Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen ChristenUnie Geschiedenis

ChristenUnie jaaroverzicht 2000

Uit: B. de Boer, P. Lucardie, I. Noomen en G. Voer­man, 'Kroniek 2000. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 2000' in: G. Voerman (red.), Jaarboek 2000 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2001), 141-210, aldaar 160-166.

Inleiding

Na een grondige voorbereiding gingen het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) en de Reformatorische Politieke Federatie (RPF) in 2000 een samenwerkingsverband aan, de ChristenUnie (zie voor de voorgeschiedenis het Jaaroverzicht 1998 GPV en Jaaroverzicht 1999 GPV). Van een fusie was (nog) geen sprake, maar hoewel de twee partijen formeel hun zelfstandigheid behielden, richtten zij hun energie toch vooral op de samenwerking. De lotgevallen van de afzonderlijke partijen worden dan ook slechts kort aan het eind van dit gedeelte over de ChristenUnie beschreven.

Oprichting ChristenUnie

Op 22 januari belegden GPV en RPF tegelijkertijd een congres in Ede om een besluit over vèrgaande samenwerking te nemen, dat in 1999 was voorbereid (zie Jaaroverzicht 1999 GPV). De Federatieraad van de RPF stemde unaniem in met het besluit. De Federatieraad nam daarbij twee moties aan: binnen een jaar zou het directe lidmaatschap van de nieuwe formatie op plaatselijk niveau mogelijk moeten worden; en in het kernprogramma zou moeten staan dat de overheid geestelijke en politieke vrijheden moet waarborgen ‘om God te dienen naar Zijn Woord’ (Reformatorisch Dagblad, 24 januari 2000). In de algemene vergadering van het GPV kregen moties om de unieverklaring, unie-fundering of het conceptkernprogramma van de unie te wijzigen weinig steun. Uiteindelijk stemden de afgevaardigden van vijf plaatselijke verenigingen tegen en 137 voor het samenwerkingsvoorstel; 31 verenigingen waren niet vertegenwoordigd. De politiek leider van het GPV, het Tweede-Kamerlid G.J. Schutte, noemde deze uitslag een bevestiging van de voorzichtige koers die zijn partij had uitgezet: wel nauwe samenwerking, maar geen fusie.

Het samenwerkingsverband kreeg de naam ChristenUnie, op voorstel van een RPF-lid uit Noord-Holland, nadat een aantal deskundigen uit de reclamesector waren geraadpleegd. Het GPV-Tweede-Kamerlid E. van Middelkoop noemde in Ede de naam ‘een vlekje op deze dag’, omdat hij verwijst naar personen (christenen) en niet naar een beginsel (NRC Handelsblad, 24 januari 2000). GPV-voorzitter S.J.C. Cnossen en RPF-voorzitter M. van Daalen vonden deze kritiek niet verstandig. Van Daalen duidde de nieuwe formatie aan als christelijk-sociaal en niet links of rechts. De SGP liet weten de ChristenUnie alle goeds te wensen, maar waarschuwde dat zij geen mini-CDA met een verblekend christelijk karakter zou moeten worden (Reformatorisch Dagblad, 29 januari 2000; zie verder in deze Kroniek onder SGP). Opiniepeilingen stelden de ChristenUnie, die met één kandidatenlijst zou uitkomen bij de komende kamerverkiezingen, zes zetels in het vooruitzicht: één meer dan GPV en RPF in 1998 afzonderlijk in de wacht sleepten.

Vanaf 14 maart gingen de Tweede-Kamerfracties van GPV en RPF elke week samen vergaderen, al bleven ze hun eigen naam gebruiken. In de Eerste Kamer hadden de twee partijen al in 1999 één fractie gevormd. In het Europees Parlement zouden ze met de SGP blijven samenwerken.

Uniecongressen

Op 27 mei hield de ChristenUnie ‘in oprichting’ te Ede haar eerste formele congres. De deelnemers waren daartoe afgevaardigd door de plaatselijke verenigingen respectievelijk kiesverenigingen van GPV en RPF. ‘s Ochtends hielden GPV en RPF nog afzonderlijk een algemene vergadering respectievelijk federatieraad, waarbij zij de statuten en het huishoudelijk reglement van de unie vaststelden. ‘s Middags kozen de afgevaardigden op het Uniecongres RPF-voorzitter Van Daalen tot voorzitter en GPV-bestuurder H. Bouma tot vice-voorzitter van de unie. In zijn toespraak riep Van Daalen de unie op authentiek te blijven en geen water in de wijn te doen, waarbij hij het voorbeeld noemde van de apostel Paulus op de Areopagus in Athene. Ook Schutte verwees naar Paulus in zijn rede, en waarschuwde de unie om niet de weg van het CDA te gaan dat zojuist een multireligieus centrum had opgericht waar ‘de ene God een god naast vele andere’ zou worden (Reformatorisch Dagblad, 29 mei 2000). Wel zou de ChristenUnie aanknopingspunten kunnen vinden bij de herlevende belangstelling voor waarden en normen.

