Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Evenementen Promoties

The neurophysiological potential

Translatability and reproducibility of preclinical outcome measures in psychiatric research
Promotie:Mw. R. (Renate) Kat
Wanneer:28 november 2022
Aanvang:14:30
Promotor:prof. dr. M.J.H. (Martien) Kas
Copromotor:dr. H. Bruining
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Science and Engineering
The neurophysiological potential

Fysiologische kenmerken in diermodellen lijken bij psychiatrische aandoeningen betere informatiebron dan gedrag

De resultaten van Renate Kat suggereren dat het bestuderen van fysiologische kenmerken (in diermodellen) van psychiatrische aandoeningen kan leiden tot robuustere resultaten die beter te vertalen zijn tussen dier en patiënt.

KatL: ‘Diermodellen zijn een belangrijke informatiebron voor een beter begrip van de biologische achtergrond en complexiteit van mentale aandoeningen. In dit proefschrift hebben we onderzocht welke kenmerken het beste gemeten kunnen worden om psychiatrische aandoeningen te onderzoeken in diermodellen. We zochten naar kenmerken waarvan de uitkomsten in dieren ook van toepassing zijn op patiënten. Daarnaast zochten we naar robuuste kenmerken die dezelfde resultaten geven als ze opnieuw of in andere laboratoria onderzocht worden. Hoewel gedragsveranderingen een belangrijk element van psychiatrische aandoening zijn, blijken deze moeilijk te onderzoeken in diermodellen. In een studie waarin we alle bestaande onderzoeken naar het gedrag van een muismodel van autisme samenvoegden, bleken de uitkomsten wel een goede representatie te zijn van de symptomen van patiënten, maar erg inconsistent. Fysiologische kenmerken hebben mogelijk de potentie om waardevollere resultaten te genereren dan gedrag, onder andere omdat deze op een meer vergelijkbare manier gemeten kunnen worden in dieren en patiënten. In hetzelfde muismodel onderzochten wij de hersenactiviteit in rust en in reactie op sensorische stimulatie. De reacties op sensorische informatie gaven ook inconsistente resultaten, de kenmerken van de hersenactiviteit in rust kwamen daarentegen goed overeen met eerdere bevindingen. De hersenactiviteit in het model werd gedomineerd door inhiberende activiteit. Hoewel dit ingaat tegen de hypothese van te hoge hersenactiviteit in autisme, werd dit met dezelfde meetmethoden ook gevonden in kinderen met autisme.’