Verkiezingsdeelname van partijen
Aan de Tweede Kamerverkiezingen op 29 oktober 2025 doen 27 partijen mee, zo heeft de Kiesraad op 19 september bekendgemaakt. Dat is één partij meer dan bij de Kamerverkiezingen van 2023.
Na een relatieve terugval van het aantal deelnemende partijen aan het begin van de 21e eeuw, is er sinds de verkiezingen van 2017 een duidelijke toename zichtbaar.
De verkiezingen van maart 2021 resulteerden in een nieuw naoorlogs record: er deden dat jaar maar liefst 37 partijen mee, met alle gevolgen van dien voor het stembiljet. Tot dan stond het naoorlogs record op 28 partijen. Dat was het geval bij de verkiezingen van 2017, 1981 en 1971. Ook toen was het stembiljet al erg groot.

Vanaf 1946 tot en met 1959 stonden er tussen de 10 en 13 partijen op het stembiljet. Daarna nam het aantal deelnemende partijen fors toe. Aan de ene kant kwam dat door de uitbreiding van de Tweede Kamer in november 1956 van 100 naar 150 zetels, waardoor de kiesdeler (het totaal aantal geldig uitgebrachte stemmen gedeeld door het aantal beschikbare zetels) daalde van 1% naar 0,67%. Hierdoor werd voor nieuwe partijen de kans groter om in de Tweede Kamer te komen. Daarnaast speelde de in de jaren zestig toegenomen electorale volatiliteit een rol. Met de ontzuiling werden kiezers minder trouw aan hun partij, wat mogelijkheden bood voor nieuwkomers.
Bij de meeste Tweede Kamerverkiezingen vanaf 1967 deden tussen de 20 en 28 partijen mee, gemiddeld ruim 23. De kansen om in de Kamer te komen namen wel af: verwierf in de periode 1946-1959 ongeveer twee derde van de deelnemende partijen één of meer Kamerzetels, daarna daalde dat percentage tot doorgaans wat minder dan de helft (en in de verkiezingsjaren 1981 en 1986 zelfs tot een derde). Vanzelfsprekend hebben de gevestigde partijen een veel grotere kans op Kamerzetels dan de nieuwkomers.
Het aantal nieuwe partijen lag voor de Tweede Wereldoorlog een paar keer nog hoger. Aan de Tweede Kamerverkiezingen van 1933 deden maar liefst 54 partijen mee, waarvan er 14 in de Kamer kwamen (waaronder zes ‘eenlingen’). Om dit hoge aantal in de toekomst in te dammen, werd er een waarborgsom ingevoerd die een partij voor elke kieskring waar zij een kandidatenlijst indiende moest betalen. Als zij minstens 75% van de kiesdeler had behaald, kreeg zij de waarborgsom terug. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1937 werd duidelijk dat deze drempel effectief was, met ‘slechts’ 20 partijen op het stembiljet. Het systeem met de waarborgsommen bestaat voor nieuwe partijen nog steeds. Daarnaast moeten zij per kieskring dertig ondersteuningsverklaringen inleveren.
Laatst gewijzigd: | 30 september 2025 16:15 |