Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons FEB About us Vakgroepen IM&S

Blog: Het belang van locatie voor kennisoverdracht

Datum:28 september 2017
Het belang van locatie voor kennisoverdracht
Het belang van locatie voor kennisoverdracht

Vinci-onderzoeker Wilfred Schoenmakers

Locatie als belangrijke factor bij kennisoverdracht en leren lijkt een zachte dood te sterven. Door de vooruitgang die de laatste jaren is geboekt op het gebied van ICT, zijn er nu dingen mogelijk die een aantal jaren geleden nog voor onmogelijk werden gehouden. Je hebt tegenwoordig op vrijwel elke willekeurige plaats op aarde contact met de rest van de wereld.  Locatie lijkt dus niet meer van belang. Toch is het nog maar de vraag of dit voor kennisoverdracht altijd opgaat.

Voor sommige kennis, met name de zogenaamde niet-codificeerbare of “tacit” kennis, de kennis die niet beschreven kan worden (of alleen met erg veel moeite en kosten), lijkt deze vanzelfsprekendheid niet zo vanzelfsprekend. Probeer maar eens iemand die nog nooit een fiets heeft gezien via geschreven instructies uit te leggen hoe hij erop kan leren rijden, dat is geen eenvoudige opgave.

Als je wilt kijken naar waar binnen Europa onderzoeksactiviteiten plaatsvinden dan kun je bijvoorbeeld kijken naar de locatie waar patenten worden aangevraagd. Het blijkt dan dat er binnen Europa slechts een beperkt aantal regio’s is waar de overgrote meerderheid van alle patenten wordt aangevraagd. Dit zijn voornamelijk de regio’s rond Londen en Parijs en drie regio’s in Duitsland. Ook de Benelux scoort hoog. Blijkbaar zijn de onderzoeksactiviteiten van de grote multinationals dus nog steeds zeer geconcentreerd. Ondanks alle ICT mogelijkheden blijken deze bedrijven zich nog steeds te richten op slechts een beperkt aantal Europese regio’s. Voor Onderzoek & Ontwikkeling (O&O) lijkt de invloed van ICT op het vestigingsklimaat voor de onderzoeksactiviteiten in ieder geval van geen of weinig belang. O&O vindt nog steeds zeer geconcentreerd in enkele regio’s plaats.

De concentratie van kennisvorming in een bepaald gebied  wordt vaak verklaard vanuit het zogenaamde agglomeratie argument. O&O activiteiten concentreren zich in het gebied waar bijvoorbeeld de benodigde geschoolde arbeidskrachten, de infrastructuur, noodzakelijke toeleveranciers of afnemers, et cetera, aanwezig zijn. Dit leidt tot een zichzelf versterkend effect, want omdat in een bepaald gebied veel activiteiten samenkomen gaan meer bedrijven en instellingen zich daar vestigen, wordt de infrastructuur aangepast, et cetera. Hierdoor zullen immer meer bedrijven en instellingen afkomen op dit gebied en zo wordt dit gebied alsmaar aantrekkelijker als vestigingsplaats.

Daarnaast wordt de concentratie vaak verklaard vanuit de zogenaamde “stickiness” of tewel de kleverigheid van de kennis. Kennis die in een bepaald gebied is ontwikkeld stroomt niet makkelijk naar andere gebieden, maar blijft in het betreffende gebied. De belangrijkste oorzaak hiervan is gelegen in de aard van de kennis zelf. Vooral de al eerder besproken zogenaamde “tacit” kennis blijkt erg kleverig. Deze kennis kan namelijk lastig op papier worden gezet, en dus is persoonlijke interactie vereist bij het leren van deze kennis. Hierdoor is het dan ook vrijwel onmogelijk om deze kennis van op een afstand te leren.

Kijk je nu naar de verspreiding van kennis binnen Europa, dan blijkt dat kennis voornamelijk binnen de eigen regio blijft, dus daar waar de kennis is ontwikkeld, of dat deze vloeit naar regio’s die direct grenzen aan deze regio. De verspreiding van kennis gaat niet onbeperkt verder. Kennis verspreidt zich slechts twee jaar lang steeds verder weg, daarna neemt de afstand die kennis overbrugt weer af. Een mogelijke verklaring is dat kennis aan veroudering onderhevig is en daardoor na verloop van tijd niet meer actueel en belangrijk is en dientengevolge zich ook niet meer verder verspreidt. 

Ondanks de opkomst van ICT blijkt dus dat niet voor alle economische regio’s geldt dat “locatie” er niet meer toe doet. Het is nog steeds zeer belangrijk waar een bedrijf zich vestigt, zeker als het wil leren van zijn omgeving. Voor een dergelijk bedrijf is niet iedere regio even aantrekkelijk.

Er zijn uiteraard vele andere factoren die een rol spelen bij het kiezen van een nieuwe vestigingslocatie. Verder zijn niet alle bedrijven even afhankelijk van kennis, of is de kennis van bedrijven niet in dezelfde mate onderhevig aan wijziging of vernieuwing. Wat uit onderzoek wel blijkt is dat voor bedrijven waarvoor het belangrijk is bepaalde “tacit” kennis te verwerven, of voor bedrijven waar de kennis aan snelle verandering onderhevig is, het essentieel is om zich te vestigen in de buurt van kenniscentra. Dit kan dus betekenen dat een bedrijf daadwerkelijk fysiek aanwezig moet zijn in deze regio, of dat het bedrijf via een strategische alliantie of uitleen van deskundigen de kennis moet zien te verwerven.

Locatie is dus nog altijd een belangrijke factor om rekening mee te houden waar het kennisintensieve bedrijven betreft. Voor de verschillende overheden is hier dus zeker ook een belangrijke taak weggelegd. Voor de centrale overheid en zeker ook voor de lagere overheden is het zeer belangrijk om bij de ontwikkeling van een gebied hiermee rekening te houden. Een overheid kan middels gerichte investeringen hier namelijk invloed op uitoefenen. Locatie blijkt dan ook zeker niet dood te zijn, voor kennisintensieve sectoren van de economie is locatie nog steeds springlevend en uitermate belangrijk.

Wilfred Schoenmakers is docent/onderzoeker aan de rijksuniversiteit Groningen met name op het vlak van (Open)Innovatie; Alliantievorming; Patenten; de Lerende Organisatie en Kennisoverdracht.

Wilt u meer weten? Aarzel dan niet om contact op te nemen met de auteur van deze blog: Wilfred Schoenmakers, w.w.m.e.schoenmakers@rug.nl