Prevention of venous thromboembolism in critically ill patients
Promotie: | dr. R.J. Eck |
Wanneer: | 15 juni 2022 |
Aanvang: | 14:30 |
Promotors: | R.O.B. (Reinold) Gans, prof. dr. K. (Karina) Meijer, prof. dr. J.C.C. van der Horst |
Copromotor: | dr. F. (Eric) Keus |
Waar: | Academiegebouw RUG |
Faculteit: | Medische Wetenschappen / UMCG |

Preventie van veneuze trombo-embolie bij ernstig zieke patiënten
Diep veneuze trombose en longembolie zijn twee uitingen van ‘veneuze trombo-embolie’ (VTE) en vormen het hoofdonderwerp van het proefschrift van Eck. Het grootste risico van een trombose is dat er een stukje van het stolsel afbreekt dat via de bloedbaan naar de longen zal ‘stromen’ waar het in het longvaatbed vast zal komen te zitten: een longembolie. Daar waar een diep veneuze trombose vooral leidt tot pijn, ongemak en soms lokale weefselbeschadiging,, kan een longembolie dodelijk zijn. VTE is een van de meest voorkomende hart- en vaatziekten ter wereld: naar schatting zullen 8 op de 100 mensen ouder dan 45 jaar ergens in hun leven een VTE ontwikkelen. Ongeveer de helft van deze gevallen is gerelateerd aan ziekenhuisopname. Om VTE te voorkomen (‘tromboseprofylaxe’), worden opgenomen patiënten vaak behandeld met een lage dosering antistolling ('bloedverdunner'), zoals laagmoleculairgewicht heparine (LMWH). Desondanks ontwikkelt een deel van de ernstig zieke patiënten alsnog een VTE. Dit roept de vraag op of de effectiviteit van tromboseprofylaxe verder verbeterd kan worden, zonder dat dit ten koste gaat van veiligheid (risico op bloedingen).
In zijn proefschrift schat Eck dat 1 op de 25 kritisch zieke patiënten VTE ontwikkelt tijdens opname in het ziekenhuis, ondanks tromboseprofylaxe met een lage dosering LMWH. Verschillende factoren verhogen het risico op VTE, waaronder eerder doorgemaakte trombose en het ondergaan van nierfunctievervangende behandeling. Op basis van een uitgebreide analyse van gepubliceerde data, concludeert hij dat tromboseprofylaxe met LMWH in een middelhoge dosering de beste balans lijkt te bieden tussen trombose en bloedingen in acuut zieke patiënten. Hij vond geen aanwijzingen voor bioaccumulatie (‘stapeling’) van een middelhoge dosis nadroparine (een veelgebruikt LMWH-type in Europa) in ernstig zieke patiënten met nierfalen. Dit suggereert dat dosisverlaging in deze patiënten niet nodig is.
De resultaten van dit proefschrift kunnen bijdragen aan verdere verbetering van de veiligheid en werkzaamheid van tromboseprofylaxe en vormen een basis voor het ontwerp van toekomstige interventiestudies.