Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Praktische zaken Waar vindt u ons mr. P.A.J. (Peter) van den Berg

Staatsvorming zonder codificatie

Een vergelijking tussen het codificatiestreven op het continent en in Engeland, met bijzondere aandacht voor Jeremy Bentham en Henry Peter Brougham
 

 

                                                           Expectation is a chain which unites our present

                                                           and our future existence, and passes beyond

                                                           ourselves to the generations which follow us.

                                                                                                      Jeremy Bentham

1. Inleiding

 

Aan het begin van de negentiende eeuw hamerde de Engelsman Jeremy Bentham (1748-1832) in een schier eindeloos aantal geschriften op het belang van codificatie van het privaatrecht. Toch hadden zijn voorstellen daartoe geen succes, net zomin als de in de voorafgaande eeuwen door anderen in Engeland geopperde plannen. Op het continent daarentegen kwamen in dezelfde periode wel codificaties tot stand, onder andere in Frankrijk (1804), de Donaumonarchie (1811), Pruisen (1794) en Nederland (1809). Waarom was het codificatiestreven op het continent wel succesvol, terwijl in Engeland, juist het land van Bentham, een codificatie uitbleef? Van verschillende kanten is in het verleden een duidelijk, zij het wat summier antwoord op deze vraag gegeven. Al in 1924 schreef Maurice Lang in zijn dissertatie dat Engeland reeds vanaf de tweede helft van de elfde eeuw een krachtig centraal gezag kende en vanaf het einde van de twaalfde eeuw een min of meer uniform privaatrecht kende, de zogenaamde 'common law'. Uniformering van het recht door middel van een codificatie was daarom, anders dan op het continent, niet nodig. In het standaardwerk over de rechtsvergelijking van Zweigert en Kötz wordt dezelfde verklaring gegeven en ook Lokin en Zwalve zien de afwezigheid van rechtsverscheidenheid als reden voor het uitblijven van een codificatie.

Voor degenen die mijn proefschrift kennen, zal het niet verbazend zijn, dat mij deze verklaring erg plausibel lijkt. De achtergrond van de genoemde continentale codificaties was, zoals ik daar betoog, een politiek streven naar de opheffing van de autonome bevoegdheid tot lokale rechtsvorming. Het belangrijkste doel van deze codificaties was het beëindigen van de rechtsverscheidenheid om zo bij te dragen aan de verbetering van de staatsstructuur. De codificaties maakten, anders gezegd, deel uit van het proces van staatsvorming, dat zich al eeuwen in Europa aan het voltrekken was. Indien het antwoord op de bovengesteld vraag zo eenvoudig is, waarom is het dan nodig om hier toch nog aandacht aan te besteden? Ik geef U twee redenen.

Ten eerste circuleert er een andere verklaring voor het feit dat het codificatiestreven op het continent wel resultaat had en in Engeland niet. Deze verklaring, die niet berust op een concreet onderzoek naar de codificatiegeschiedenis, luidt als volgt. Codificaties maken, zo is het uitgangspunt, niet zozeer deel uit van de staatsvorming, zij dienen niet ter ondersteuning ervan, maar zij vloeien eruit voort. Codificaties worden gezien als het gevolg van de opkomst van de moderne eenheidsstaat, waarvan het belangrijkste kenmerk 'bureaucratisering' is en niet centralisatie van het gezag. 'Bureaucratie' wordt opgevat in de Weberiaanse zin, dat wil zeggen als een formeel-rationeel bestuurssysteem, waar op basis van abstracte regels gehandeld wordt. Weber schrijft de opkomst ervan toe aan de opkomst van de kapitalistische samenleving. Bij een dergelijke samenleving hoort ook, zo gaat de verklaring verder, een modern, rationeel en formeel rechtssysteem, waar abstracte regels overheersen, alsmede academisch gevormde juristen die deze regels kunnen hanteren. Het zal duidelijk zijn dat een codificatie als een dergelijk modern systeem beschouwd wordt. Aangezien in Engeland, anders dan op het continent, en dan met name in Frankrijk en Pruisen, geen bureaucratisering had plaatsgevonden en daardoor ook een academisch geschoolde juristenstand ontbrak, bleef, zo meent men, daar codificatie uit. Het feit dat Engeland wel een sterk gecentraliseerd gezag kende, deed daar niet aan af: het was gedwongen zich te behelpen met de niet-rationele, eigenlijk feodale common law. Ik vind deze verklaring, die ik in het vervolg als de 'bureaucratie-these' aanduid, niet erg overtuigend. Er wordt ter onderbouwing van de verklaring te weinig gezegd over de omvang van de bureaucratie op het continent, en ook ontbreken aanwijzingen bij welk 'departement' die zich bevond, bij defensie, bij de fiscus of bij justitie. Het begrip 'bureaucratie' is bovendien, zoveel is na recent onderzoek wel duidelijk, een moeilijk te operationaliseren begrip, waar het om het Ancien Régime gaat.

