Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Democraten 66 (D66) Geschiedenis

D66 jaaroverzicht 1982

Uit: L. Koeneman en P. Lucardie, ‘Het Partijgebeuren. Kroniek van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1982’ in: R. A. Koole en P. Lucardie (red.), Jaarboek 1982 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1983), 10-46, aldaar 26-30.

Democraten '66 (D'66)

De Democraten zullen 1982 niet licht vergeten. Voor de tweede maal in haar geschiedenis maakte de partij een ernstige crisis mee. Aan het begin van het jaar kregen de bewindslieden Jan Terlouw en Ineke Lambers-Hacquebard al veel kritiek te verduren op hun economisch respectievelijk milieubeleid. Bij de Statenverkiezingen behaalde D'66 percentueel minder stemmen dan bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1981 (8.3% respectievelijk 11.0%), maar wel meer dan bij de Statenverkiezingen van 1978 (5.2%). Veel voormalige D'66-kiezers bleven thuis (32%) of stemden op PvdA (12%), VVD (9%), CDA (8%) of klein links' (5%); slechts 64% bleef D'66 trouw. Laurens Jan Brinkhorst, fractievoorzitter in de Tweede Kamer, weet de achteruitgang aan de besluiteloosheid van het kabinet. Aangezien juist D'66 dit kabinet het sterkste had gewild, droeg het zijns inziens ook de gevolgen van het gebrek aan regeerkracht.

In het voorjaar werd D'66 geplaagd door een aantal schandalen: een gemeenteraadslid bekende brandstichting; de lijsttrekker voor de gemeenteraad van Assen kwam in opspraak wegens tijdelijk privégebruik van overheidsgeld; een Statenlid zou een oorlogsverleden hebben en bleek in het verleden veroordeeld te zijn wegens postzegelfraude. Zowel het raadslid als het Statenlid werden prompt geroyeerd. Penningmeester Klaver, een vriend van het betrokken Statenlid, nam daarop zijn ontslag en overwoog de partij te verlaten, verontwaardigd over de wijze waarop het hoofdbestuur deze zaak behandeld had. Later bleek dat het bestuur inderdaad een nogal merkwaardige rol had gespeeld door het rapport over deze zaak na het royement nog eens te herschrijven. In juli trok het hoofdbestuur het royement dan ook in.

Op minder spectaculaire wijze leverde ook de kandidaatstelling voor de raden in andere gemeenten voor D’66 enige problemen op. De partij bleef echter vasthouden aan haar open procedure en wees selectie van kandidaten door het bestuur van de hand. De gemeenteraadsverkiezingen verliepen nog ongunstiger voor de Democraten dan de Statenverkiezingen: zelfs vergeleken met 1978 leden ze vrijwel overal verlies.

Bij de breuk in de coalitie in mei koos D'66 voor het CDA - zo leek het althans - door in het rompkabinet te blijven zitten. De Adviesraad, die daarover op 22 mei vergaderde, stemde in met deze keuze van de bewindslieden en de Tweede Kamerfractie. Volgens minister Henk Zeevalking had de PvdA de breuk geforceerd, ‘maar wie wegloopt toont geen kracht’, voegde hij daaraan toe. Na enige aarzeling bleef ook minister Hans van Mierlo op zijn post. Hij noemde het ‘optisch bedrog’ dat D'66 naar rechts zou opschuiven. In het interim-kabinet namen de D'66-leden Max Rood en Erwin Nypels de departementen van CRM respectievelijk Volkshuisvesting over van de PvdA-leden André van der Louw en Marcel van Dam.

