Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Praktische zaken Waar vindt u ons mr. P.A.J. (Peter) van den Berg

Codificatie en staatsvorming (Dissertatie)

De politieke en politiek-theoretische achtergronden van de codificatie van het privaatrecht in Pruisen, de Donaumonarchie, Frankrijk en Nederland, 1450-1811. Groningen 1996.

Korte samenvatting

Met het besluit van enkele jaren geleden tot de vorming van een Europese Unie is de discussie over de belangrijkste kenmerken van een staat weer opgelaaid. Daarbij krijgt ook de mate van homogeniteit veel aandacht: is het voor de duurzaamheid van een staat noodzakelijk dat zij bewoond worden door mensen die dezelfde taal spreken, die dezelfde munteenheid gebruiken en die onderworpen zijn aan dezelfde rechtsregels? De Europese overheid beantwoordt deze vraag ten aanzien van de munteenheid, zoals we weten, bevestigend. Ook het privaatrecht moet volgens haar geüniformeerd worden, getuige haar besluit dd. 26 mei 1989, waarin opgeroepen wordt tot het opstellen van een uniform Europees Burgerlijk Wetboek. Er is zelfs al een commissie onder leiding van de Deen Lando werkzaam aan richtlijnen voor een uniform Europees Overeenkomstenrecht.

Het is niet voor het eerst dat het recht gebruikt wordt als middel tot staatsvorming. De auteur beschrijft de geschiedenis van de codificatie van het privaatrecht in een viertal staten, te weten Pruisen, Oostenrijk, Frankrijk en Nederland. Hij toont aan dat de totstandkoming van deze codificaties of wetboeken rond 1800 onlosmakelijk verbonden is met het proces van staatsvorming waarin die landen zich toen bevonden. Deze staten zijn namelijk in de loop van enkele eeuwen samengesteld uit verschillende gebieden met als resultaat dat er binnen die staten een grote diversiteit op het gebied van munt, taal en recht bestond. Er werd door de centrale overheid gepoogd om de codificatie van het recht te benutten als instrument om althans aan de rechtsverscheidenheid een einde te maken. Uit het onderzoek blijkt wel dat codificatie en staatsvorming projecten van lange adem zijn, terwijl een goede afloop niet kan worden gegarandeerd.

In de studie wordt tevens duidelijk dat het in die periode opkomende - en voor de huidige staatsvorm nog steeds bepalende - democratische gedachtengoed een grote rol heeft gespeeld bij het streven naar een uniforme codificatie. De zo vurig gewenste rechtseenheid werden namelijk mede verdedigd met de mythe dat er binnen de staat al sprake was van slechts één 'natie', van een homogene bevolking die dezelfde taal sprak, dezelfde cultuur had. Dáárom moest iedere burger ook dezelfde rechten genieten. Deze ideologie was aanvankelijk alleen maar bedoeld was om de gegoede burgerij door de afschaffing van de standenmaatschappij meer macht te verschaffen. Zij ging evenwel, zoals zo vaak, een eigen leven leiden en kreeg een universele werking. Het gelijkheidsbeginsel vormt zo tot op de dag van vandaag een krachtig wapen in de handen van zich emanciperende bevolkingsgroepen.

Laatst gewijzigd:25 juni 2022 17:03
View this page in: Deutsch