Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Nieuws Nieuwsberichten

Metingen kindergeneeskunde niet altijd nodig

13 juni 2014

Vijf veelgebruikte metingen of procedures binnen de kindergeneeskunde, zijn onvoldoende precies of onvoldoende nuttig voor de klinische praktijk. Het veelgebruikte adagium ‘meten is weten’, klopt dus lang niet altijd. Dit blijkt uit onderzoek van UMCG-promovendus Jolita Bekhof, die als kinderarts in het Amalia kindercentrum van Isala te Zwolle werkt. Aanvullend onderzoek leidt niet tot minder ongerustheid of klachten bij de patiënt, dan wanneer deze niet worden verricht. Juist in de kindergeneeskunde is het daarom belangrijk kritisch te kijken naar aanvullende metingen of testen, omdat in de westerse wereld de meeste kinderen gezond zijn. Bekhof promoveert op 18 juni aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Dokters doen om meerdere redenen graag metingen: het kan de onzekerheid over een diagnose verminderen en het kan de patiënt -of de dokter zelf- verder geruststellen. Daarnaast zijn dokters opgeleid met het uitgangspunt ‘meten is weten’ en hebben ze mede daardoor een onvoorwaardelijk vertrouwen in getallen. Iedere meting kan echter schadelijk zijn voor patiënten, zeker als het een invasieve meting betreft. Daarnaast zijn aan elke meting kosten verbonden en kunnen er vals-positieve uitslagen voorkomen. Als er vooraf niet veel kans op ziekte is, is uit eerder onderzoek al bekend dat aanvullend onderzoek niet leidt tot minder ongerustheid of klachten bij de patiënt.

In haar proefschrift ging Bekhof de betrouwbaarheid en het nut na van vijf veelgebruikte metingen of procedures binnen de kindergeneeskunde: het meten van glucose in de urine uit luiers van pasgeborenen met behulp van teststrips, de diagnostische waarde van klinische symptomen (inclusief glucosurie) bij het opsporen van ernstige infecties bij prematuren, de vochtbalans bij zieke pasgeborenen, de beoordeling van de mate van benauwdheid bij kinderen en het gebruik van virale testen bij bronchiolitis.

Uit haar onderzoek blijkt dat alleen de meting van glucose met behulp van teststrips betrouwbaar is; de overige metingen of procedures waren onvoldoende precies of bleken onvoldoende nuttig te zijn in de klinische praktijk. Bekhof komt dan ook tot de conclusie dat het adagium ‘meten is weten’ lang niet altijd klopt. Bekhof: ‘Eigenlijk klopt dit uitgangspunt alleen onder de voorwaarde dat je weet wat, hoe, wie en waarom je meet’. Daarnaast blijkt uit haar onderzoek dat het nuttig kan zijn om veel gebruikte, routinematige metingen onder de loep te nemen. Volgens Bekhof geldt dit zeker in de kindergeneeskunde: ‘Juist in de kindergeneeskunde is het belangrijk om kritisch te kijken naar aanvullende metingen of testen, omdat in de westerse wereld de meeste kinderen gezond zijn.’

In de Zwolse klinische praktijk is het principe van evidence-based practice. Juist dit principe creëert een zelfkritische en nieuwsgierige houding, die de basis van het proefschrift van Bekhof legde: ‘Als we in de praktijk op een vraag in de beschikbare literatuur geen bevredigend antwoord kunnen vinden, stellen we vaak een onderzoeksvraag. We kijken dan of we deze vraag met een studie in onze eigen praktijk kunnen oplossen. De onderwerpen die in mijn proefschrift aan bod komen, zijn allemaal voortgekomen uit deze besprekingen en de daaruit voortvloeiende studies.’

Curriculum Vitae

Drs J. Bekhof (Leeuwarden, 1971) studeerde geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen en volgde de opleiding tot kinderarts in het UMCG. Zij verrichtte haar onderzoek in het Amalia kindercentrum van Isala te Zwolle. De titel van haar proefschrift is: ‘Demystification of commonly used measurements in paediatrics’. Na haar promotie blijft zij als kinderarts verbonden aan Isala.

Laatst gewijzigd:13 maart 2020 01:20
View this page in: English

Meer nieuws