Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Faculteit Rechtsgeleerdheid Onderzoek Expertisecentra Groningen Centre for Empirical Legal Research Research & Projects

Groningen Law & Governance Lab

Het Groningen Law & Governance Lab verenigt het Groningen Centre for Empirical Legal Research met het onderzoeksprogramma Rethinking Public Interests in Private Relationships. Het lab bundelt ons opdrachtonderzoek zodat we van elkaar kunnen leren, studenten en jonge academici mee te nemen in ons onderzoek en te experimenteren met nieuwe methoden.

Deze pagina biedt binnenkort een overzicht van ons recente opdrachtonderzoek.


Versnelling procedures van bezwaar en beroep in het omgevingsrecht
In opdracht van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Economische Zaken en Klimaat doen prof. Kars de Graaf, prof. Bert Marseille, dr. Hanna Tolsma en dr. Marc Wever onderzoek naar de vraag hoe kan worden bereikt dt bezwaarprocedures en beroepsprocedures bij de bestuursrechter in het omgevingsrecht (m.n. over woningbouw, energietransitie en energie-infrastructuur) sneller kunnen verlopen. Voor een aantal mogelijke versnellingsmaatregelen worden geinventariseerd wat daarvan de voor- en nadelen, kosten en baten en mogelijke belemmeringen zijn. Grondslag voor de analyse van de verschillende versnellingsmaatregelen is een analyse (op basis van op rechtspraak.nl te vinden jurisprudentie) van de aard van de zaken waarover procedures worden gevoerd, literatuurstudie en interviews. Het is gestart in maart 2022 en zal worden afgerond in juli 2022.

The position of ordinary (SME-) creditors in bankruptcy proceedings (€ 74.995,80 incl. V.A.T. - delivered in August 2021)
The research was commissioned by the WODC (Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum) and seeks to determine which position ordinary (SME-)creditors currently have in bankruptcy and to map possible measures to improve that position. Prof. F.M.J. Verstijlen, Prof. M.L. Lennarts and myself carried out the research. To answer the first question a quantitative study was conducted. Liquidators’ reports published in one hundred randomly selected bankruptcies were studied in order to determine the recovery rates of ordinary creditors. Moreover, an in-depth study was made of ten specifically selected bankruptcies, in which an analysis was made of the amounts recovered by secured creditors, preferential creditors and the other creditors.

Juridisch management in midden- en kleinbedrijf
Lesley Fisscher heeft in de periode 2016-2018 exploratief empirisch onderzoek gedaan naar juridisch management in het midden- en kleinbedrijf (mkb) in Nederland. De vraag was hoe de juridisch managementfunctie vorm krijgt in mkb-bedrijven die geen jurist in dienst hebben en in welke mate deze bedrijven het juridisch management op orde hebben.

Er zijn zes case studies uitgevoerd, waarbij de deelnemende mkb-bedrijven juridisch zijn doorgelicht met gebruikmaking van de Managerial Law methode. Bij deelnemende bedrijven werden verantwoordelijken geïnterviewd en op onderdelen stukken bestudeerd. Op basis hiervan zijn rapporten opgesteld met daarin juridische aandachtspunten. Dit onderzoek werd na een jaar herhaald, mede om te observeren of de deelnemende bedrijven (verdergaand) aan de slag waren gegaan met het vormgeven van juridisch management. De uitkomsten van het promotieonderzoek zijn nog niet gepubliceerd: publicatie volgt naar verwachting in 2022. De uitkomsten van het promotieonderzoek zijn nog niet gepubliceerd: publicatie volgt naar verwachting in 2022. Promotores zijn hoogleraren Jan-Berend Wezeman en Edwin Woerdman.

Tevens verricht Fisscher momenteel juridisch-analytisch vervolgonderzoek naar uit recente jurisprudentie af te leiden handvatten voor mkb-ers, die kunnen bijdragen aan beperking van de kans op civielrechtelijke bestuurdersaansprakelijkheid.

