Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Evenementen Promoties

Postural control and reaching throughout infancy

In cerebral palsy and in typical development
Promotie:dr. A.G. Boxum
Wanneer:19 september 2018
Aanvang:16:15
Promotor:prof. dr. M. (Mijna) Hadders-Algra
Copromotors:dr. H.A. Reinders-Messelink, dr. S. (Sacha) la Bastide-van Gemert
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Medische Wetenschappen / UMCG
Postural control and reaching throughout infancy

Baby’s met een hoog risico op cerebrale parese ‘groeien’ in hun houdingsproblemen

In Nederland wordt bijna elke dag een baby geboren die later de diagnose cerebrale parese (CP) krijgt. CP wordt veroorzaakt door een hersenbeschadiging voor, rondom of kort na de geboorte. Door deze beschadiging hebben kinderen met CP meer moeite met bewegen. Om te weten welke vorm van fysiotherapie op jonge leeftijd het best is, bestudeerde Anke Boxum de ontwikkeling van de houdingsregulatieproblemen. Ze vergeleek daarvoor de spieractiviteit van baby’s met een hoog risico op CP met die van gezonde baby’s. Boxum concludeert onder andere dat baby’s met een hoog risico op cerebrale parese in hun houdingsproblemen ‘groeien’; de problemen worden pas zichtbaar als er meer gevraagd wordt van de balans zoals bij zitten en staan.

De diagnose Cerebrale Parese (CP) kan pas worden gesteld vanaf 18 maanden, omdat het brein voordien nog te sterk ontwikkelt. Bovendien vindt er in de babytijd een enorme ontwikkeling plaats: baby’s leren omrollen, hun hoofd te balanceren, zitten, kruipen, staan en lopen. Kinderen die later CP ontwikkelen, lopen vaak achter met het behalen van deze mijlpalen. Wetenschappers willen graag meer kennis vergaren over de onderliggende mechanismen van de houdingsregulatieproblemen zodat de kinderfysiotherapie hierop aangepast kan worden. Boxum en haar collega’s onderzochten de houdingsregulatie van gezonde baby’s en van baby’s met een hoog risico op CP. Deze tweede groep baby’s had een hersenbeschadiging opgelopen voor of rond de geboorte of liet neurologische stoornissen zien. Omdat zij nog geen 18 maanden oud waren, kon de diagnose CP nog niet gesteld worden.

Boxum en haar collega’s lieten de kinderen bijvoorbeeld zittend in een kinderstoel reiken naar speelgoed, een activiteit waardoor zij hun eigen balans verstoren. De houdingsregulatie werd daarbij gemeten met behulp van oppervlakte elektromyografie, op de huid geplakte elektroden die de spieractiviteit meten. Boxum concludeert dat de ontwikkeling van houdingsregulatie vooral gerelateerd is aan het ouder worden en minder aan het behalen van een nieuwe mijlpaal zoals leren zitten of lopen. Ook concludeert zij dat alle risico-kinderen die uiteindelijk de diagnose CP krijgen al vanaf jonge leeftijd meer problemen met reiken hebben dan risico-kinderen die geen CP ontwikkelen. Deze bevindingen wijzen op het belang van een individuele aanpak voor baby’s met verschillende soorten hersenbeschadiging en verschillende symptomen bij het behandelen van houdings- en bewegingsproblemen.

Anke Boxum (1991) studeerde geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij voerde haar promotieonderzoek uit binnen de afdeling Kindergeneeskunde en het Instituut voor Ontwikkelingsneurologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek viel binnen het LEARN2MOVE project. Boxum werkt nu als arts in de Isala Klinieken in Zwolle. De titel van haar proefschrift is: "Postural control and reaching throughout infancy: in cerebral paisy and in typical development".