Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Evenementen Promoties

De aansprakelijkheid voor ongeschikte medische hulpzaken

Een rechtsvergelijkende en rechtseconomische analyse van de aansprakelijkheid van de hulpverlener jegens de patiënt
Promotie:Mw. J.T. (Jantina) Hiemstra
Wanneer:04 oktober 2018
Aanvang:12:45
Promotors:prof. mr. dr. A.J. (Albert) Verheij, prof. dr. L.T. Visscher
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Rechtsgeleerdheid
De aansprakelijkheid voor ongeschikte medische hulpzaken

Risico bij ongeschikte medische hulpzaak in beginsel voor rekening van hulpverlener

Het risico dat voortvloeit uit het gebruik van een medische hulpzaak dient in beginsel voor rekening van de hulpverlener te komen. Dat stelt promovenda Jantina Hiemstra op basis van een analyse van de omstandigheden die relevant zijn bij de toepassing van artikel 6:77 BW, de rechtsvergelijking en de rechtseconomie. De tenzij-formule van artikel 6:77 BW betreft volgens Hiemstra een redelijkheidsexceptie en de redelijkheid zal niet snel gebieden dat het risico voor rekening van een patiënt moet komen in plaats van voor rekening van een professionele opdrachtnemer, zoals de hulpverlener.

Het gebruik van medische hulpmiddelen bij de behandeling van patiënten levert een onmiskenbare bijdrage aan de vooruitgang van de gezondheidszorg. Met dit gebruik kunnen echter ernstige risico’s gepaard gaan. Er zijn de laatste jaren veel zaken over de aansprakelijkheid van de hulpverlener voor het gebruik van ongeschikte medische hulpzaken. Dit hangt samen met een aantal wereldwijde schandalen met betrekking tot gebrekkige medische hulpmiddelen, zoals de frauduleus geproduceerde PIP-implantaten en de MoM-heupprothesen die metaaldeeltjes afscheiden in het lichaam van de patiënt.

Vanwege het hoge ontwikkelingstempo en de complexe aard van medische hulpmiddelen, kunnen risico’s door een hulpverlener niet altijd worden voorzien. De vraag is of de schade die door een ongeschikte medische hulpzaak wordt veroorzaakt desalniettemin voor zijn rekening dient te komen. Deze vraag wordt gerechtvaardigd door het bestaan van artikel 6:77 Burgerlijk Wetboek. Krachtens dit artikel behoort de schade die het gevolg is van het gebruik van een ongeschikte hulpzaak bij de uitvoering van een verbintenis in beginsel tot de risicosfeer van de schuldenaar, tenzij toerekening aan de schuldenaar onredelijk zou zijn. Hoewel dit artikel buiten de medische context op consequente wijze wordt toegepast en van onredelijkheid van toerekening zelden sprake is, bestaat sinds de introductie van het ontwerp van het huidige Burgerlijk Wetboek discussie in de literatuur en onenigheid in de rechtspraak over de vraag of toerekening van een tekortkoming ontstaan door het gebruik van een hulpzaak aan de hulpverlener onredelijk is. Dit leidt tot rechtsonzekerheid en onevenwichtigheid in de bescherming van patiënten die schade hebben geleden door een ongeschikte medische hulpzaak. Hiemstra concludeert met behulp van rechtsvergelijking met Duits, Frans en Engels recht en een rechtseconomische analyse dat het risico dat voortvloeit uit het gebruik van een ongeschikte medische hulpzaak in beginsel voor rekening van de hulpverlener dient te komen.