Skip to ContentSkip to Navigation
Research DNPP Politieke partijen Partij van de Arbeid (PvdA) Geschiedenis

PvdA jaaroverzicht 1992

Uit: P. Lucardie, I. Noomen en G. Voerman, 'Kroniek 1992. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1992' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1992 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1993), 13-52, aldaar 37-42.

Inleiding

Voor de PvdA stond 1992 in het teken van partijvernieuwing op verschil­lende fronten. De crisis rond de WAO die in 1991 de partij verscheurd had, hield ook dit jaar de gemoederen bezig.

Sociale zekerheid

De plannen van het kabinet voor herziening van de WAO hadden in 1991 een heftige crisis in de partij veroorzaakt (zie Jaaroverzicht 1991; zie ook de bijdrage van R.A. Koole Jaarboek DNPP 1992). Hoewel de PvdA zich uiteindelijk achter het ka­binet had ge­schaard, zette zij ook in 1992 de discussie over de sociale zekerheid voort.

In oktober 1991 had de partij de commissie-Verzorgingsstaat ingesteld onder leiding van de economie-hoogleraar D.J. Wolfs­on. In februari bracht de commissie haar rapport uit onder de titel Niemand aan de kant. Zij wees vèrgaande veranderingen van het sociale zekerheidsstelsel in de richting van hetzij een voor iedere burger gegarandeerd basisinko­men, hetzij een 'ministelsel' met particuliere aanvullende verzekeringen van de hand. Wel pleitte de commissie voor een actiever werkgelegen­heidsbeleid en betere coördinatie van de uitvoeringsorganisa­ties van sociale zekerheid en arbeidsbemiddeling. Aan de top van die organisaties zouden de sociale partners minder en de overheid meer te zeggen moeten hebben. PvdA-leider W. Kok hechtte zijn goedkeuring aan het rapport, al koesterde hij twijfels over de voorgestelde subsidie op loon­kosten waarmee de commissie de werkgelegenheid voor ongeschoolden hoopte uit te breiden. Zijn twijfels werden gedeeld in christen-democrati­sche kring, waar echter ook waardering voor het rapport werd uitge­sproken. Minder positief lieten zich de werkgeversorganisatie VNO en de vakcentrale CNV uit. Op het partijcongres in maart aanvaardde de PvdA de conclusies van het rapport.

Aan het eind van het jaar stond opnieuw de herziening van de WAO ter discussie. Het kabinet hield vast aan bevriezing van de uitkeringen voor huidige arbeidsongeschikten jonger dan 50 jaar, maar stuitte daarbij op tegenstand van de Tweede-Kamer­fractie van de PvdA. De fractie had er al in mei voor gepleit, de bestaande gevallen te ontzien bij bezuinigingen. Het kabi­netsvoorstel zou in januari 1993 dan ook opnieuw tot grote politieke beroering leiden.

Congressen

Op het congres op 13 en 14 maart in Nijmegen werd niet alleen over sociale zekerheid gesproken, maar ook een nieuwe voorzit­ter gekozen - of eigenlijk een voorzittersduo, F. Rottenberg en R. Vreeman. Aanvankelijk had Vreeman, voorzitter van de Ver­voersbond FNV, zich als tegenkandi­daat gesteld tegenover Rottenberg, directeur van het politiek-cultureel centrum 'De Balie' in Amsterdam. Toen de partij verscheurd dreigde te raken in twee vleugels, besloten zij zich samen kandidaat te stellen: Rottenberg als voorzitter, Vreeman als vice-voorzitter. De partijraad schiep op 12 maart de mogelijkheid om ook van het vice-voorzitterschap een betaalde baan te maken. Het duo versloeg vervolgens met gemak op het congres de overige kandi­daten. In zijn toespraak tot het congres pleitte Rottenberg voor 'terugkeer van de verbeelding' en vernieuwing van de partij, maar ook voor toenadering tot D66 en GroenLinks, zonder de samenwerking met het CDA te willen verbreken. Vreeman legde in zijn rede de nadruk op herstel van goede betrekkingen met de vakbeweging.

