Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Christen Democratisch Appel (CDA) Geschiedenis

CDA jaaroverzicht 1990

Uit: P. Lucardie, M. Nieboer en I. Noomen, 'Kroniek 1990. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1990' in: G. Voerman (red.), Jaarboek 1990 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1991), 14-57, aldaar 21-27.

Inleiding

In 1990 vierde het CDA in eensgezindheid zijn tiende verjaardag. Het ging goed met de jarige: electoraal was de partij succesvol en in het jubileumjaar werden tienduizend nieuwe leden ingeschreven. Enige rimpelingen in de saamhorigheid waren er wel: in januari kwam de CDA-fractie in de Eerste Kamer in conflict met minister-president en partijgenoot Ruud Lubbers vanwege haar weigering in te stemmen met de verhoging van het huurwaardeforfait. Hieruit vloeide een intensieve discussie voort over rol en bevoegdheden van de Eerste Kamer. Onder druk van de CDA-senaatsfractie zag het kabinet zich uiteindelijk gedwongen het betreffende wetsvoorstel in te trekken. In november raakte de relatie tussen Lubbers en CDA-minister van Buitenlandse Zaken Hans van den Broek gespannen, toen de premier verdergaande bevoegdheden op het terrein van de buitenlandse politiek voor zich opeiste. In een spoeddebat in de Tweede Kamer dreigde Van den Broek op te stappen wanneer op langere termijn het takenpakket van zijn departement zou worden uitgehold ten gunste van de rol van de minister-president. Uiteindelijk werd echter de vrede getekend.

Gemeenteraadsverkiezingen

Het CDA begon haar campagne op 6 maart met een verkiezingsbijeenkomst in Hoogeveen. Veel boeren die actie voerden tegen de dalende graanprijzen woonden de vergadering bij. Premier Lubbers, die de aanwezigen toesprak, deed hun echter geen concrete toezeggingen. De uitslag van de op 21 maart gehouden verkiezingen waren voor het CDA niet ongunstig. In het zuiden van het land deed de partij het goed en maakte een groot deel van het in 1986 aan de PvdA verloren terrein weer goed. In de rest van het land bleef het CDA redelijk stabiel. Na de verkiezingen moest Lubbers zich in de Tweede Kamer verantwoorden voor uitspraken die hij gedaan had in een radioprogramma naar aanleiding van de winst van Centrumpartij ‘86 en Centrumdemocraten. De premier had namelijk gezegd dat het minderhedenbeleid ‘minder soft’ van karakter moest zijn.

Tijdens de collegevorming slaagde de partij er in veel grote steden in weer toe te treden tot het bestuur. De PvdA, die een grote verkiezingsnederlaag geleden had, zag zich genoodzaakt bijna overal tegemoet te komen aan het verlangen van CDA-partijvoorzitter Wim van Velzen om de christen-democraten bij de collegevorming te betrekken en niet weer aan te sturen op links-liberale colleges. Van Velzen maakte zich trouwens ook sterk voor een andere vorm van invloed op lokaal niveau: naar aanleiding van de benoeming van het VVD-Tweede Kamerlid Loek Hermans tot burgemeester van Zwolle klaagde hij voor de NCRV-radio dat het CDA steeds minder burgemeestersposten bekleedde. Hij vond dit in strijd met de landelijke politieke verhoudingen en verweet minister Ien Dales van Binnenlandse Zaken een onevenwichtig benoemingenbeleid. Hij kondigde aan deze zaak op de partijraad van het CDA nader aan de orde te stellen.

Partijraad

Deze partijraad vond op 9 juni in Utrecht plaats. De twee centrale thema’s waren Midden- en Oost-Europa en criminaliteit. Het laatste onderwerp was in een tweetal studieconferenties voorbereid. De partijraad sprak zich in een unaniem aanvaarde resolutie uit voor een krachtiger aanpak van veel voorkomende criminaliteit. Wat betreft Oost-Europa werd een resolutie aanvaard die zich onder andere uitsprak voor steun aan de christen-democratische partijen aldaar. Ook was er aandacht voor de relatie met andere partijen in West-Europees verband. De afgevaardigden wilden de toetreding blokkeren van de Britse Conservatieve Partij van premier Margaret Thatcher tot de christen-democratische fractie (EVP) in het Europees Parlement. Het CDA vreesde dat met de aansluiting van de conservatieven de EVP haar christen-democratische karakter zou verliezen. In een resolutie werd de CDA-delegatie in het Europees Parlement, het partijbestuur en de commissie Buitenland opgeroepen alles in het werk te stellen om toetreding te verhinderen. Het ochtendgedeelte van de bijeenkomst was gewijd aan huishoudelijke zaken. Belangrijk onderwerp was de zorgelijke financiële situatie van de partij (die hieronder nog ter sprake komt). Tevens nam de partijraad een statutenwijziging aan waarin de oude rigoreuze regeling met betrekking tot de onvereenigbaarheid van functies in het CDA werd versoepeld.

