Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek Groningen Institute of Archaeology Research GIA Laboratories and collections Laboratory for Conservation & Material Studies

Inleiding in de Archeometrie

 

Inhoud van de reader (circa 250 pagina's):

  • Studiehandleiding
  • Inleiding A.J. Nijboer 
  • Periodiek systeem der elementen
  • Elektromagnetisch spectrum 
  • Overzicht van analytische technieken
  • Tabel van materialen in relatie tot onderzoeksmethoden 
  • Atomen en hun opbouw
  • Voorbeeld argumentatie in een 'publieksvriendelijk' essay  

Beschrijving van de inhoud van de reader

  • Inaugurale rede van professor M.S. Tite, Archaeological Science - Past Achievements and Future Prospects, Archaeometry 33,2, 1991, 139-151, 12 p.

1. methoden en technieken:

  • Archeometrie in Nederland: Een Overzicht en de Mogelijkheden, interne publicatie Stichting Archeologisch Onderzoek, 's-Gravenhage 1988, 43 p.
  • J. Riederer, Archäologie und Chemie, Rathgen-Forschungslabor SMPK, Berlin, 1987; Inleiding, Historische Terugblik, Het Doel van Chemische Analysen van Archeologische Voorwerpen en de Technieken van de Materiaalanalysen van Archeologische Voorwerpen (p.11-73), 62 p.
  • P.A. Parkes, Current Scientific Techniques in Archaeology, St.Martins Press, 1986, Hoofdstuk 9, Techniques for locating Areas of Archaeological Interest and Archaeological Features, 32 p.
  • Toepassing prospectie-methoden: R. White, Building an urban image, in Archeologia e Calcatori 7, all'Insegna del Giglio, 1996, 137-147; 10 p.

2. specifieke materiaalgroepen waarbij verschillende facetten van archeometrisch onderzoek worden belicht:

Aardewerk

R.E. Jones, Greek Potters' clays: Questions of selection, availability and adaptation, in Brijder, H.A.G. (ed.), Ancient Greek and related Pottery, Allard Pierson Series, Amsterdam, 1984 (p. 21-30), 10 p.
M.A. Courty and V. Roux, Identification of Wheel-fashioning Methods: Technological Analysis of 4th-3rd Millenium BC Oriental Ceramics, in Journal of Archaeological Science 25.8, 1998, 747-763; 16 p.

Steen

K. Germann, G. Holzmann, F.J. Winkler, Determination of Marble Provenance: Limits of Isotopic Analysis, in Archaeometry 22,1, 1980, 99-106, 7p.
M. Fornasari, L. Lazzarini, P. Pensabene, M. Preite Martinez en B. Turi, 'Lapis Niger' and other black limestones used in antiquity, in Y. Maniatis, N. Herz and Y. Basiakos (eds.), The Study of Marble and other Stones used in Antiquity, Archetype publications Ltd., London, 1995, 235-240; 6 p.

Metalen

B. Rothenberg, Excavations at Timna Site 39 a Chalcolithic Copper Smelting Site and Furnace and its Metallurgy, in Archaeo-Metallurgy IAMS Monograph No.1, London, 1978 (p.1-15), 15 p.
H.G. Bachmann, Appendix 2, The Phase Composition of Slags from Timna Site 39, in Archaeo-Metallurgy IAMS Monograph No.1, London, 1978 (p. 21-23), 3 p.
A.J. Nijboer and J.E. van Reekum, Scientific analysis of the gold disc-on-bow brooch, in J.C. Besteman, J.M. Bos, D.A. Gerrets, H.A. Heidinga & J. de Koning, The excavations at Wijnaldum, reports on Frisia in Roman and Medieval times, A.A. Balkema, Rotterdam/Brookfield, 1999, 203-215; 12 p.

Organisch Materiaal

H. Kars en J.J. Boon, Amber Research in the Netherlands, in C.W. Beck en J. Bouzek (eds.), Amber in Archaeology, Proceedings of the second International Conference on Amber in Archaeology, Liblice, 1990, Praha, 1993, 76-87; 11p.

