Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Evenementen Promoties

Radiation-induced cardiopulmonary dysfunction

Pathophysiology and intervention strategies
Promotie:dr. S.J. van der Veen
Wanneer:02 november 2016
Aanvang:11:00
Promotors:prof. dr. R.P. (Rob) Coppes, prof. dr. J.A. (Hans) Langendijk
Copromotor:dr. P. (Peter) van Luijk
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Medische Wetenschappen / UMCG
Radiation-induced cardiopulmonary dysfunction

Beter inzicht in hart- en longschade door radiotherapie 

Vaatschade speelt een belangrijke rol in het ontstaan van vroege stralingsschade aan hart en longen. Stralingsschade aan het hart blijkt bovendien de longen te beïnvloeden en vice versa doordat de bloedsomloop tussen beide organen verandert. Dat zijn twee belangrijke conclusies uit het promotieonderzoek van Sonja van der Veen naar de onderliggende ziektemechanismen van hart- en longschade door radiotherapie. Dit onderzoek werd uitgevoerd in proefdieren, en geeft ook aanwijzingen hoe stralingsschade mogelijk voorkomen kan worden. 

In de behandeling van longkanker, borstkanker of slokdarmkanker speelt radiotherapie een belangrijke rol. Bij het berekenen van de juiste stralingsdosis houden radiotherapeuten rekening met omliggende organen, zoals de longen en het hart, maar zelfs dan kan schade aan deze organen niet altijd voorkomen worden. Van der Veen gebruikte een rattenmodel om meer inzicht te krijgen in de pathofysiologie (het ziekteproces) van hart- en longschade door stralingsschade. Zij hoopte zo betere schadevoorspellers te ontwikkelen en meer inzicht te krijgen in strategieën om zulke schade te verhinderen of voorkomen.

Van der Veen ontdekte in haar onderzoek in een rattenmodel onder andere dat ACE-remmers, een bepaald soort hartmedicijnen, directe hartschade en indirecte longschade na bestraling kunnen verminderen. Ook boekte ze goede, eerste resultaten met transplantatie van endotheel-voorlopercellen (endotheelcellen vormen de binnenbekleding van de vaatwanden). Zulke voorlopercellen leken in staat te zijn om de na radiotherapie ontstane vaatschade te repareren. Voordat deze bevindingen in de klinische praktijk van het ziekenhuis kunnen worden toegepast, moeten ze eerst geverifieerd worden in de mens. Als zulk onderzoek deze bevindingen bevestigt, betekent dit dat een radiotherapeutische behandeling in de toekomst mogelijk minder bijwerkingen geeft zodat de hoeveelheid straling in de tumor wellicht kan worden verhoogd. Vermindering van toxiciteit zou de kwaliteit van leven van de patiënten aanzienlijk verbeteren en een hogere stralingsdosis in de tumor kan hun overlevingskansen verbeteren. 

Sonja van der Veen (1981) studeerde geneeskunde en medische biologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij verrichtte haar onderzoek binnen onderzoeksinstituut CRCG en GUIDE van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek werd gefinancierd door KWF Kankerbestrijding. Van der Veen is in opleiding tot radiotherapeut binnen het UMCG.