‘s-Middags hield Elco Brinkman in zijn hoedanigheid van CDA-fractie-voorzitter zijn maidenspeech voor de partijraad. Hij riep het kabinet op een zuinig financieel beleid te voeren. Hierbij stelde hij de haalbaarheid van de koppeling tussen lonen en uitkeringen - een profileringspunt van de PvdA - ter discussie. PvdA-leider en vice-premier Wim Kok liet in een reactie hierop voor de radio weten dat hij van de coalitiepartner CDA juist volledige steun eiste bij het handhaven van de koppeling. Brinkman keerde zich in zijn rede ook tegen het invoeren van STER-reclame op zondag. Dit standpunt werd later op de dag bekrachtigd door het aannemen van een resolutie met die strekking. De partijraad ging hiermee overigens rechtstreeks in tegen Lubbers en de overige leden van het kabinet, die in mei hadden besloten reclame op zondag wel mogelijk te maken. Lubbers, die met zijn toespraak de bijeenkomst afsloot, besteedde ruime aandacht aan het terugdringen van het aantal arbeidsongeschikten.

Partijfinanciën

Het CDA kwam in 1990 verscheidene keren in het nieuws vanwege de financiële problemen waarmee het kampte. In 1989 was het vermogen van de partij gedaald van 4,4 naar 2,7 miljoen gulden. Bovendien was er in datzelfde jaar een tekort van ruim drie ton op een begroting van zes miljoen. Het partijbestuur stelde daarom in 1990 drie werkgroepen in die binnen een half jaar moesten aangeven hoe het CDA weer financieel gezond gemaakt kon worden. Zo moest de doelmatigheid van de partijorganisatie worden doorgelicht en zou bekeken worden of de partij goedkoper kon worden gehuisvest. In april besloot het dagelijks bestuur dan ook het monumentale negentiende-eeuwse Abraham Kuyperhuis te verkopen en een kleinere, minder dure huisvesting te betrekken. Dit plan zorgde voor grote onrust onder de eveneens in bet pand gehuisveste nevenorganisaties: het CDJA (het Christen Democratisch Jongeren Appèl), het CDA-Vrouwenberaad (de vrouwenorganisatie) en het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA. Ze vreesden dat de verhuizing voor de partijleiding een aanleiding zou zijn om meer greep te krijgen op hun activiteiten. Vooralsnog lukte het echter niet het peperdure Kuyperhuis kwijt te raken. Ook een missie van penningmeester J. Verbree naar drie onafhankelijke fondsen die wetenschappelijk werk op christen-democratisch gebied financieren (het Kuyper-, Schaepman- en Lohmanfonds) leverde niets op. Uiteindelijk werd een aantal maatregelen genomen om de financiële nood te lenigen. Zo besloot het CDA als eerste partij in Nederland gebruik te maken van sponsors bij het organiseren van congressen. Verder werd de contributie verhoogd en bovendien begon de partij ter gelegenheid van het tienjarig bestaan een ledenwerfcampagne die in het jubileumjaar tienduizend nieuwe leden moest opleveren. In december werd het streefgetal gehaald en boekte het CDA voor het eerst in zijn bestaan ledenwinst. Tenslotte leverde de financiële actie ‘10 jaar CDA’ meer dan een miljoen op.

Tienjarig bestaan

In oktober vierde het CDA zijn tweede lustrum met twee bijeenkomsten. Van 11 tot 13 oktober vond er in Noordwijkerhout een internationaal wetenschappelijk symposium plaats over ‘de betekenis van de christen-democratische politieke overtuiging voor de komende tien jaar in Europese context’. Vertegenwoordigers uit onder andere Engeland, Canada, en uit de Midden- en Oost-Europese landen woonden de bijeenkomst bij. Jos van Gennip, die de in 1989 naar het Europees Parlement vertrokken Arie Oostlander in augustus als directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA was opgevolgd, gaf de aanwezigen de boodschap mee dat de partij zich in het tweede decennium van haar bestaan moest concentreren op de ‘revitalisering’ van het maatschappelijk middenveld. Dit zou moeten gebeuren door het normen- en waardenpatroon van de samenleving zodanig te veranderen dat daarin meer plaats zou komen voor sociale betrokkenheid en verantwoordelijkheidsgevoel. Ook Lubbers pleitte in zijn slottoespraak voor herleving van de burgerzin. Hij borduurde hiermee voort op een rede die hij ter gelegenheid van de opening van het academisch jaar in Nijmegen had uitgesproken en die nogal wat stof had doen opwaaien, vanwege het feit dat hij daarin de Nederlandse samenleving ‘ziek’ had genoemd.

Op 27 oktober vond een feestelijk congres plaats in Den Haag. Opvallend was de rede van Lubbers waarin hij uitvoerig getuigde van het Evangelie als de inspiratiebron voor christen-democratische politiek. Hij waarschuwde het electoraal succesvolle CDA dat men niet moest denken de waarheid in pacht te hebben. ‘Het gaat ons niet om de macht, maar om de kracht. Dat vraagt om openheid naar en dienstbaarheid aan de naaste’, aldus Lubbers. Van Velzen - die op het congres als partijvoorzitter werd herkozen - kondigde de instelling aan van een commissie die een nieuw programma van uitgangspunten moest gaan schrijven. De commissie zou onder leiding komen te staan van Piet Steenkamp, de eerste voorzitter van het CDA.