Het introductiecollege archeometrie zal niet alle hierboven genoemde velden bestrijken omdat:

  • de dateringsmethoden door drs. J.N. Lanting worden geïntroduceerd,
  • statistiek wordt ingeleid door Dr. D. Stapert,
  • paleobotanie en archeozoölogie worden verzorgd door respectievelijk Prof. dr. S. Bottema en Dr. W. Prummel en 
  • de conserveringsmethoden in een later stadium van jullie studie aan bod komen, tijdens de cursus conservatie en materiaalkennis.

De inhoud van de reader is dan ook nauw verbonden aan de velden b en c, het natuurwetenschappelijk onderzoek naar voorwerpen en materialen en de prospectiemethoden.

De volgorde van de teksten in deze reader is vastgesteld aan de hand van de volgorde van de thema's tijdens de hoorcolleges. Het wordt daarom aanbevolen om deze volgorde te handhaven bij de bestudering van de reader.

De eerste bijdrage is de inaugurele rede van professor Tite bij het aanvaarden van zijn ambt als hoogleraar Archeometrie. In zijn oratie geeft professor Tite een overzicht van het vakgebied alsook een toekomstperspectief. Hierdoor is deze tekst geschikt om mee te starten.

De volgende twee bijdragen zijn specifiek gericht op de methoden en technieken van de archeometrie. De teksten bevatten korte omschrijvingen van een bepaalde methode of techniek waardoor ze feitelijk zijn. Het is noodzakelijk om een overzicht te hebben van de methoden en technieken voordat men overgaat op toepassingen. Indien in de reader natuurwetenschappelijke technieken worden besproken die niet geheel duidelijk zijn dan kan men naast `Archeometrie in Nederland' en de bijdrage van Riederer, de volgende boeken raadplegen:

  • Elsevier's Dictionary of Archaeological Materials and Archaeometry, van Z. Goffer, 1996, bevindt zich in de bibliotheek van Archeologie.
  • A Dictionary of Terms and Techniques in Archaeology, van S. Champion (Oxford, 1980), bevindt zich in de Universiteitsbibliotheek.

Het is van belang te beseffen dat het voor dit inleidende college relevanter is de toepassingsmogelijkheden en de beperkingen van de afzonderlijke methoden en technieken te begrijpen dan de natuurwetenschappelijke uitwerking. Voor de natuurwetenschappelijke uitwerking is de archeoloog in Nederland in vele gevallen afhankelijk van specifieke laboratoria zoals uit de bijdrage `Archeometrie in Nederland' duidelijk naar voren komt.

De vierde tekst in de reader is van Parkes en is gericht op prospectiemethoden, die afzonderlijk als methode met de daarbij horende technieken en toepassingen tijdens de hoorcolleges wordt gepresenteerd.

De artikelen die hierop volgen zijn toepassingen van de besproken methoden en technieken. Deze artikelen zijn onderverdeeld in bepaalde materiaalgroepen zoals aardewerk, steen en metalen waarbij verschillende interpretaties naast elkaar worden geplaatst.

De bijdragen uit de reader zullen tijdens de hoorcolleges worden besproken. Een aantal bijdragen in de reader zijn hoofdstukken uit handboeken en ik raad u aan deze boeken inderdaad eens ter hand te nemen. Vooral het boek van Parkes dient u in de loop van uw studie nader te bestuderen.

Het inleidende college Archeometrie wordt beoordeeld aan de hand van een essay. Het essay omvat circa 1500 woorden en heeft als onderwerp een door u bedachte en beargumenteerde stelling omtrent het thema: `Het toepassen van archeometrische methoden en technieken in de archeologie'.

Bij het schrijven van het essay dient men als volgt te werk te gaan. Na het lezen van de bijdragen uit de reader bepaalt de student een standpunt betreffende `het toepassen van archeometrische methoden en technieken in de archeologie'. Dit standpunt wordt geformuleerd in een stelling die wordt beargumenteerd met gegevens uit de reader. Het schrijven van een essay is een oefening in argumenteren. De afzonderlijke argumenten die de stelling onderbouwen dienen te worden gerangschikt en op elkaar te worden afgestemd. Hierbij worden detail-gegevens uit de reader gebruikt om de argumenten te onderbouwen. Indien u bepaalde detail-gegevens uit de literatuur in uw essay verwerkt dan verwacht ik een literatuurverwijzing (Harvard systeem: auteur, jaar van publicatie, paginanummer).