Op 26 juni werd in Amsterdam een speciale discussiedag over de koers van de partij gehouden op initiatief van een aantal verontruste leden, waaronder het Kamerlid Chel Mertens. Dit initiatief werd door het Hoofdbestuur weliswaar overgenomen en landelijk (dat wil zeggen in alle regio's) uitgewerkt, maar de Amsterdamse bijeenkomst bleef de belangrijkste. De aanleiding vormde een uitspraak van minister Terlouw over mogelijke samenwerking met CDA en VVD na de vervroegde verkiezingen in september. Al eerder had een andere groep verontruste leden, die zich (R)appèl noemde, een manifest gepubliceerd waarin deze samenwerking werd afgewezen. Ook de aanwezigen op de Amsterdamse discussiedag wezen een eventuele coalitie met CDA en VVD af. Velen van hen leverden kritiek op het politiek leiderschap van Terlouw. Terlouw, die overigens afwezig was bij de discussie, zou zich teveel van bovenaf met de partij bemoeien en van de Democratische doelstellingen vervreemd raken. Op de regionale bijeenkomsten vielen soortgelijke geluiden te horen. Bij de gebruikelijke schriftelijke peiling onder de leden over de volgorde van de Tweede Kamerkandidaten op de groslijst kreeg Terlouw iets minder punten dan Lambers-Hacquebard, Brinkhorst en Maarten Engwirda, hoewel zijn naam vaker als eerste genoemd werd. Aan het begin van de tweede dag van het druk bezochte en roerige congres in Amersfoort, op 16 en 17 juli, verklaarde Terlouw daarom geen lijstaanvoerder meer te willen zijn. (Zie over dit congres ook het artikel Het D'66-congres en de besluitvorming in Jaarboek 1982 DNPP). Vooraanstaande partijleden oefenden sterke druk uit op Terlouw èn het congres om hem alsnog lijsttrekker te laten worden. Nadat het congres met een krappe meerderheid besloten had de samenwerking met CDA en VVD niet zonder meer uit te sluiten kwam Terlouw op zijn beslissing terug. In de stemming om het lijsttrekkerschap vergaarde hij ruim twee derde van de stemmen, zijn belangrijkste tegenkandidaat Gerrit Mik bijna een derde. Mik had als Kamerlid al tegen de breuk met de PvdA en het aanblijven in het interim-kabinet gestemd en gold als vertegenwoordiger van de linkervleugel van D’66. In het herziene verkiezingsprogram en een iets eerder gepubliceerd economisch herstelplan legde de partij de nadruk op bevriezing van alle inkomens gedurende vier jaar, belastingverlaging, arbeidstijdverkorting en deeltijdbanen, maar ook op het kernwapenvraagstuk. D’66 bleef de plaatsing van nieuwe kernwapens afwijzen, maar niet onvoorwaardelijk zoals de PvdA. In de verkiezingscampagne moesten de Democraten zich voortdurend tegen aanvallen van links (PvdA) en rechts (VVD) verdedigen. Ook de 'Vereniging Milieudefensie' en 'Natuur en Milieu' spaarden D'66 niet in hun kritiek op het milieubeleid van de regering. D'66 ging de verkiezingen in met de leuzen ‘D'66 kiest voor verantwoordelijkheid en handelt daarnaar...’ en ‘D'66. De bewuste keuze van mensen die durven na te denken over hoe wij de samenleving een nieuw perspectief geven’. De partij leverde bovendien kritiek op het bezuinigingsbeleid van de CDA-bewindslieden Dries van Agt en Fons van der Stee.

De verkiezingen betekenden niet veel minder dan een ramp voor de Democraten: van 17 zetels  (8,3%) naar 6 zetels (4,3%). Van het verlies ging bijna de helft naar de PvdA, ruim een kwart naar de VVD, de rest naar het CDA en de kleine partijen. Vooral jonge kiezers gaven de voorkeur aan de VVD boven D'66. D'66 viel terug op haar oude, ‘links-liberale’ basis, stelde fractievoorzitter Brinkhorst nuchter vast. Hij weet het verlies aan de impopulaire maatregelen van D'66-bewindslieden, de polarisatie tussen CDA en PvdA, het ongeduld van jonge kiezers en het stemmen ‘met de buik of de portemonnee’ van het electoraat in het algemeen. Minister Zeevalking opperde dat de verkiezingscampagne tot het verlies had bijgedragen. Tweede Kamerlid Ernst Bakker zag de oorzaak echter in de onduidelijke koers van de partij. Volgens een later uitgebrachte nota van het wetenschappelijk bureau van de partij zou de oorzaak liggen bij een te zwak hoofdbestuur, een slechte relatie tussen bewindslieden en Kamerleden en ontrouw aan eigen koers. Bij de formatie van het eerste kabinet Lubbers belandde D'66 in de oppositie. Terlouw keerde niet in de Tweede Kamer terug. Reden voor zijn vertrek vormde de uitslag van de laatste verkiezingen. Terlouw zei zichzelf als lijsttrekker de eerstverantwoordelijke te voelen voor de verkiezingsnederlaag. 'Ik heb niet de schuld maar draag de verantwoordelijkheid. Ik wil er consequenties aan verbinden en ruimte maken voor een nieuwe start en een nieuwe leiding...’ Op 29 en 30 oktober hielden de Democraten hun najaarscongres. Al vóór het congres (officieel: algemene ledenvergadering) besloot Brinkhorst als fractievoorzitter af te treden en Europees ambassadeur in Tokio te worden. Engwirda volgde hem op. Van Terlouw en Brinkhorst werd tijdens het congres afscheid genomen. De Algemene Ledenvergadering koos bovendien een nieuwe partijvoorzitter: het oud-Kamerlid Jacob Kohnstamm (32 jaar), waarmee de vernieuwing van de politieke top compleet was. Een groot deel van het congres werd besteed aan een discussie over de koers en de organisatie van de partij.

Laatst gewijzigd:31 maart 2023 12:42