Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Evenementen Promoties

Historische landschapsecologie van Noordoost-Twente

Acht interdisciplinaire studies op het snijvlak van aardkunde, ecologie en cultuurhistorie (ca. 13.000 BP – heden)
Promotie:Dhr. H. (Harm) Smeenge
Wanneer:15 oktober 2020
Aanvang:14:30
Promotors:prof. dr. ir. M. (Theo) Spek, prof. dr. J.H.J. Schaminée
Copromotor:dr. A.J.M. Jansen
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Letteren
Historische landschapsecologie van Noordoost-Twente

Onderzoek ontstaansgeschiedenis Twents landschap biedt kansen voor  natuur-, water- en landbouwopgaven

Het is het derde droge jaar op rij, met alle gevolgen van dien. Op het ene moment leidt hevige neerslag tot wateroverlast en erosie, op het andere moment is er sprake van waterschaarste en sterven zelfs bossen af door droogtestress en verzuring van de bodem. Herstel begint bij het kunnen lezen van het landschap, aldus promovendus Harm Smeenge. Dit biedt een kans op een duurzame inrichting van het landelijk gebied. De resultaten van Smeenge’s onderzoek worden besproken op een symposium waar onder andere Watergraaf Kuks (Vechtstromen) en Gedeputeerde Ten Bolscher (Overijssel) aanwezig zullen zijn. Smeenge is op dinsdagmiddag 13 oktober in de gelegenheid om pers in het veld te woord te staan.

Smeenge heeft tijdens zijn onderzoek gewerkt aan een nieuwe methode om de ontwikkelingen van het landschap vanaf de ijstijd tot heden te reconstrueren. Hierbij stond de wisselwerking tussen aarde, de natuur en de mens centraal. Smeenge: ‘Het onderzoek geeft inzichten in de keerpunten die in de afgelopen 15.000 jaar hebben plaatsgevonden. Een beter begrip van de achtergronden van de hedendaagse problemen zorgt ook voor een beter landschapsbeheer. Dat dit werkt blijkt uit de praktijktoepassing in diverse natuurgebieden in Gelderland, Overijssel en Drenthe die parallel aan het promotieonderzoek bij de Bosgroepen heeft plaatsgevonden.’

Deze nieuwe historisch-landschapsecologische aanpak is een goede methode om zowel de huidige als historische ecosystemen te kunnen doorgronden. En dat is nodig, denkt Smeenge: ‘Uitleg over de vorming en ontwikkeling van het landschap aan beleidsmakers, terreinbeheerders en bewoners leidt tot draagvlak voor het uitvoeren van inrichtings- en beheermaatregelen op historisch-landschapsecologische grondslag. Zo levert dit proefschrift een belangrijke bijdrage aan gebiedseigen oplossingen voor relevante hedendaagse problemen, zoals verlies aan biodiversiteit en landschappelijke identiteit, klimaatverandering, waterveiligheid, energietransitie en verduurzaming van de landbouw. Actuele  problemen worden te vaak bestreden met kortetermijnoplossingen binnen strakke doelkaders of kadastrale grenzen.’

Water vormt de sleutel om verzuring van de bodem te verminderen, biodiversiteit te verhogen en economische schade door klimaatsverandering te beperken, volgens Smeenge. Als voorbeeld in zijn  onderzoek blijkt de wijde omgeving van de Dinkel een ‘ijstijdrivierenlandschap’ te zijn. Dat is nog steeds zichtbaar in de vorm van oude geulen en laagten. Hierin ontstonden in de late prehistorie venen, later heidevelden en recent landbouwgronden. Deze relicten liggen ver buiten de hoofdloop van de huidige Dinkel, maar laten duidelijk zien hoe het complete watersysteem (de hoofdwaterloop met al zijn vertakkingen) functioneerde en later steeds verder werd ingeperkt. Kennis van het hele systeem biedt kansen voor het vasthouden van water, de opvang van neerslagpieken, koolstofvastlegging en het vergroten van de watervoorraad in de zomer. Dit zijn tevens kansen om de bedrijfsvoering in de landbouw te verduurzamen.

Smeenge, werkzaam bij de Bosgroepen, verrichtte zijn onderzoek bij het Kenniscentrum Landschap (KCL) van de Rijksuniversiteit Groningen. Diverse maatschappelijke partijen hebben dit promotieonderzoek medegefinancierd.