De beoordeling is mede gebaseerd op het aantal artikelen dat u verwerkt in uw essay: des te meer gegevens uit de reader u weet te betrekken bij uw argumentatie des te meer de kans toeneemt op een goed cijfer.

De beide uitspraken over het 'nut' van het vak archeometrie die aan het begin van deze inleiding werden genoemd, zijn te verklaren door het multidisciplinaire karakter van het vakgebied. Archeologie is bij uitstek een interdisciplinair vak, denk maar aan de toepassingen van de etnografie of biologie binnen de archeologie. Echter, binnen de archeometrie treffen twee wetenschapstradities elkaar die als uitersten kunnen worden beschouwd, namelijk de traditie van de Letteren (Arts) naast die van de Natuurwetenschappen (Sciences). Dit geldt met name voor de mediterrane archeologie. De tegengestelde invalshoeken van Letteren en Natuurwetenschappen vormen zowel de aantrekkingskracht als het probleem van de archeometrie. De aantrekkingskracht is onder andere dat er met onafhankelijke methoden en technieken hypothesen kunnen worden getoetst. Dit is vooral duidelijk bij de dateringsmethoden waarbij de aardewerktypologieën met daaraan gekoppeld de relatieve chronologieën, kunnen worden getoetst aan de hand van de archeometrische technieken zoals C-14 analyse en dendrochronologie die wederom kunnen leiden tot een absolute chronologie. Het onafhankelijk toetsen van archeologische hypothesen met behulp van archeometrie blijft echter niet beperkt tot dateringsmethoden. Zo kunnen hypothesen worden onderbouwd met gegevens uit chemische analyses. Het is eveneens mogelijk dat de oorspronkelijke veronderstellingen moeten worden bijgesteld naar aanleiding van een serie chemische analyses.

De moeilijkheid van de archeometrie heeft zowel betrekking op het multidisciplinaire karakter van het vakgebied alsook op de financiering. De twee betrokken wetenschapstradities, de archeologische en de natuurwetenschappelijke traditie, sluiten communicatie niet uit maar gezien de uiteenlopende gewenste resultaten (reconstructie van het menselijk bestaan in het verleden tegenover harde gegevens) is het vaak moeilijk om zinvol gegevens uit te wisselen en te integreren. Het is dan ook om die reden dat Tite schrijft dat het van essentieel belang is voor de toekomst om te komen tot een verbeterde liaison tussen archeologen en natuurwetenschappers. Dit is echter al sinds het ontstaan van het vakgebied bepleit en het lijkt soms dat beide disciplines alsmaar meer uiteen groeien, zelfs in die mate dat sommige archeologen tot uitspraken komen als: `archaeologists cannot be bothered with archaeometry'. De tendens tot specialisatie en het ontstaan van sub-disciplines binnen de archeologie maar vooral binnen de natuurwetenschappen werkt dit in de hand. De verwachting is echter dat een inleiding archeometrie tijdens de studie archeologie zal leiden tot een betere communicatie tussen beide wetenschapstradities.

Een ander aspect is de financiering. Natuurwetenschappers stellen vaak dat tijdens het begroten van een archeologisch onderzoek rekening moet worden gehouden met het archeometrisch onderzoek. Het archeometrisch onderzoek zou dus ingebed moeten worden in de archeologische begroting. Zoals echter uit de reader duidelijk zal worden is archeometrisch onderzoek kostbaar en in tijden van krimpende budgetten zal het moeilijker worden om dit onderzoek te financieren uit archeologische fondsen. Daarnaast staat de archeometrie als wetenschapsdiscipline in de kinderschoenen. Hierdoor is veel fundamenteel onderzoek vereist voor de verdere ontwikkeling van het vakgebied. Dit onderzoek kan mijns inziens niet worden bekostigd door de archeologie. Ik zou ervoor willen pleiten dat er een Nationaal Archeometrie Laboratorium wordt opgericht dat met additionele middelen wordt gefinancierd, qua beheer onafhankelijk van de archeologische instellingen. Dit zou de ontwikkeling van de archeometrie in Nederland enorm ten goede komen.

Laatst gewijzigd:23 juli 2018 13:29