Gunta Stölzl (1897-1983): Werkstatt from Germany to Switzerland
Promotie: | M.E. (Mirjam) Deckers |
Wanneer: | 15 september 2025 |
Aanvang: | 14:30 |
Promotors: | A.S. (Ann-Sophie) Lehmann, Prof, prof. dr. A.R.W. Blühm |
Copromotor: | dr. M. (Merel) van Tilburg |
Waar: | Academiegebouw RUG / Studenten Informatie & Administratie |
Faculteit: | Letteren |

Het leven en de carrière van handwever Gunta Stölzl
Promovenda Mirjam Deckers onderzocht de carrière van de Duits-Zwitserse handwever Gunta Stölzl (1897-1983). Met haar proefschrift biedt Deckers het eerste grote overzicht van Stölzls gehele leven en werk, in het bijzonder haar decennialange carrière als zelfstandig handwever en textielkunstenaar in Zwitserland tussen 1931 en 1983. Daarnaast geeft Deckers ook nieuwe inzichten in de dagelijkse weefpraktijken in de weefwerkplaats van het Bauhaus.
Stölzl is bijna uitsluitend bekend geworden vanwege haar rol aan het Duitse Bauhaus, waar ze zich ontwikkelde van student tot Meisterin van de weefwerkplaats. Haar bredere bijdrage aan het weven in de twintigste eeuw is echter volgens Deckers ondergewaardeerd gebleven. Deckers biedt met haar werk voor het eerst een volledig beeld van Stölzls leven als handwever, werkplaatsleider, textielontwerper en samenwerkingspartner binnen verschillende instituten en contexten, van haar vroege jaren in München (1914-1919), via haar invloedrijke periode aan het Bauhaus (1919-1931), tot haar lange carrière als zelfstandig handwever en textielkunstenaar in Zwitserland (1931-1983).
In plaats van het gangbare format van een kunsthistorische monografie te volgen – waarin één kunstenaar en een select aantal sleutelwerken centraal staan – herdefinieert Deckers de monografie door te focussen op het zogenoemde ‘werkplaatsleven’. Elk hoofdstuk behandelt een van de werkplaatsen waarin Stölzls carrière zich afspeelde. De werkplaats wordt niet enkel gezien als een fysieke plaats, maar als een dynamische omgeving, waarin materialen, gereedschappen, technieken en personen samenkomen in een gedeeld en zich constant ontwikkelend maakproces. Op basis van uitgebreid archiefonderzoek, in het bijzonder de bestudering van Stölzls eigen werkarchief met proefstalen, laat Deckers zien hoe haar werk geworteld was in de gezamenlijke, praktische, materiële, commerciële en pedagogische structuren die kenmerkend zijn voor ambachtswerkplaatsen. Zo biedt de studie niet alleen de nodige erkenning voor Stölzls carrière, maar doorbreekt zij ook de mythe van het solitaire (vaak mannelijke) artistieke genie, om zo bij te dragen aan een rijker en inclusiever begrip van artistieke creatie, geworteld in gedeeld maakwerk en de alledaagse ritmes van het werkplaatsleven.