Op 18 november vond ook in Ede het tweede Uniecongres plaats. De vraag of sympathisanten van de ChristenUnie rechtstreeks lid zouden mogen worden, bleef nog onbeantwoord. Vooralsnog konden zij zich alleen aanmelden bij GPV of RPF. L. van Dijke, voorzitter van de RPF-fractie in de Tweede Kamer, verweet in zijn rede het kabinet, het gezin te verwaarlozen en (alleenstaande) moeders te belemmeren voor hun kinderen te zorgen door hen tot arbeid buitenshuis te verplichten. GPV-leider Schutte hekelde in zijn toespraak het homohuwelijk en sprak zorg uit over het euthanasiedebat in Nederland.

Kernprogramma

Het Uniecongres in mei behandelde uitgebreid het kernprogramma van de unie, dat het uniebestuur had goedgekeurd. De senatoren K. Veling (GPV) en E. Schuurman (RPF) lichtten het document toe. Laatst-genoemde opperde daarbij om een ‘Universele Verklaring van de Plichten van de Mens’ op te stellen. Hete hangijzers in het programma waren vooral de spanning tussen geestelijke vrijheid en theocratische gezindheid, de Europese integratie en de houding ten opzichte van de staat Israel. Een deel van de RPF wilde de belofte Gods aan Israel nadrukkelijk vermeld zien. Binnen de RPF leek ook de theocratische gezindheid sterker. De bezwaren tegen de Europese eenwording leefden in beide partijen. In het kernprogramma werd de Europese samen-werking als feit geaccepteerd. Het programma zou pas vastgesteld worden nadat het in de kiesverenigingen en plaatselijke verenigingen van beide partijen besproken was.

Op het tweede Uniecongres in november stond het kernprogramma opnieuw op de agenda. Er werd met name gediscussieerd over de geestelijke en politieke vrijheid. Volgens een in januari aangenomen motie van een RPF-kiesvereniging zou de overheid die moeten waarborgen om God te dienen. Het bestuur van de unie vond deze woordkeuze teveel de suggestie wekken dat alleen de vrijheid van christenen gewaarborgd zou worden en stelde voor de tekst te wijzigen tot ‘De overheid waarborgt geestelijke en politieke vrijheid opdat burgers God naar Zijn Woord kunnen dienen’. Dit voorstel werd samen met andere aanpassingen overgenomen.

Discussies over identiteit en strategie

Op 15 april vond in Harderwijk een eerste landelijke bijeenkomst van de ChristenUnie plaats, waarbij het zogeheten ‘Groen Document’ en een plan voor een campagne om de ChristenUnie naar buiten toe meer bekend te maken werden gepresenteerd. In het Groen Document trachtten de directeurs van de wetenschappelijke bureaus van GPV en RPF, R. Janssens en R. Kuiper, de politieke plaats en identiteit van de nieuwe formatie aan te geven. De ChristenUnie zou streven naar een sterke overheid die normerend optreedt en een samenleving die recht doet aan bijbelse geboden. De ChristenUnie zou weliswaar aan moeten sluiten bij de partijcultuur van GPV en RPF, maar op een aantal punten vernieuwing moeten zoeken, in contact met leden, kerken en maat-schappelijke organisaties. Sommige aanwezigen vonden het document iets te ‘tobberig’ (Nederlands Dagblad, 17 april 2000).

De discussie zou voortgezet worden, ook op internet, waarbij niet-leden eveneens hun mening konden geven. In mei en juni organiseerde de ChristenUnie een drietal panelbijeenkomsten met kritische en wel-willende buitenstaanders: politicologen, journalisten en vertegen-woordigers van belangenorganisaties.

Op 30 september startte de unie de campagne ‘ChristenUnie Continu’ in Hooglanderveen, met de presentatie van haar tijdschrift Handschrift en het ‘Blauw Document’, de herziene versie van het Groen Document. Het document zou na discussies met leden en belangstellenden in mei 2001 als ‘Wit Document’ een definitieve vorm moeten krijgen en zodoende als basis moeten gaan dienen voor het verkiezingsprogramma voor de Tweede-Kamerverkiezingen van 2002.