De tweede reden om aandacht aan de Engelse codificatiegeschiedenis te besteden, is dat de door Lang cum suis en ook door mij aangehangen verklaring wel plausibel, maar zij is nog niet voldoende onderbouwd. De argumenten die in concreto voor codificatie werden aangevoerd, vormen noodzakelijk verbindingselementen: zij kunnen de verschijnselen codificatie en staatsvorming aan elkaar koppelen. Gelukkig zijn er in Engeland wel degelijk voorstellen tot codificatie gedaan en het is daarom mogelijk een nadere vergelijking te maken tussen de argumenten die op het continent werden gebruikt om tot codificatie over te gaan, en de in Engeland gehanteerde argumentatie. Bovendien is goed om op deze plaats te memoreren dat Engeland rond 1800 niet alleen zelf nog enige rechtsverscheidenheid kende, maar ook sinds 1707 deel uitmaakte een federale staat, het Verenigd Koninkrijk, waartoe verder deelstaten als Wales, Schotland en Noord-Ierland behoren. Deze federale staatsstructuur is tot de dag van vandaag gehandhaafd met grote gevolgen. De deelstaten hebben niet alleen eigen voetbalteams, maar soms - in het geval van Schotland - ook een eigen rechtsstelsel. Zelfs de kanaaleilanden Guernsey en Jersey hebben een eigen recht. Noch Engeland, noch Groot-Brittannië kende rond 1800 derhalve volledige rechtseenheid.

In het vervolg van mijn betoog, waarin vooral aandacht besteed zal worden aan Engeland, zal ik aansluiting zoeken bij deze twee redenen. Ik zal in de eerste plaats een vergelijking maken van de context waarin het codificatiestreven zich op het continent en in Engeland afspeelde. In de tweede plaats zal gekeken worden naar de argumenten die op het continent en in Engeland voor een codificatie werden aangevoerd. Ik zal mij hier ten aanzien van het continent beperken tot de argumenten die in een direct verband met de realisatie van de codificaties staan. Voor Engeland worden alleen de argumenten van Bentham en Henry Peter Brougham (1778-1868), lid van het Britse Lagerhuis en van 1830 tot 1834 Lord Chancelor, dat wil zeggen hoofd van het gerechtelijke apparaat, weergegeven. Voor een behandeling in extenso van de op het continent gebruikte argumenten voor codificatie verwijs ik naar mijn proefschrift. Aan het overige deel van het Britse codificatie-epos hoop ik in de toekomst nog enige gedachten te wijden.

3 Conclusie

Waarom is in Engeland geen codificatie tot stand gekomen, dat was de vraag die ik U aan het begin van mijn betoog voorlegde. De 'bureaucratie-these' biedt niet een afdoende antwoord op deze vraag. Ten eerste ontbrak in Engeland tot diep in de achttiende weliswaar een moderne bureaucratie, maar dat betekende niet dat het Engelse recht in inhoudelijk feodaal en irrationeel was. Ook zonder bureaucratie had het zich geleidelijk aangepast aan de sociaal-economische veranderingen, die uiteindelijk leidden tot het ontstaan van de eerste geïndustrialiseerde kapitalistische samenleving ter wereld. Gecodificeerd recht heeft, denk ik, niet het alleenrecht op de titel 'modern recht'. Ten tweede valt er op het bestaan van een bureaucratie op het continent en met name in Frankrijk wel wat af te dingen. Het zou wel eens zo kunnen zijn dat Engeland aan het einde van de achttiende eeuw juist het voortouw nam met een bureaucratisering in Weberiaanse zin. Toch bleef juist daar een codificatie uit, tot op de dag van vandaag.

Een betere verklaring voor het uitblijven van een codificatie in Engeland is de vroege en succesvolle staatsvorming aldaar, waardoor zij in veel mindere mate dan de continentale staten leed aan een gebrek aan cohesie. De praktisch-politieke noodzaak tot codificatie ontbrak daarom. Voor zover al voor een codificatie werd gepleit, gebeurde dit op grond van praktisch-juridische en politiek-theoretische argumenten, zo leert een summier onderzoek naar de concrete codificatiegeschiedenis. Het codificatiedebat bleef aldus beperkt tot de juristen die twistten over de vraag of case-law, dan wel een codificatie de beste basis vormde voor een rechtsstelsel. Een dergelijk debat is bijzonder moeilijk te beslissen. Ook gecodificeerd recht biedt immers geen volledige rechtszekerheid, iets dat rond 1800 door velen - ook op het continent - werd begrepen. Op het continent werd, net als in Engeland, het belang van de justitiabele dan ook met evenveel verve aangevoerd als argument tegen een codificatie. Deze patstelling werd op het continent doorbroken, omdat politici daar codificatie noodzakelijk achtten in het kader van de staatsvorming. De rechtsonzekerheid waartoe de codificatie in eerste instantie en ten nadele van de justitiabelen leidde, werd op de koop toe genomen. In Engeland, waar het praktisch-politieke argument, zoals gezegd weinig kracht had, bleef de patstelling voortbestaan, hetgeen de verdedigers van de status quo in de kaart speelde. Daarom werd het common law stelsel gehandhaafd.

Laatst gewijzigd:25 juni 2022 15:03