Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Nieuws Nieuwsberichten

Prof. dr. Herman Paul: Secularisatieverhalen niet vrijblijvend

27 september 2013
Paul

„Is het theologisch gesproken eigenlijk wel verantwoord om secularisatieverhalen te vertellen? Raken kerken die over secularisatie spreken niet zelden bevangen door een fatalistische toekomstverwachting („het zal wel niets meer worden met de kerk”)? Hoe laat zulk fatalisme zich ooit rijmen met christelijke orthodoxie?”

Secularisatie is een verhaal met consequenties, een verhaal dat impact heeft op bijvoorbeeld de kerk. Secularisatieverhalen zijn daarom niet vrijblijvend, stelt prof. dr. Herman Paul.

Wat is secularisatie? In mijn omgeving kom ik grofweg twee antwoorden tegen. Eén antwoord luidt dat secularisatie een sluipend historisch proces is waardoor mensen sinds ongeveer de 19e eeuw in steeds grotere aantallen hun geloof verliezen en de kerk vaarwel zeggen. Dit is een geluid dat ik vooral in de kerk hoor, van predikanten en pastoors, die daar onmiddellijk de vraag aan vastknopen: hoe kunnen we dit proces een halt toeroepen?

Een ander antwoord hoor ik aan de universiteit, onder wetenschappers. Secularisatie, zeggen deze academici, is een theorie over het afnemende belang van religie in moderne samenlevingen. Het is een omstreden theorie, waarop veel kritiek gekomen is – zo veel zelfs dat wetenschappers inmiddels op zoek zijn naar betere theorieën.

Verhaal

Secularisatie wordt dus opgevat als proces en als theorie. Hoewel deze benaderingen beide hun nut hebben, plaats ik er graag een derde naast. Ik zie secularisatie in de eerste plaats als een verhaal: als een verhaal dat mensen construeren als ze proberen te begrijpen wat er met geloof en kerk in de 19e, 20e en 21e eeuw gebeurt.

Neem bijvoorbeeld Ted Wickham, een energieke anglicaanse priester uit de jaren vijftig van de twintigste eeuw. Hij werkte in de Sheffield Industrial Mission, een missionair experiment in de Noord-Engelse staalindustrie. Zijn stelling luidde dat de kerk de arbeiders van zich had vervreemd. De Britse arbeidersklasse was geseculariseerd, schreef hij in een beroemd boek uit 1957, omdat de kerk niet effectief had ingespeeld op de noden van de arbeiders, omdat ze hun taal nooit had willen spreken en omdat ze haar traditionele parochiestructuren nooit had willen aanpassen aan de moderne, industriële wereld.

Ted Wickham biedt in zijn boek ”Church and People in an Indus­trial City” een prachtig voorbeeld van wat ik een secularisatie­verhaal noem: een diagnose van wat er de afgelopen eeuwen mis is gegaan, die verklaart waarom mensen de kerk verlaten. Wickham vertelt een historisch verhaal, dat als doel heeft de oorzaken bloot te leggen van huidige malaise én een remedie te bieden voor de toekomst. Immers, als de kerk eenmaal weet wat er fout is gegaan, kan ze haar prediking, haar catechese, haar missionaire werk daarop afstemmen – wat Wickham in Sheffield dan ook ijverig probeerde.

Deze directe link tussen diagnose en, laten we zeggen, beleids­aanbevelingen is karakteristiek voor het genre van secularisatieverhalen, met name in de kerk. Als wetenschappers over secularisatie spreken, dan hebben ze het over een theorie die de ontwikkeling van religie zou moeten verklaren. Voor hen is secularisatie een verklaringsmodel. Maar als predikanten en missionarissen zoals Wickham over secularisatie spreken, dan is het hun niet louter om verklaring te doen. Ze willen de werkelijkheid snappen, teneinde haar te veranderen. Ze willen secularisatie doorgronden, teneinde daarop in te spelen met hun missionaire activiteiten.