Vertegenwoordigers van de ChristenUnie voerden later in het jaar gesprekken met sympathisanten zoals het Platform van Pinkster- en Evangeliegemeenten. Op 19 december vond een gesprek plaats tussen de directeur en adjunct-directeur van het wetenschappelijk bureau van de ChristenUnie en de oprichters van de conservatieve Edmund Burke Stichting, A.A.M. Kinneging, R.G.T. van Wissen en M. Schut.

Organisatorische integratie

In juli gaf het partijbestuur Handboek voor ChristenUnievorming uit, waarin beschreven werd hoe de unie op lokaal en provinciaal niveau gestalte kon krijgen.

In augustus werd J.Hoogland benoemd tot waarnemend directeur van het nieuwe partijbureau van de ChristenUnie in Amersfoort. De partijbureaus van GPV en RPF zouden met ingang van 4 september samengaan. Zolang een nieuw gebouw nog niet klaar was, werden de werkzaamheden verdeeld over het voormalige GPV-gebouw in Amersfoort en het RPF-gebouw in Nunspeet.

De wetenschappelijke bureaus van GPV en RPF fuseerden eveneens in september, waarbij de naam van het GPV-bureau (Groen van Prinsterer Stichting) werd overgenomen terwijl directeur Kuiper van het RPF-bureau de nieuwe instelling zou leiden. Deze zou in samenwerking met de bestuurdersvereniging van de ChristenUnie het blad Denkwijzer uitgeven, dat vanaf 2001 vijf keer per jaar zou moeten verschijnen. Het nieuwe bureau zou eveneens in Amersfoort gevestigd worden.

In september verscheen bovendien het eerste nummer van Handschrift, dat in de plaats kwam van de ledenbladen van GPV en RPF, Ons Burgerschap respectievelijk Signaal. De titel verwees naar de Heilige Schrift als inspiratiebron, en naar het logo van de ChristenUnie: twee naar elkaar uitgestrekte handen, symbool niet alleen voor mensen die elkaar de hand reiken, maar ook voor de mens en God.

Fusie jongerenorganisaties

Op 13 mei besloten de jongerenorganisaties van GPV en RPF, de Gereformeerde Politieke Jongeren Club (GPJC) en de RPF-jongeren, op hun jaarvergaderingen tot een fusie. Zij werkten toen al nauw samen en hadden bijvoorbeeld van 31 maart tot 3 april gezamenlijk een congres over onderwijs georganiseerd in Oldebroek. De nieuwe organisatie kreeg de naam PerspectieF, ChristenUnie-jongeren. De voorzitter van de GPJC, K. de Snoo, sprak in mei de wens uit dat de nieuwe partij een multiculturele boodschap zou uitdragen.

Op 23 september keurden de congressen van GPJC en RPF-jongeren de fusie goed. Voorzitters werden H. Valkenburg (RPF) en mevr. A. van Kalkeren (GPV). Enkele GPV-jongeren hadden bezwaar gemaakt tegen de gevolgde procedure, maar stemden uiteindelijk toch in met de fusie. Aan het eind van het jaar liet Valkenburg vanwege drukke werkzaamheden het voorzitterschap geheel aan mevr. Van Kalkeren over.

De ChristenUnie-jongeren hadden al in januari een tweewekelijks elektronisch magazine, Ebate, gelanceerd, dat als open podium zou moeten functioneren. Daarnaast gaven zij het blad Perspex uit, dat zes maal per jaar zou moeten verschijnen en dat in de plaats kwam van de bladen van de RPJC en RPF-jongeren, Plein en Alert.

Tweede-Kamerverkiezingen 2002

Unievoorzitter Van Daalen maakte op het tweede Uniecongres bekend dat de ChristenUnie in januari 2001 een kandidaat-lijsttrekker voor de in 2002 verwachte Tweede-Kamerverkiezingen zou presenteren. Op 12 december droeg een commissie van drie wijze mannen – de uit het GPV afkomstige hoogleraar L. Holdijk, de socioloog en Katwijkse RPF-wethouder J.E. Post en de Utrechtse rechter D.A.C. Slump – een kandidaat voor aan het bestuur. De naam werd echter geheim gehouden. De commissie zou ook kandidaten voor de plaatsen twee tot en met tien voordragen, daarbij gebruik makend van de ‘groslijsten’ met (elk twintig) namen die RPF en GPV reeds hadden opgesteld.

