Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Evenementen Promoties

On the frozen edge

Environmental and physiological constraints in the life history of a northerly-wintering shorebird
Promotie:Dhr. D.R. (Dan) Ruthrauff
Wanneer:01 oktober 2014
Aanvang:11:00
Promotor:prof. dr. T. (Theunis) Piersma
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Science and Engineering
On the frozen edge

Nonnetjes en vergrote maag en lever helpen strandloper door erbarmelijke winterse omstandigheden

Dan Ruthrauff ontdekte hoe de strandloper Calidris p. ptilocnemis erin slaagt zich te handhaven in zijn extreem koude overwinteringsgebied. Belangrijke factoren hierbij zijn dat hij de kunst verstaat zijn maag en lever te vergroten en het geluk heeft dat de pot er veel nonnetjes - zeer hoogwaardig voedsel - schaft.

De populatie Calidris p. ptilocnemis (hierna: ptilocnemis), een ondersoort van de Beringstrandlopers, telt ongeveer 20.000 individuen. Deze ondersoort overwintert in het noorden van Cook Inlet, Alaska (61°N, 151°W). Dit is voor zover bekend het meest noordelijk gelegen overwinteringsgebied voor steltlopers in de gehele Stille Oceaan en het is bovendien het koudste gebied dat regelmatig overwinterende wadvogels herbergt.

De extreme condities in het noorden van Cook Inlet zorgen voor hoge verblijfskosten en de jaarlijkse aangroei van zee- en landijs veroorzaken onvoorspelbare en moeilijke foerageeromstandigheden voor de strandlopers. Op een experimentele manier, door de strandlopers van Alaska naar Texel te brengen, heeft Ruthrauff de energiehuishouding en het foerageergedrag van ptilocnemis vergeleken met een andere ondersoort van de Beringstrandlopers C.p. tschuktschorum (hierna: tschuktschorum). Deze ondersoort heeft een meer zuidelijk gelegen overwinteringsgebied rond de Stille Oceaan, langs de noordwest kust van Noord Amerika, waar de omstandigheden aanzienlijk milder zijn.

De twee ondersoorten vertoonde vergelijkbare toenames in energieverbruik met temperatuurverlagingen, maar in vergelijking met tschuktschorum vertoonde ptilocnemis belangrijke verschillen in foerageer-ecofysiologie die voor een hogere energie-opname en doorstroom van de in de maag gekraakte schelpresten zorgde. Dit is waarschijnlijk het resultaat van fysiologische verschillen tussen de twee ondersoorten in verteringstelsel en niet van verschillen in foerageergedrag of de begaafdheid in het vinden van prooien. In het wild vergroot ptilocnemis de maag en lever om de stofwisseling sneller en efficiënter te laten verlopen. Tegelijkertijd worden vetreserves opgeslagen die gebruikt worden om perioden van kou en voedselschaarste te kunnen overbruggen. Daarbij maakt de aanwezigheid van buitengewoon hoogwaardig voedsel in de vorm van Nonnetjes, Macoma balthica, het de steltlopers mogelijk hun winter door te brengen in het hoge noorden van Alaska.

Samengevat zorgen de aanwezigheid van deze hoogwaardige voedselbron in combinatie met de bovengenoemde fysiologische- en gedragsaanpassingen er voor dat ptilocnemis ondanks de ogenschijnlijke erbarmelijke omstandigheden in staat is te overwinteren in het koude Alaska.

Dan Ruthrauff (VS, 1968) studeerde biologie in de VS en deed aan de RUG zijn promotieonderzoek bij de afdeling Dierecologie van het Centre for Ecological and Evolutionary Studies (CEES). Zijn promotor is Theunis Piersma, hoogleraar Trekvogelecologie, aan wie onlangs de Spinozapremie ten deel viel. Zijn onderzoek werd gefinancierd door het NIOZ. Inmiddels is hij als wildlife biologist werkzaam bij US Geological Survey / Alaska Science Center.