Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Evenementen Promoties

Reading promotion of fiction and nonfiction texts

Determinants of elementary school teachers’ reading promotion behavior and their students’ leisure time reading
Promotie:Mw. M.L. (Marlon) Ruwette
Wanneer:26 januari 2023
Aanvang:12:45
Promotor:prof. dr. C.M. (Kees) de Glopper
Copromotor:dr. E.J. van Schooten
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Letteren
Reading promotion of fiction and nonfiction texts

Leerkrachten ervaren problemen met leesbevordering

Leesbevordering is belangrijk, maar een deel van de leerkrachten in het primair onderwijs staat daar niet zo positief tegenover of vindt dat ze er te weinig mogelijkheden voor hebben. Dat blijkt uit promotieonderzoek van Marlon Ruwette. Leerkrachten vinden het bevorderen van non-fictie nuttiger, maar fictie vinden ze leuker, moreel noodzakelijker en makkelijker om te doen. Ruwette promoveert op 26 januari aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Nederlandse leerlingen hebben een niet erg positieve leeshouding en lezen weinig, zowel op school als thuis. Daarnaast blijkt dat nieuwe generaties een nog minder positieve houding hebben en nog minder lezen dan de generaties daarvoor en dat leerlingen steeds minder lezen naarmate ze ouder worden. Vanwege deze ‘ontlezing’ is het belangrijk om uit te zoeken hoe de kwaliteit en de kwantiteit van het lezen kunnen worden bevorderd. Marlon Ruwette heeft bij 194 docenten en 994 leerlingen uit groep 7 en 8 onder meer onderzocht in welke mate leerkrachten in het primair onderwijs leesbevorderende activiteiten uitvoeren en welke klas- en leerkrachtvariabelen hiermee samenhangen. Ook keek ze hoe leerkrachten onderscheid maken tussen het bevorderen van het lezen van fictie en non-fictie.

Te weinig tijd of kennis

Hoewel Nederlandse leerkrachten in groep 7 en 8 gemiddeld genomen best positief staan tegenover leesbevorderend handelen in de klas, blijkt er een deel te zijn dat er niet positief tegenover staat en het niet doet. Ruwette: ‘Zo’n vijf procent heeft geen positieve houding. En twintig procent zegt te weinig tijd of kennis te hebben om leerlingen passende teksten aan te raden of geeft aan dat ze niet voldoende materialen hebben.’ Daarnaast toont Ruwette aan dat de relatie tussen intentie en gedrag gering is: leerkrachten nemen zich vaker voor iets te doen dan dat ze het daadwerkelijk doen.

Liever fictie

Leerkrachten maken ook onderscheid tussen het bevorderen van fictie en non-fictie. ‘Ze vinden het bevorderen van non-fictie nuttiger, maar fictie vinden ze leuker, moreel noodzakelijker en makkelijker om te doen. Ze nemen zich ook vaker voor fictie te promoten dan non-fictie,’ aldus Ruwette. Ook leerlingen zien het lezen van fictie en non-fictie als verschillende dingen.

Advies

Afgaand op het gevonden verschil tussen het plezier in fictie en non-fictie adviseert Ruwette leerkrachten om aandacht te besteden aan fictieteksten én non-fictieteksten. ‘Het onderscheiden van dit soort leesmateriaal en het aandacht geven aan beide typen tekst kan een verschil maken voor het leesplezier van verschillende typen leerlingen.’ Ook voor de lerarenopleiding ligt er een taak vindt Ruwette. ‘Het overtuigen van leerkrachten van de morele imperatief om lezen te bevorderen lijkt het meest kansrijk. Ook lijkt het veelbelovend om manieren te vinden om het plezier van leerkrachten te vergroten om zelf leesbevordering in de klas uit te voeren.’