Skip to ContentSkip to Navigation
About us Faculty of Arts
Header image Uit de collegebank geklapt

Kwaliteit boven kwantiteit?

Datum:29 november 2023
Hilde Bos, masterstudent Neerlandistiek
Hilde Bos, masterstudent Neerlandistiek

Ik nam me op de middelbare school stellig voor om geen Nederlands te studeren. Ik had het helemaal gehad met de eindeloze leesteksten met geforceerde signaalwoorden en onhandige vraagstellingen die alles onnodig moeilijk maakten. Als dit ‘voorbereidend wetenschappelijk onderwijs’ was, hoefde ik hier niet nog eens drie jaar van. Het is uiteindelijk toch anders gelopen. Toen ik in mijn derde jaar Griekse en Latijnse Taal en Cultuur zat en minorvakken ging kiezen, zag ik twee toch wel heel aantrekkelijke vakken Nederlands staan: ‘Letterkunde van de zeventiende eeuw’ en ‘Letterkunde van de Verlichting’. Toen ik deze had gevolgd, was ik verkocht. Ik stapte over naar Nederlands. 

Onderzoeksatelier

Bij deze en andere vakken hielden we ons geregeld bezig met close-reading: nauwkeurig een of een klein aantal teksten lezen en die vervolgens analyseren op bepaalde inhoudelijke elementen. De rol van humor in zo’n tekst, bijvoorbeeld. Dit is een vorm van kwalitatief onderzoek: het analyseren van data die niet te maken hebben met getallen. In jaar twee kreeg ik echter een verrassing. Ik had me ingeschreven voor een Onderzoeksatelier Oudere Letterkunde. Bij zo’n atelier ga je aan de slag met een klein onderzoek onder leiding van een docent. Zo krijg je een kijkje in diens onderzoekspraktijk. In dit geval behandelde docent Oudere Nederlandse Letterkunde Lucas van der Deijl met ons het onderwerp ‘verhaalpatronen in Vondels toneeloeuvre’.  We probeerden te achterhalen of bepaalde tekstelementen hetzelfde waren in al Vondels treurspelen. Hierbij kun je denken aan de verdeling tussen mannelijke en vrouwelijke personages.

Grote toneellijnen

Dertig treurspelen met onderwerpen uit de Bijbelse geschiedenis, (Grieks-Romeinse) mythologie en vaderlandse geschiedenis. Dat was nog eens wat. We konden ze moeilijk allemaal tot in de details gaan lezen en stuk voor stuk analyseren. We gooiden het dus over een andere boeg. We vulden onze close-reading van een klein aantal stukken aan met kwantitatief onderzoek, gericht op getallen en structuren. Maar we moesten die getallen natuurlijk wel hebben! Eerst voegden we middels een tekstbewerkingsprogramma informatie toe aan Vondels toneelstukken. Zo gaven we alle personages een nummer en een gender. Telkens wanneer de personages spreektekst hadden, vermeldden we deze gegevens. Ook markeerden we het begin en eind van elk bedrijf. Zo konden we uiteindelijk in een Excelbestand zien wanneer elk personage op toneel kwam en hoeveel spreektekst het had. Met deze gegevens konden we personagenetwerken maken.  Hierin worden alle sprekende personages weergegeven middels een punt (node). Personages die tegelijkertijd op het toneel zijn (en dus waarschijnlijk met elkaar praten), zijn verbonden door een lijn (edge). Zo kun je zien welke personages het centraalst zijn binnen een stuk. Een personage met vijf verbindingen is bijvoorbeeld centraler dan een met drie.

Toneeldichterlijke vrijheid

Netwerken en personagegegevens speelden een rol bij mijn onderzoekje. Ik onderzocht onder andere de manier waarop Vondels treurspelen rond het personage Jozef zich verhielden tot hun brontekst: de Bijbelse Jozefgeschiedenis. Jozef bleek in Joseph in Dothan bijvoorbeeld het centraalste personage, met maar liefst zes verbindingen. Ook was hij met zijn 223 regels spreektekst veel spraakzamer dan in de Bijbelse geschiedenis. Een logische aanpassing door Vondel, want een toneelstuk heeft niets aan een zwijgende titelheld. Daarbij is de Bijbeltekst een vrij beschrijvende kroniek, waardoor Vondel vertellerstekst wel moest omzetten in personagetekst. Een toneelstuk is immers (gesproken) actie!

Patronen met Python

Nog een manier waarop we gegevens leerden maken was door middel van een programmeerworkshop. De docent leerde ons hoe we konden achterhalen hoe vaak een woord in een tekst voorkomt. Zo onderzocht een van ons hoe vaak bepaalde woorden die met geweld te maken hebben voorkomen in Vondels spelen. Vondel leek geweld steeds minder expliciet uit te drukken in woorden, of in ieder geval in deze woorden. Dit biedt meteen een kans voor meer onderzoek: liet Vondel geweld steeds meer zien buiten de toneeltekst om of gebruikte hij andere woorden?

Al met al was dit onderzoeksatelier een echte eye opener. Het heeft me laten zien hoe veelzijdig letterkundig onderzoek kan zijn én (wederom) hoe leuk het is om Nederlands te studeren. Ik hoop dat meer vakken de toegevoegde waarde van een combinatie van kwalitatief en kwantitatief onderzoek gaan inzien. Die geeft waardevolle inzichten die je met enkel close-reading maar al te makkelijk kunt missen. En we willen toch zeker wel het onderste uit de literaire kan halen?






Reacties

Reacties laden...