Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Evenementen Promoties

Is there an 'Aquatic' Neolithic?

new insights from organic residue analysis of early Holocene pottery from European Russia and Siberia
Promotie:Mw. M. Bondetti
Wanneer:01 februari 2021
Aanvang:14:30
Promotors:P.D. (Peter) Jordan, PhD, prof. dr. O. Craig
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Letteren
Is there an 'Aquatic' Neolithic?

Grote diversiteit in het gebruik van vroeg aardewerk in Noord-Eurazië

Manon Bondetti beschrijft in haar proefschrift de functie van jager-verzamelaarsaardewerk in Noord-Eurazië gedurende het vroeg-Holoceen. Het omvat de eerste systematische toepassing van organische residu-analyse (ORA) op vroeg-Neolithisch aardewerk uit Europees Rusland en Siberië. Tijdens het vroeg-Holoceen (ca. 9.700 tot 5.000 v. Chr.) werd aardewerk geproduceerd door jager-verzamelaars in heel Eurazië. Een bestaande theorie suggereert dat de eerste opkomst van aardewerk verband hield met een intensivering van de exploitatie van aquatische soorten: het zogenaamde "Aquatic Neolithic". Deze theorie wordt ondersteund door recente ORA van vroeg aardewerk uit Oost-Azië en Noord-Europa, waar zogeheten "biomarkers", afkomstig van aquatische bronnen, vaak werden aangetroffen, geabsorbeerd in het aardewerk zelf. Een gebied waar ORA nog niet eerder is toegepast is het uitgestrekte grondgebied van wat nu Rusland is. Hier markeert de komst van aardewerk het begin van het Neolithicum, dat hier duizenden jaren ouder is dan de landbouw. Ondanks het belang van aardewerk bij het definiëren van het Neolithicum in deze regio, is er weinig bekend over de functie, en waarom het in gebruik genomen werd tijdens het vroeg-Holoceen.

In dit onderzoek werd ORA toegepast op 417 monsters, die 300 aardewerken potten vertegenwoordigen, afkomstig van drie belangrijke vroeg Neolithische vindplaatsen: de Oost-Siberische vindplaats Gorelyi Les, en Rakushechny Yar en Zamostje 2 in respectievelijk het zuidelijke en noordelijke deel van Europees Rusland. Al met al duiden de resultaten van dit proefschrift op een veel grotere diversiteit in het gebruik van vroeg aardewerk dan voorspeld op basis van de "Aquatic Neolithic" theorie. Hoewel aquatische producten inderdaad op veel vindplaatsen prominent aanwezig waren, kwamen lipiden afkomstig van planten en landdieren ook veel voor in het aardewerk. Over het algemeen lijkt het aanvankelijke gebruik van aardewerk te variëren afhankelijk van de regionale context. Deze resultaten betwisten het idee dat de wijdverbreide adoptie van aardewerk door Holocene Euraziatische jager-verzamelaars voornamelijk werd gedreven door de noodzaak om aquatische soorten te verwerken.