Tussentijdse gemeenteraadsverkiezingen

De ChristenUnie wist zich over het algemeen redelijk te handhaven in de verschillende tussentijdse gemeenteraadsverkiezingen (zie ook in deze Kroniek onder ‘hoofdmomenten’). Van winst of verlies vergeleken met vorige verkiezingen kan na een gemeentelijke herindeling niet zonder voorbehoud gesproken worden. In de Utrechtse gemeenten De Bilt en Utrecht won de unie één zetel, in Woerden twee, evenveel als GPV en RPF samen in de (kleinere) oude gemeenten van die naam. In Overijssel wist de nieuwe formatie over het algemeen iets meer stemmen te trekken dan de twee partijen voorheen, behalve in Kampen waar (zou men kunnen zeggen) licht verlies werd geleden. Niettemin behaalde de ChristenUnie zes van de 29 zetels in deze stad. Ook in Hardenberg en Zwartewaterland (samenvoeging van Hasselt, Genemuiden en Zwartsluis) konden grote fracties gevormd worden: de nieuwe formatie behaalde hier respectievelijk zes van de 31 en vier van de negentien zetels.

Publicaties en verwante instellingen

Op 29 maart verscheen van de wetenschappelijke bureaus van GPV en RPF de studie Toetsen en begrenzen , onder redactie van de hoogleraar H. Jochemsen. Minister Pronk van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de hoogleraar milieukunde L. Reijnders namen het boek in ontvangst. Pronk verklaarde in grote lijnen in te stemmen met de conclusies. Er zou een voedselketen moeten blijven bestaan die vrij is van genetisch veranderde producten. Genen zouden niet van de ene soort op de andere overgebracht moeten worden, tenzij dat nodig is voor de productie van medicijnen die levens redden.

Gereformeerd Politiek Verbond (GPV)

Met de oprichting van de ChristenUnie namen de activiteiten van de afzonderlijke partijen af.

Het GPV hield zoals reeds vermeld een algemene vergadering op 22 januari, en voorafgaande aan respectievelijk na afloop van de Uniecongressen op 27 mei en op 18 november. In januari kondigde Tweede-Kamerfractievoorzitter Schutte zijn vertrek aan. Hij was sinds 1981 lid van de Tweede Kamer geweest.

In mei werd een reorganisatie doorgevoerd, waarbij de Generale Verbondsraad – het algemeen bestuur – werd opgeheven en de Centrale Verbondsraad – het dagelijks bestuur – werd omgedoopt tot Verbondsbestuur. De leden van het Verbondsbestuur zouden ook deel uitmaken van het Uniebestuur. In mei trad bovendien Cnossen af als partijvoorzitter. Hij nam ook afscheid van het bestuur van het GPV, waarvan hij 22 jaar vrijwel onafgebroken deel had uitgemaakt – van 1983 tot 1993 als partijsecretaris en vanaf 1994 als voorzitter. Zijn voorzittersfunctie werd waargenomen door H. Bouma, die tegelijkertijd vice-voorzitter van de ChristenUnie was. In november werd Bouma formeel tot voorzitter van het GPV gekozen op de algemene vergadering die in Ede plaats vond na afloop van het congres van de ChristenUnie.

De Vereniging van GPV-bestuurders kreeg in 2000 een nieuwe voorzitter. J. Alssema, burgemeester van Ten Boer, volgde L. Bezemer op die gemeentesecretaris van Oldebroek werd.

Reformatorische Politieke Federatie (RPF)

Op 15 maart vierde de RPF op bescheiden wijze (‘in huiselijke kring’) haar vijfentwintigjarig bestaan. De leden zamelden ruim 50.000 gulden in, bedoeld als bijdrage voor de ChristenUnie. De RPF hield evenals het GPV afzonderlijke congressen (Federatieraden) voor of na de congressen van de ChristenUnie te Ede, en op 22 januari, zoals reeds vermeld. Voorts worstelde de partij in 2000 met dissidente volks-vertegenwoordigers die na vertrek uit de partij weigerden hun zetel op te geven. Dit gebeurde in Zwolle, waar A. de Boer zijn zetel in de gemeenteraad en de Provinciale Staten van Overijssel vasthield, en in Noord-Holland waar C. Kruijmer uit de gemeenschappelijke fractie van GPV, RPF en SGP was gezet.

Het Tweede-Kamerlid A. Rouvoet (RPF) liet op 19 oktober een bundel opstellen het licht zien onder de titel Politiek met een hart.

Personalia

Met ingang van 1 juli kreeg de ChristenUnie haar eerste burgemeester, met de benoeming van W. Nuis in Tholen. Nuis was voordien gemeenteraadslid voor de RPF in Ede en lid van de Provinciale Staten van Gelderland. Overigens hadden GPV en RPF elk al vier burgemeesters.

Laatst gewijzigd:11 april 2023 10:31