De pers liet de tiende verjaardag van de partij niet ongemerkt voorbijgaan en schonk aandacht aan de vraag hoe het CDA ‘van een tobberige, verdeelde club, voortdurend in bet defensief’ had kunnen veranderen in ‘een zelfbewuste, professionele partij, die zelfs kiezers zonder kerkelijke binding trekt en het publieke debat dicteert’ (Trouw, 6 oktober 1990; zie ook het artikel ‘De paradoxale revival van de christen-democratie’ van H.-M. ten Napel in: Jaarboek 1990 DNPP, 131-153).

Opvolging Commissaris der Koningin in Limburg

In mei nam de CDA-er Sjeng Kremers afscheid als Gouverneur (Commissaris der Koningin) in Limburg om in dienst te treden bij de beleggingsgroep Robeco. Zijn opvolging leidde tot enige commotie doordat René van der Linden - ook van CDA-huize en ex-staatssecretaris van Buitenlandse Zaken - een van de kandidaten was. Van der Linden had in 1988 af moeten treden vanwege zijn verantwoordelijkheid voor de (gebrekkige) invoering van een nieuw fraude-bestendig paspoort. De drie CDA-leden in de provinciale vertrouwenscommissie die PvdA-minister Dales moest adviseren over Kremers’ opvolging steunden de kandidatuur van Van der Linden. De overige zes commissieleden afkomstig uit PvdA en VVD droegen de CDA-er S. Kortmann voor, die hoogleraar staatsrecht was in Nijmegen. Kortmann trok zich in juni echter terug omdat hij zich niet voldoende gesteund voelde door het kabinet. Nu ontstond er een conflict tussen Lubbers en de Tweede Kamerfractie van het CDA. De premier wilde een nieuwe procedure beginnen, terwijl de fractie de kandidatuur van Van der Linden bleef steunen. Uiteindelijk werd CDA-gedeputeerde en loco-gouverneur Emiel Mastenbroek uit Geleen aangesteld als ‘tussenpaus’ om de impasse te doorbreken. Hij liet weten in elk geval tot 1993 Commissaris der Koningin te willen blijven.

Verwante instellingen en publikaties

Het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA publiceerde in juni Armoede en participatie, geschreven door een commissie onder leiding van J. Weitenberg. Door dit rapport kwam de verhouding met de kerken onder druk te staan, want het bevatte de beschuldiging dat de kerken te weinig hadden gedaan aan de bestrijding van de armoede in Nederland. H. Noordegraaf, voorzitter van de kerkelijke werkgroep ‘de arme kant van Nederland’ reageerde woedend namens de kerken.

In november presenteerde het Wetenschappelijk Instituut Publieke gerechtigheid. Een christen-democratische visie op de rol van de overheid in de samenleving . De opzet van de schrijvers was het ontwerpen van een allesomvattende christen-democratische staatsleer die de traditionele katholieke en protestantse opvattingen over staat en maatschappij met elkaar moest verzoenen. In het rapport trok een - overigens verdeeld - advies over het invoeren van een correctief wetgevingsreferendum de aandacht. Tot nu toe hadden de christen-democraten iedere vorm van referendum namelijk van de hand gewezen. Een andere opvallende aanbeveling was het wettelijk mogelijk maken van een huwelijk tussen homoseksuelen.

Het CDJA stelde in oktober het politiek leiderschap van Lubbers ter discussie. In het partijblad CDActueel deden de CDJA-bestuurders Harry van Waveren en Richard van Zwol een felle aanval op de premier. Lubbers zou zich ‘geen leider van een coalitie’ hebben getoond en in de crisis rondom CDA-minister Gerrit Braks van Landbouw blijk hebben gegeven van een ‘onthutsende zelfoverschatting’ (zie voor de affaire-Braks: Jaarboek 1990 DNPP, 14-19). Ze meenden dat minister van Sociale Zaken Bert de Vries bet beter zou doen als politiek leider. Ook Brinkman, gedoodverfd opvolger van Lubbers, kreeg forse kritiek te verduren. Hij zou weinig idealen hebben en zich als fractieleider eerder een pragmatisch bestuurder tonen dan een ‘politiek dier’.

Vanaf 3 februari ging bet Scholingsinstituut van bet CDA Steenkampinstituut heten: naar Steenkamp, één van de grondleggers van bet CDA. Ook het Kader- en Vormingswerk en de CDA-Kaderschool werden bij dit instituut ondergebracht.

Personalia

Onno Ruding, van 1982 tot 1989 minister van Financiën in het eerste en tweede kabinet-Lubbers, werd in september voorzitter van de christelijke werkgeversorganisatie NCW. Hij volgde de CDA-er Koos Andriessen op die sinds november 1989 minister van Economische Zaken was. Daarvoor, in mei, was Ruding gepasseerd voor het voorzitterschap van de recent opgerichte Oost-Europabank. In oktober werd Ruding gekozen als voorzitter van de commissie Buitenland van het CDA. Hij volgde in deze functie Norbert Schmeltzer op.

Laatst gewijzigd:06 april 2023 16:24