Histopathology in primary Sjögren syndrome
Promotie: | Mw. E.A. (Erlin) Haacke |
Wanneer: | 09 september 2020 |
Aanvang: | 16:15 |
Promotors: | prof. dr. F.G.M. (Frans) Kroese, prof. dr. H. (Hendrika) Bootsma, prof. dr. A. (Arjan) Vissink |
Copromotor: | B. (Bert) van der Vegt |
Waar: | Academiegebouw RUG |
Faculteit: | Medische Wetenschappen / UMCG |

Histopathologie bij het primaire syndroom van Sjögren: diagnose, klinisch onderzoek en nieuwe inzichten
Speekselklierbiopten spelen een belangrijke rol bij het diagnosticeren en stratificeren van patiënten met het primaire syndroom van Sjögren (pSS). Karakteristieke histologische kenmerken van een pSS speekselklierbiopt zijn een focus score ≥1 en aanwezigheid van lymfo-epitheliale laesies (LELs). In haar proefschrift laat Haacke zien dat LELs waarschijnlijk ontstaan door onderlinge beïnvloeding van intra-epitheliale B-cellen en ductale epitheelcellen. Daarnaast kunnen kiemcentra, een kenmerk van een hogere ziekteactiviteit, worden gevonden. In haar proefschrift toont Haacke aan dat deze kiemcentra het best kunnen worden geïdentificeerd met een Bcl-6 kleuring.
Ongeveer 5-10% van de pSS-patiënten ontwikkelt een non-Hodgkin’s lymfoom, meestal van het mucosa-associated lymfoid tissue (MALT)-subtype. Dit proefschrift laat zien dat pSS geassocieerde MALT-lymfomen FcRL4 tot expressie brengen op B-cellen. Deze FcRL4+ B-cellen zijn ook in kleinere aantallen aanwezig in speekselklierweefsel van pSS-patiënten zonder lymfoom, met name in de LELs. Het significant hogere aantal FcRL4+ B-cellen in een parotisbiopt, in vergelijking met een biopt van de kleine speekselkliertjes van de lip, kan verklaren dat pSS geassocieerde MALT-lymfomen met name voorkomen in de parotis. Dit proefschrift toont aan dat de aanwezigheid van Bcl-6+ kiemcentra in diagnostische lipbiopten van pSS-patiënten niet voorspelt of een patiënt een MALT-lymfoom zal ontwikkelen.
Voorts komt uit haar promotieonderzoek naar voren dat het aantal CD20+ (FcRL4+) B-cellen afneemt in het speekselklierweefsel van de parotis na een behandeling van pSS-patiënten met rituximab. Het aantal CD20+ B-cellen/mm2 geeft een indicatie van welke pSS-patiënten vermoedelijk baat hebben bij een behandeling met rituximab. Daarnaast laat Haacke zien dat een behandeling met abatacept resulteert in een afname van het aantal kiemcentra door remming van de T-cel afhankelijke B-celactivatie en afname van het aantal (geactiveerde) Tfh-cellen. Gestandaardiseerde analyses van speekselklierweefsel in behandelstudies kunnen bijdragen aan het ontrafelen van de pathofysiologie en therapiekeuze bij patiënten met pSS.
CV Erlin Haacke
Erlin Haacke (1983) studeerde Geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Haar promotieonderzoek vond plaats bij de afdeling Reumatologie en Klinische Immunologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen.Momenteel is zij werkzaam als klinisch patholoog bij Pathologie Friesland met als aandachtsgebieden gastro-intestinale pathologie, dermatopathologie en uropathologie. De titel van haar proefschrift luidt: "Histopathology in primary Sjögren syndrome. Diagnosis, clinical trials and new insights".