Het congres hechtte zijn goedkeuring aan voorstellen van het partijbe­stuur om de partijorganisatie te hervormen naar de ideeën van de commissie-Van Kemenade (zie Jaaroverzicht 1991). Zo besloot men de partijraad af te schaffen en zijn taken over te dragen aan het congres, dat vaker bijeen zou komen en in omvang beperkt zou worden. De gewesten - in aantal tot twaalf gereduceerd - zouden zich meer op provinciaal beleid gaan concentreren; ze zouden echter elk één lid van het alge­meen partijbestuur kunnen kiezen. Het algemene bestuur zou 33 leden tellen, waarvan zeven leden het dagelijks bestuur vormen. Het dagelijks bestuur zou door het congres gekozen worden, op de voorzitter na: deze zou door alle leden via een schriftelij­ke stemming gekozen worden indien er meer dan één kandidaat zou zijn. Ook over andere belangrijke zaken zouden de leden eventu­eel via een referendum kunnen beslissen.

De ingrijpende wijziging van de kandidaatstellingsprocedure voor de Tweede Kamer vond haar beslag pas op het volgende congres, dat op 12 december in Amsterdam gehouden werd. De gewestelijke organisaties, die sinds 1969 uiteindelijk de kandidatenlijsten in hun kieskring  vaststel­den, moesten die bevoegdheid nu volledig afstaan aan het congres - en niet gedeeltelijk, zoals in maart was besloten. Het partijbestuur zou het congres een ontwerp-kandidatenlijst voorleggen. Een aantal gewesten tekende verzet aan tegen dit voorstel, dat echter met 79% van de stem­men werd aangenomen. De kandidaat­stelling voor Provinciale Staten en gemeenteraden bleef wel in handen van de gewesten respectievelijk afdelingen.

Het congres, dat in een harmonische sfeer verliep, koos een nieuw partijbestuur. Rottenberg en Vreeman werden herkozen als voorzitter respectievelijk vice-voorzitter; J.M. Wiersma werd gekozen als tweede vice-voorzitter en mevr. A. Brouwer-Korf als secretaris. Het congres keurde een aantal vernieuwingen goed, waaron­der een nieuw logo. Bezuinigingen op het budget van mi­nister Pronk werden afgewe­zen; in plaats van 1,5% van het Netto Nationaal Inkomen zou 1% van het Bruto Nationaal Produkt aan zuivere ontwikke­lingssamenwerking besteed moeten worden. Poli­tiek leider Kok pleitte in zijn congresrede voor sociale ver­nieuwing en meer aandacht voor veiligheid in de grote steden.

Partijvernieuwing en interne ontwikkelingen

De nieuwe partijvoorzitter Rottenberg had zijn verkiezingscam­pagne gevoerd onder het vaandel van de partijvernieuwing. Die vernieuwing vond plaats onder druk van ledenverlies (zie Tabel 1) en dreigend electoraal verlies - in de peilingen schommelde de partij rond of onder de 20% en zou daarmee in de Tweede Kamer terugvallen van 49 naar 25 à 30 zetels. Het ledenverlies dwong de partij tot inkrimping van het partijbureau met tien arbeidsplaatsen en andere bezuinigingen; in plaats van vier zouden voortaan slechts twee bestuurders, de voorzitter en de vice-voorzitter, bezoldigd worden. In de loop van het jaar kwam een campagne op gang om leden te werven. In ruim zestig afde­lingen werd een 'team '94' opgericht om de organisatie van de partij te vernieuwen. Het partijblad Rood kreeg een nieuwe redactie, een andere vorm en een nieuwe naam, PRO. Kamerleden werden ook ingeschakeld om het contact met de achterban te verbeteren; zo ging het Tweede-Kamerlid M. van Traa in septem­ber koffie schenken in de trein van Arnhem naar Winterswijk.

