Hemostasis and anticoagulant therapy in liver diseases
Promotie: | Mw. J.B.W. (Wilma) Potze |
Wanneer: | 24 april 2017 |
Aanvang: | 16:15 |
Promotors: | prof. dr. J.A. (Ton) Lisman, prof. dr. R.J. (Robert) Porte |
Waar: | Academiegebouw RUG |
Faculteit: | Medische Wetenschappen / UMCG |

‘Dosering antistollingsmedicijn aanpassen voor patiënt met chronische leverziekte’
Verschillende soorten antistollingsmiddelen blijken beduidend anders te werken in bloedplasma van patiënten met een chronische leverziekte dan in dat van een gezonde controlegroep. Dat stelde Wilma Potze vast in haar promotieonderzoek. Zij concludeert dat de dosering van deze geneesmiddelen waarschijnlijk zal moeten worden aangepast voor patiënten met een leverziekte.
Wanneer we ergens een wondje oplopen, zorgt het proces van hemostase ervoor dat de beschadiging aan het bloedvat hersteld wordt zodat het bloedverlies beperkt is. Onder gewone omstandigheden is dit proces strikt gereguleerd, maar onder verstoorde omstandigheden kan er te veel of te weinig bloedstolling optreden. De lever speelt in dit proces een cruciale rol doordat deze de meeste stollingseiwitten produceert. In haar proefschrift legt Potze uit dat chronische en acute leverziekten tot grote veranderingen leiden in het hemostatische systeem. Patiënten met een leverziekte hebben soms te weinig en soms te veel bloedstolling (in medisch jargon ‘trombotische complicatie’).
Potze onderzocht de werking van verschillende antistollingsmiddelen in een groep van 30 patiënten met een chronische leverziekte en een controlegroep van 30 gezonde personen. Zulk onderzoek is nog niet veel uitgevoerd. Opvallend genoeg laat Potze’s studie nu zien dat deze medicijnen anders werken in de groep waarvoor ze ontwikkeld zijn in vergelijking met de controlegroep. De medicijnen Dabigatran en, in mindere mate, heparine en LMWH, lieten een versterkt antistollingseffect zien in het bloedplasma van patiënten met een chronische leverziekte in vergelijking met gezonde controlepersonen. Twee andere medicijnen, fondaparinux en rivaroxaban, hadden in dezelfde groep juist een verminderd effect. Tot slot kan volgens Potze ook de farmacokinetiek van de middelen (de manier waarop een geneesmiddel wordt toegediend, opgenomen, verdeeld en uitgescheiden door het lichaam) anders zijn tussen leverpatiënten en gezonde vrijwilligers. Dit alles maakt aangepaste doseringen waarschijnlijk noodzakelijk. Potze pleit daarom voor meer onderzoek waarin de effectiviteit en veiligheid van de stollingsremmers in patiënten met een chronische leverziekte verder wordt onderzocht.
Wilma Potze (1990) studeerde geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij verrichtte haar promotieonderzoek binnen onderzoeksinstituut GUIDE van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Potze is nu als arts verbonden aan de afdeling Interne Geneeskunde van de Isala klinieken in Zwolle.