Skip to ContentSkip to Navigation
Rijksuniversiteit Groningenfounded in 1614  -  top 100 university
Over ons Faculteit Rechtsgeleerdheid Actueel Agenda Congressen, symposia, lezingen Archief Symposium Rechtspersoon en insolventie

Programma

12.00
Ontvangst met lunch
13.00
Opening door dagvoorzitter
13.10
Curator als aandeelhouder

De curator staat buiten de rechtspersoon, maar als zich aandelen in de boedel bevinden, zal hij toch een positie innemen in de rechtspersonenrechtelijke orde. Voor de curator vertegenwoordigen de aandelen een vermogensbelang in de boedel van de gefailleerde rechtspersoon. Dat is ook bepalend voor de bevoegdheden die hij mag uitoefenen (en welke bevoegdheden bij het bestuur van de gefailleerde rechtspersoon blijven). Waar ligt de grens precies? Mag de curator zich rücksichtslos richten op het belang van zijn boedel of moet hij zich iets gelegen laten liggen aan het belang van de dochtervennootschap en de andere betrokkenen? Hoe werkt het als de curator ook als zodanig fungeert in het faillissement van de dochter?

mr. Tom Hutten

mr. Michele Reumers

13.45
Discussie met zaal
13.55
De taakstelling van de bestuurder – in het bijzonder de CRO – op en over de rand van insolventie (‘insolvency governance’)

Het bestuur dient zich te richten naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming rekening houdend met de belangen van de stakeholders. Verandert dat als de vennootschap insolvent is of dreigt te worden? Het risicoprofiel voor de stakeholders is anders dan buiten insolventie. Wat betekent dat voor wat het bestuur ‘op de werkvloer’ moet doen? Het bestuur draagt de verantwoordelijkheid voor de continuïteit van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming, maar wat als er licht zit tussen het belang van de vennootschap en de onderneming? Heeft de CRO een bijzondere rol of verantwoordelijkheid? En wat als het faillissement eenmaal is uitgesproken? De curator heeft dan de specifieke taak om voor de belangen van de schuldeisers te waken en is met vergaande bevoegdheden uitgerust. Wat blijft er over van de rol van de bestuurders en de afweging die zij moeten maken? Zijn zij dan ‘tegenspeler’ van de curator voor (alle?) andere belangen dan die van de schuldeisers?

mr. Ferdinand Hengst

mr. Robbert Jan van der Weijden

14.30
Discussie met zaal
14.45
Pauze
15.15
Belangen en bevoegdheden van aandeelhouders tijdens (pre-)insolventie

In de Faillissementswet is weinig geregeld omtrent de bevoegdheden van aandeelhouders in geval van (pre-)insolventie. Zowel in geval van surseance als in geval van faillietverklaring van een vennootschap behoudt de algemene vergadering (AV) in beginsel haar vennootschapsrechtelijke bevoegdheden. Dit uitgangspunt kan een knelpunt opleveren in het geval dat medewerking van de AV nodig is voor een akkoord waarvan een debt for equity swap deel uitmaakt. Dit wordt onderkend in art. 370 lid 5 Fw, dat ter facilitering van een herstructurering onder de WHOA bepaalde bevoegdheden van de AV kalt stellt, waaronder de emissiebevoegdheid. Art. 370 lid 5 Fw laat echter de bevoegdheid van de AV tot benoeming en ontslag van bestuurders en commissarissen onverlet. Wat geldt als de AV deze bevoegdheid inzet om invloed uit te oefenen op de inhoud van het herstructureringsplan? Hoe moet meer in het algemeen worden omgegaan met belangen en bevoegdheden van aandeelhouders in situaties waarin wordt gewerkt aan een akkoord of herstructureringsplan? Geldt hier het mantra dat wie out of the money is geen rechtens te respecteren belang meer heeft bij uitoefening van vennootschapsrechtelijke bevoegdheden? Of ligt het genuanceerder? En staat de absolute priority rule toe dat de aandeelhouder zijn aandelen houdt als een schuldeisersklasse niet volledig wordt voldaan; en zo ja onder welke voorwaarden (gifting, new value, indispensable management).
mr. Marjon Lok

mr. Géza Orbán
15.55
Discussie met zaal
16.05
Feitelijke vereffening buiten WHOA en faillissement (‘turboliquidaties’)

Binnen het thema 'rechtspersoon en insolventie' ontstaat ook bij het fenomeen 'feitelijke vereffening' een spanningsveld tussen de rechten en belangen van de stakeholders enerzijds en de rechtspersonenrechtelijke orde anderzijds. Buiten de formele vereffeningsroutes die de wet biedt, bestaat de mogelijkheid om de rechtspersoon via de weg van art. 2:19a lid 4 BW te ontbinden indien deze geen baten heeft, terwijl er nog wel schulden zijn (de zogeheten 'turboliquidaties'). Voorafgaand aan deze ontbinding kan een feitelijke vereffening plaatsvinden, die niet aan formele regels is onderworpen. Er wordt gesteld dat het faillissement zijn schaduw vooruit werpt: wat betekent dat voor de fase waarin het bestuur het vermogen feitelijk vereffent terwijl niet alle schulden (kunnen) worden voldaan (en er dus sprake is van insolventie)? Is het bestuur verplicht hierbij de wettelijke rangorde aan te houden en wat zijn de gevolgen als het dat niet doet? Hoe ver strekt de beoordelingsvrijheid van het bestuur hierin mede in het licht van zijn (rechtspersonenrechtelijke) verplichting om het vennootschappelijk belang te dienen?
prof. mr. Loes Lennarts

mr. Erik de Kloe
16.40
Discusie met zaal
17.00
Afsluiting met borrel

Na afloop van het symposium bent u van harte welkom om na en door te praten bij de borrel.

Laatst gewijzigd:04 september 2025 12:16