De vernieuwing ging sommige leden echter niet ver genoeg. Oud-minister en oud-partijvoorzitter A. van der Louw, die in 1991 een aantal kritische partijleden in het gebouw 'De Rode Hoed' in Amsterdam bijeen had geroepen, richtte in april aldaar een Sociaal-Democratisch Vernieuwings­platform op. Het platform stond open voor leden van de PvdA maar ook voor niet-leden. Vol­gens Van der Louw zou zich hieruit in de toekomst een nieuwe partij kunnen ontwikkelen, indien de PvdA zich niet verder ver­nieuwde. Ook oud-staatssecretaris J. Schaefer bleef zich in 1992 kritisch opstellen tegenover zijn partij; in februari kondigde hij de oprichting aan van 'Democratisch Offensief', een landelijke en lokale beweging voor vernieuwing van de de­mocratie. Anderen ging de vernieu­wing al gauw veel te ver. De werkgroep 'Socialisten in de PvdA' (SIP), ontstaan in 1991, bleef dit jaar de partij kritisch volgen in het blad Stuitende Taferelen.

Internationale contacten

De Federatie van Socialistische en Sociaal-Democratische Partijen van de Europese Gemeenschap, waar de PvdA ook deel van uitmaakt, hield op 9 en 10 november haar tweejaarlijks congres in Den Haag. De Federatie besloot zich naar het voorbeeld van de christen-democratische Europese Volkspartij om te vormen tot een partij, de Partij van de Europese Sociaal-Democraten (PES).

Verwante instellingen en publikaties

De jongerenorganisatie van de PvdA, de Jonge Socialisten (JS), hield op 23 mei een congres met als thema 'Stop discriminatie, werk aan intercrea­tie'. De JS vierde op 6, 7 en 8 juni haar vijftienjarig bestaan met een Pinksterkamp in Elst. C. van Basten schreef een korte geschiedenis van de jongerenorganisa­tie, Als je maar weet waar het steeds om gaat. Op 24 oktober organiseerde de JS een conferentie over 'de toekomst van jongeren en politiek' in Nijmegen.

De Rooie Vrouwen, de vrouwenorganisatie van de PvdA, zag haar voortbestaan in 1992 bedreigd door vèrgaande bezuinigingen op haar budget en afschaffing van een bezoldigd voorzitterschap. Via een adver­tentie in dagbladen riep het bestuur de vrouwen op om op 12 september naar een actie-bijeenkomst in Bennekom te komen. Daar besloot men de organisatie niet 'feestelijk op te heffen', zoals sommigen hadden gesugge­reerd. Partijvoorzitter Rottenberg stelde de Rooie Vrouwen voor 1993 alsnog een subsi­die voor projecten en een aantal andere voorzieningen in het vooruitzicht, maar hield vast aan de bezuinigingen op perso­neel. De vrouwenorganisatie moest volgens hem overigens 'niet louter een lobby-organisatie zijn, maar een denkcentrum op het hele grote vraagstuk van de kwaliteit van het leven' (Rooie Vrouwen Magazine, april 1992). Op 21 november besloten de Rooie Vrouwen op hun congres in Amsterdam hun organisatie en werkwij­ze te vernieuwen en te vereenvoudi­gen. Ze kozen boven­dien een nieuw bestuur, dat werd voorgezeten door het Tweede-Kamerlid M. van der Burg.

Het wetenschappelijk bureau van de partij, de Wiardi Beckman Stichting (WBS), hield in maart een conferentie over consumptie en milieu en in september een studiedag over verkeersbeleid en milieu. De WBS publi­ceerde voorts onder meer de rapporten Contouren van vernieuwing: heroriëntatie in de PvdA en Partij van de ..Arbeid? De politiek van arbeids­participatie en werkge­legenheid, beide in samenwerking met het Oplei­dingsinstituut van de PvdA; De stad is van iedereen: over de toekomst van de stadsvernieuwing en Wonen en werken in een vol land: regionaal ruimte­lijk beleid in Nederland. Van de hand van H. Wansink verscheen het boek Een school om te kiezen: naar een actuele onderwijspolitiek.