Dit betekent dat secularisatieverhalen niet vrijblijvend zijn. Secularisatie is, om zo te zeggen, een verhaal met een staart. Dat wil zeggen: een verhaal met consequenties, een verhaal dat impact heeft op, bijvoorbeeld, de kerk.

Mijn stelling luidt dat deze impact niet beperkt is tot concrete adviezen van het type ”probeer de taal van arbeiders te spreken”. Secularisatieverhalen oefenen ook achter de schermen, op heel subtiele manieren, macht uit over hun lezers. Ze stellen bijvoorbeeld dat secularisatie een langetermijnproces is, dat met modernisering en industrialisatie heeft te maken. Ze gaan ervan uit dat secularisatie primair kan worden afgemeten aan het aantal kerkgangers op zondagochtend. Of ze nemen aan dat secularisatie geheel ‘binnenwereldlijk’, dus zonder verwijzing naar God, kan worden verklaard.

Secularisatieverhalen duwen hun lezers daarmee een bril op de neus. Ze zeggen als het ware: wil jij, dominee, snappen in wat voor wereld jouw gemeenteleden leven, bekijk hun wereld dan vanuit het perspectief dat wij je aanreiken. En maak je geen illusies: ons verhaal is gestoeld op historische en sociologische analyse en is echt, reëel en feitelijk.

Zou dit verklaren waarom de kerk in Wickhams dagen op grote schaal sociologen in dienst nam, om haar te vertellen hoe de werkelijkheid eruitzag? Of zou dit verklaren waarom zo veel predikanten tegenwoordig citeren uit Charles Taylors ”A Secular Age” – vaak zonder zich kritisch af te vragen wat voor een (hegeliaanse) filosofie daarachter zit?

Secularisatie is dus niet alleen een verhaal over de werkelijkheid; het is ook een verhaal dat impact heeft op de werkelijkheid, door beleidsaanbevelingen te doen en/of door een bril aan te reiken waardoor mensen naar de wereld gaan kijken, met alle praktische consequenties van dien.

Fatalisme

Dat brengt mij, tot slot, bij twee vragen, voor elk van de groepen waarmee ik begon: de wetenschappers en de kerkelijke werkers. Aan wetenschappers zou ik willen vragen: moeten we niet eens onderzoeken hoe die maatschappelijke effecten van secularisatie eruitzien? Er valt belangwekkend onderzoek te doen naar de mate waarin kerken, scholen, omroepen of overheden hun beleid door secularisatieverhalen (hebben) laten bepalen.

Aan kerken zou ik willen vragen: als het waar is dat secularisatie­verhalen impact hebben op hoe we de wereld zien en daarin handelen, moeten we ons dan niet kritisch afvragen wat we uitdragen als we over secularisatie spreken? Wat voor een geschiedbeeld, mensbeeld en godsbeeld gaan er schuil achter dit begrip? Als secularisatieverhalen de indruk wekken dat alles pais en vree was toen kerken nog vol zaten, wat voor een theologie zit daar dan achter, bijvoorbeeld?

Of nog iets kritischer: is het theologisch gesproken überhaupt wel verantwoord om secularisatieverhalen te vertellen? Ik denk aan de Britse godsdienstwetenschapper David Goodhew, die onlangs vaststelde dat kerken die over secularisatie spreken niet zelden bevangen raken door een fatalistische toekomstverwachting („het zal wel niets meer worden met de kerk”). Hoe laat zulk fatalisme zich ooit rijmen met christelijke orthodoxie?

Twee clusters van vragen dus, voor wetenschappers en kerk­mensen – twee groepen met wie de bijzondere leerstoel secularisatie­studies zich bijzonder verbonden weet. Ik zie ernaar uit met beide groepen over beide vragen in gesprek te gaan.

De auteur is bijzonder hoogleraar secularisatie­studies namens de IZB en de GZB in Groningen. Dit artikel is een samenvatting van de oratie waarmee hij dinsdag zijn ambt aanvaardde.

Laatst gewijzigd:25 juli 2023 12:58

Meer nieuws