Onderzoek toepassing artikel 13b Opiumwet (Den Haag 2021: Boom Juridisch)
Op grond van artikel 13b Opiumwet is de burgemeester bevoegd om ten aanzien van woningen en lokalen een last onder bestuursdwang op te leggen indien er soft- of harddrugs worden ‘verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig’ zijn. Het toepassen van de bevoegdheid kan leiden tot de sluiting van een pand of perceel, een last onder dwangsom of een waarschuwing.

In dit boek beantwoorden dr. Bruijn en prof. Vols de volgende vier hoofdvragen over deze bevoegdheid: 1) Hoe wordt de bevoegdheid uit artikel 13b Opiumwet toegepast door burgemeesters? 2) Wat zijn de gevolgen van de toepassing? 3) Welke rechtsmiddelen worden hoe vaak aangewend tegen toepassing van de bevoegdheid? 4) Hoe oordelen rechters in (hoger) beroepszaken over de toepassing van de bevoegdheid in artikel 13b Opiumwet?

Deze vragen hebben wij beantwoord door gebruik te maken van de volgende kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden: enquête, interviews, casestudies, en zowel kwalitatieve als kwantitatieve jurisprudentieanalyses.

Geschiloplossing in het sociaal domein (2019-2022)
In samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam, doen Bert Marseille, Heinrich Winter, Marc Wever en Paulien de Winter onderzoek naar de vraag welke best practices kunnen bijdragen aan een laagdrempelige, vroegtijdige en rechtvaardige geschiloplossing tussen burgers en bestuursorganen en aan een gerichte en effectieve inzet van professionele rechtsbijstand daarbij. Het onderzoek wordt uitgevoerd bij gemeenten, waar gekeken wordt wat die allemaal doen om geschillen met burgers zo veel mogelijk te voorkomen dan wel bevredigend op te lossen en hoe succesvol dat beleid is, om op basis daarvan 'best practices' te formuleren die we vervolgens bij een aantal gemeenten gaan testen. Het betreft een project gedurende de periode 2020-2022 dat wordt uitgevoerd in opdracht van de Raad voor Rechtsbijstand.

Analyse ombudsprudentie - behoorlijkheidsnormen (2021)
‘Behoorlijkheid’ is de norm waaraan de Nationale ombudsman het handelen van de overheid toetst. Rapporten van de Nationale ombudsman resulteren in een kwalificatie van het overheidshandelen waarover een klacht is ingediend. De conclusie kan zijn dat het overheidshandelen behoorlijk of onbehoorlijk is. In het eerste geval is de klacht ongegrond, in het tweede geval is de klacht gegrond. Rapporten van de Nationale ombudsman vermelden ook altijd waarom het overheidshandelen (on)behoorlijk is en de klacht dus wel of niet gegrond. In de afgelopen decennia is een groot aantal criteria ontwikkeld op basis waarvan wordt beslist of het handelen waarover een klacht is ingediend al dan niet behoorlijk is. In de loop van de jaren zijn deze criteria aangepast en uitgebreid. De uiteenlopende criteria vormen tezamen de behoorlijkheidsnormen waaraan de Nationale ombudsman overheidshandelen toetst. Aan deze normen kan worden afgelezen met welke normatieve blik de ombudsman naar de relatie tussen burger en overheid kijkt. Veranderingen in de gehanteerde criteria geven gewijzigde opvattingen weer over de eisen waaraan een overheid moet voldoen, wil haar handelen als behoorlijk kunnen worden gekwalificeerd. Het onderzoek wordt uitgevoerd door Paulien de Winter en Bert Marseille in opdracht van de Nationale ombudsman.