Het Centrum voor Lokaal Bestuur van de WBS gaf ook een aantal rapporten uit, over banenpools, gemeentelijk ouderenbeleid en de positie van de burgemeester. In het rapport Variatie in bestuur pleitte een adviescommissie van het Centrum voor differentiatie van het binnenlands bestuur: naast provincies en gemeenten zouden de grote stedelijke agglomeraties een volwaar­dig regionaal bestuur dienen te krijgen.

De Evert Vermeer Stichting (EVS), gericht op ontwikkelingssa­menwer­king, vierde op 16 mei haar 25-jarig bestaan met een congres in Amster­dam. De econoom J. Tinbergen, intussen 89 jaar oud, werd tot erevoor­zitter gekozen. De EVS wenste haar 'vrij­heid in verbondenheid met de PvdA' te handhaven en daarbij soms ook samen te werken met een andere partij zoals Groen Links. In oktober publiceerde de EVS een manifest, Keer Europa naar het Zuiden, waarvan het concept op een conferentie in maart was besproken.

De PvdA-delegatie in het Europees Parlement organiseerde samen met de op Europese samenwerking gerichte Anne Vondeling Stich­ting, op 31 oktober een conferentie in Amsterdam over uitbrei­ding van de Europese Gemeenschap. De Alfred Mozer Stichting, die zich bezighoudt met Oost-Europa, hield in april een congres over nationalisme in dat deel van de wereld, naar aanleiding van haar publikatie Volk, natie en democratie.

De PvdA zelf publiceerde in 1992 naast het al eerder vermelde rapport Niemand aan de kant een studie De PvdA en allochtonen: beleidskeuzes voor de negentiger jaren van een commissie onder voorzitterschap van partijbestuurder P. Rombouts.

Personalia

Op 12 januari overleed H.W. van Doorn, oud-minister van Cul­tuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk in het kabinet-Den Uyl (1973-77). Van Doorn, in 1968 één van de oprichters van de PPR, was in 1984 van die naar zijn mening toen te radicaal geworden partij overgestapt naar de PvdA.

J.A.A. van Kemenade, burgemeester van Eindhoven en oud-minister van Onderwijs, werd in februari benoemd tot Commissaris van de Koningin in Noord-Holland. In mei volgde R.W. Welschen hem op als burgemeester van Eindhoven.

In juni werd de Commissaris van de Koningin in Drenthe, W. Meijer, benoemd tot voorzitter van de Raad van Beheer van de RABO-bank. Meijer was tevens voorzitter van een commissie die de minister van Defensie - partijgenoot A.L. ter Beek - van advies diende over afschaffing van de dienstplicht. Toen de minister tegen het advies van de commissie in besloot tot af­schaffing, staakte de commissie echter voortijdig haar werk­zaamheden. In Drenthe werd Meijer opgevolgd door mevr. M. de Boer, gedeputeerde in Noord-Holland en momenteel de enige vrou­welijke Commissaris van de Koningin in Nederland.

A.P. Oele, voorganger van Meijer als Commissaris van de Konin­gin in Drenthe, aanvaardde in september het ambt van bijzonder hoogleraar in de ontwikkelingen van het democratisch socialisme in relatie tot weten­schap en samenleving (de Dr.J.M. den Uyl leerstoel) aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn oratie, Ge­deeld gezag en verbindend bestuur, ver­scheen als brochure bij de WBS.

Eveneens in september werd oud-minister van Buitenlandse Zaken M. van der Stoel benoemd tot Hoge Commissaris voor de Minderhe­den in dienst van de Conferentie voor Veiligheid en Samenwer­king in Europa (CVSE), een organisatie waar zowel West- als Oost­europese staten toe behoorden.

Laatst gewijzigd:11 april 2023 11:20