervorming van de gezondheidszorg.

De Amsterdamse wethouder mevr. G. ter Horst werd op 9 februari benoemd tot burgemeester van Nijmegen. Zij volgde haar partijgenoot E.M. d’ Hondt op, die voorzitter werd van de Vereniging van Samen­werkende Universiteiten.

Op 16 juni overleed W. Thomassen, lid van de Tweede Kamer van 1946 tot 1948 en van de Eerste Kamer van 1961 tot 1971. Voorts was hij burgemeester van Zaandam (1948-1958), Enschede (1958-1965) en ten slotte van Rotterdam (1965-1974).

Op 1 juli trad oud-minister van Buitenlandse Zaken M. van der Stoel af als Hoge Commissaris voor Nationale Minderheden bij de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa.

Op 19 oktober legde de burgemeester van Leeuwarden, mevr. L. van Maaren-Van Balen, haar functie neer vanwege een conflict met haar wethouders. Vanaf 1 no­vem­ber werd haar functie waargenomen door mevr. M. de Boer, sinds 1998 lid van de Tweede Kamer en voordien minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in het eerste kabinet-Lubbers. Als kamerlid werd zij opgevolgd door J. Horn.

Laatst gewijzigd:11 april 2023 11:02