Alimentatie van nu: Acceptatie van alimentatie in het licht van de maatschappelijke ontwikkelingen
Dit onderzoek, dat in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) door prof. Verstappen, prof. Kolkman en dr. Visser is uitgevoerd, gaat over de vraag of het thans geldende alimentatierecht nog wel van deze tijd is. Gekeken wordt daarbij naar de ‘acceptatie’ van alimentatie door justitiabelen, naar de aansluiting bij de huidige maatschappij – denk onder meer aan de positie van ongehuwde samenlevers – en naar mogelijke aanpassingen van wet- en regelgeving, mede met het oog op het voorkomen van procedures. Het antwoord op voormelde vraag wordt gegeven aan de hand van vier deelonderwerpen met onderzoeksvragen.

Inmiddels is de Expertgroep Alimentatienormen bezig met het aanpassen van de alimentatienormen.

Het onderzoek naar deze deelonderwerpen is verlopen volgens een vast patroon van vier stappen: 1. verzamelen van bestaande data, 2. genereren van nieuwe data (houden van een enquête en interviews), 3. Analyseren van de data en 4. toetsen van de bevindingen in expertmeetings (triangulatie).

Best practices in Circular Economy and Sustainable Mobility - Ministry of IenW (89.000 Euro - delivered July 2021)
This contract-based collaboration between the Ministry of IenW, on the one hand, and, on the other, Prof. Squintani, with colleagues from Utrecht University and under the lead of Dr. Wybe Douma, aimed at providing insights on best preguatory and policy practices in the European Union in the fields of circular economy and sustainable mobility. By means of a questionnaire and country reports from a pre-screened selection of forerunners, the research team delivered a report which will serve as the basis for further parliamentary debate on how to stimulate circular economy and sustainable mobility in the Netherlands, further.

Follow-up judgments in Environmental Law - EUFJE (5.000 Euro - delivered November 2021)
This contract-based collaboration between Prof. Squintani and the European Forum for Judges for the Environment (EUFJE) focused on the perspectives and behaviour of national judgments when delivering sentences following a preliminary ruling of the Court of Justice of the European Union in environmental matters. By means of a questionnaire based on open questions, Prof. Squintani and Mr. Kalisvaart have coded, analysed and reported the qualitative data provided by judges from 16 jurisdictions. The findings were presented during the annual meeting of the EUFJE in September 2015 and are published on their website.

Public Participation Assessment Framework - Province of South Holland (49.000 Euro - ongoing)
This contract-based collaboration between Prof. Squintani, Dr. Perlaviciute, Mr Alblas and Miss Liu of the RESPECT team, on the one hand, and the Province of South Holland, on the other, aims at establishing normative criteria for assessing public participation in the energy transition and at the same time assess theoretical insights on public participation in light of responsible gents preferences. By means of database search, semi-structured interviews and building upon the empirical data from the questionnaire research completed in August 2021 under the RESPECT project, the research team will establishing conguencies and divergences between theory and practice, and set the basis for building a normative framework for assessing participatory procedures.

Assessing Acceptability of Energy Projects - Province of South Holland (106.000 Euro - ongoing)
This contract-based collaboration between Prof. Squintani, Dr. Perlaviciute, Mr Alblas and Miss Liu of the RESPECT team, on the one hand, and the Province of South Holland, on the other, aims at establishing a methodology to measure acceptability of energy projects and the effects of the Equal-Opportunities-Value-Based Approach on the acceptability of such projects. Thanks to real life testing by means of questionnaires among the concerned public at the start and at the end of the participatory process and semi-structured interview with responsible gents and members of the public, the research team will assess the effectiveness of the EVA model and develop a methodology for assessing acceptability of energy projects.

Harmonisation of Environmental Law - European Parliament (14.000 Euro - delivered)
This contract-based collaboration between Prof. Squintani and the European Parliament aims at assessing the level of coherence in legislative techniques used to harmonise environmental law in the European Union. Based on a data set composed by primary sources in key environmental area's, their codification and analysis, Prof. Squintani will deliver a set of recmmendations on how to improve the harmonisation practice by the EU institutions.

Laatst gewijzigd:26 februari 2023 11:43
View this page in: English