Early detection and monitoring of transthyretin amyloid cardiomyopathy

Vroege detectie en monitoring van transthyretine-amyloïde cardiomyopathie
Het onderzoek van Alwin Tubben werpt licht op een tot nu toe ondergediagnosticeerde hartziekte: transthyretine-amyloïde cardiomyopathie (ATTR-CM). Deze aandoening wordt veroorzaakt door een verkeerd gevouwen eiwit dat zich ophoopt in het hart, waardoor het verstijft en uiteindelijk leidt tot fatale hartfalen.
ATTR-CM kan erfelijk zijn, veroorzaakt door een genetische mutatie die mensen op elke leeftijd kan treffen (ATTR-variant), of het kan op latere leeftijd optreden om onbekende redenen, ook wel bekend als wildtype ATTR-CM (ATTRwt-CM). Deze ziekte, met name ATTRwt-CM, komt veel vaker voor dan eerder werd gedacht, naar schatting bij 1 op de 2.000 tot 10.000 mensen. De prevalentie is vele malen hoger bij specifieke patiëntengroepen, zoals mensen met hartfalen met een behouden ejectiefractie (HFpEF) en patiënten met de hartklepaandoening aortastenose. Cardiale amyloïdose nauwkeurig worden gediagnosticeerd met een combinatie van tests: een vetbiopsie, een bloedtest en een nucleaire scan, ook wel botscintigrafie genoemd.
In de studies is voor het eerst in Nederland aangetoond dat ATTRwt-CM 13% van de patiënten met HFpEF treft en 10% van de patiënten die een veelvoorkomende hartklepoperatie (TAVI) ondergaan voor ernstige aortastenose. Deze bevindingen onderstrepen het belang van vroege detectie, aangezien nieuwe behandelingen het meest effectief zijn wanneer ze in een vroeg stadium van de ziekte worden gestart. Een grote uitdaging is echter dat de meeste huidige markers voor ATTRwt-CM een verder gevorderd stadium van de ziekte weerspiegelen. Om dit aan te pakken, is er in dit onderzoek gewerkt aan het vinden van nieuwe methoden voor vroegere identificatie, waaronder het gebruik van eiwitbiomarkers die in het bloed worden aangetroffen. Er zijn twee veelbelovende biomarkers geïdentificeerd, IDUA en DCN, voor de detectie van ATTRwt-CM. Er is ook vastgesteld dat een veelgebruikte cardiale beeldvormingstest, cardiale magnetische resonantie (CMR), geen betrouwbaar hulpmiddel was voor vroege diagnose bij onze patiëntengroep.
Een andere diagnostische uitdaging is het onderscheiden van ATTRwt-CM in combinatie met een bloedaandoening, monoklonale gammopathie van onbekende betekenis (MGUS), van een sneller voortschrijdende aandoening, lichte-ketenamyloïdose (AL-CM). Hoewel de studie ook in Nederland een hoge prevalentie (26%) van MGUS bij patiënten met ATTRwt-CM aantoonde, konden er geen specifieke biomarker gevonden worden om deze aandoening te onderscheiden van AL-CM.
De laatste focus van dit proefschrift lag op cruciale lacune in de huidige klinische praktijk: het monitoren van de respons van een patiënt op de behandeling. Terwijl de huidige methoden zich voornamelijk richten op de progressie van de ziekte, is er met succes een nieuwe kwantificatiemethode ontwikkeld met behulp van een geavanceerde nucleaire beeldvormingstechniek, [123I]-MIBG SPECT/CT. Deze methode kan de exacte ziektelast in getallen uitdrukken, wat een betere vergelijking bij vervolgscans mogelijk maakt en potentieel heeft voor toekomstig klinisch gebruik.
Uiteindelijk levert het onderzoek veelbelovende nieuwe inzichten en hulpmiddelen op die bijdragen aan de voortdurende inspanningen om deze stille hartziekte eerder op te sporen. Dit vormt de basis voor toekomstige verbeteringen in de patiëntenzorg.