Studies on Dutch housing corporations
Promotie: | Dhr. J. Veenstra |
Wanneer: | 15 september 2016 |
Aanvang: | 11:00 |
Promotors: | prof. dr. M.A. (Maarten) Allers, prof. dr. H. de Groot |
Waar: | Academiegebouw RUG |
Faculteit: | Economie en Bedrijfskunde |

Woningcorporaties kunnen gemiddeld ca. 30 procent besparen op bedrijfslasten
Een derde van alle woningen in Nederland is eigendom van woningcorporaties. Dat zijn particuliere instellingen die een publieke taak (namelijk: sociale huisvesting) uitvoeren. In de laatste jaren is een aantal corporaties in grote opspraak geraakt als gevolg van incidenten, zoals fraude en risicovolle projecten, waardoor hun positie onder druk is komen te staan. Het proefschrift van Jacob Veenstra gaat over drie thema’s die belangrijk zijn voor corporaties: doelmatigheid, onderlinge solidariteit en huurbeleid.
Omdat corporaties zich geen winst kunnen toe-eigenen, ontbreekt een prikkel om doelmatig te opereren. Daar komt bij dat de banden tussen overheid en corporaties door de jaren heen zijn verzwakt en dat er weinig onderlinge concurrentie is. Veenstra concludeert dat corporaties vanwege die onvolkomenheden gemiddeld zo’n 30 procent kunnen besparen op hun bedrijfslasten. Ook toont hij aan dat corporaties door de fusiegolf van de laatste jaren groter zijn geworden dan wenselijk is.
Corporaties ontvangen geen overheidssubsidies meer, maar kunnen wel geld lenen onder borging van een garantiestelsel. Hoewel dat stelsel tot moreel wangedrag kan leiden, concludeert Veenstra dat het garantiestelsel nog steeds functioneert. Vanwege het stelsel besparen corporaties jaarlijks zo’n 0,7 tot 1 miljard euro op hun rentekosten. Die besparing is veel groter dan de saneringssteun van 68 miljoen euro per jaar die de overheid tussen 1990 en 2012 betaalde om corporaties te redden.
De huur(verhoging) van sociale huurwoningen is wettelijk begrensd tot landelijke maxima. Een hogere huurstijging is alleen mogelijk bij verhuizing van de huurder of woningverbetering. Veenstra concludeert in zijn proefschrift dat wanneer de kwaliteit van het bezit stijgt, de huur/kwaliteit-verhouding juist daalt. Woningverbetering wordt door corporaties dus niet gebruikt om extra opbrengsten te genereren. Ten slotte stelt Veenstra vast dat de huurverhoging van een corporatie deels afhangt van de huurverhoging van naburige corporaties.
Jacob Veenstra verrichtte zijn onderzoek bij de afdeling Economics, Econometrics & Finance van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde. Het onderzoek werd gefinancierd door COELO, het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden aan de RUG, waar Veenstra tegenwoordig werkzaam is als onderzoeker.